Kunstenaarsinitiatief of kunstcentrum?
Kunstenaarsinitiatief of kunstcentrum?
W139 en De Fabriek bestaan dertig jaar
Dertig jaar bestaan de twee oudste kunstenaarsinitiatieven van dit land: W139 in Amsterdam en De Fabriek in Eindhoven. Voortkomend uit de kraakbeweging in de vroege jaren tachtig waren ze ooit de werk- en presentatieplek voor een groeiende groep kunstenaars die geen atelier had en nergens kon exposeren. Is hun functie in dertig jaar veranderd?
Onder het gewelfde dak van een niet al te grote, betrekkelijk lage fabriekshal staat een houten frame. Florian de Visser heeft er zijn kartonnen kopieën van archiefbeelden van De Fabriek hoog in opgestapeld. Een toren van tastbare herinneringen, waarvan het karton bij de ontmanteling nieuw materiaal oplevert, symbolisch voor de manier waarop veel van de kunstwerken die in de afgelopen dertig jaar in De Fabriek werden gemaakt opnieuw zijn gebruikt voor volgende projecten. Zijn sculptuur Continuo: De Fabriek is een van de tien werken op de overzichtstentoonstelling Déjà-vu in de hal van kunstenaarsinitiatief De Fabriek, die verstopt ligt achter een rijtje arbeidershuizen, wat buurtwinkels en kantoren in het zuidwesten van Eindhoven.
Deze vier weken durende tentoonstelling is atypisch voor De Fabriek. Normaal gesproken dient de hal namelijk zo’n twee maanden als werkplaats, en is het uiteindelijke resultaat hooguit een dag of drie te bewonderen. Daarna wordt alles afgebroken en krijgt de volgende kunstenaar ruim baan. Geen publieksgericht beleid dus, maar eentje in dienst van de uitgenodigde kunstenaars, die er hun eigen werk ontwikkelen en – omdat er plek is voor meer kunstenaars tegelijk – elkaar ontmoeten. De Fabriek begon in Eindhoven op 31 maart 1980, toen veertig kunstenaars een voormalige sigarettenfabriek kraakten, met de bedoeling er ateliers te vestigen. Hoewel de ruimte daar niet voor geschikt was, werd hij wel eten gebruikt voor theater, muziek en filmvertoningen. Het idee van een werkplaats bleef bestaan: De Fabriek moest een plek zijn voor de productie van kunst. Er was veel ruimte voor experiment, anders dan in het gevestigde circuit van galeries en musea.
Een jaar eerder wilde in Amsterdam de jonge kunstenaar Ad de Jong niet wachten op zijn eerste tentoonstelling en zorgde ervoor dat hij kon doen wat hij wilde: in zijn eigen stad en eigen buurt exposeren. Samen met bevriende kunstenaars kraakte hij een voormalig theater aan de verpauperde Warmoesstraat en verbouwde het tot een ruimte voor kunst, films en (punk)muziek. Er werd doorlopend aan kleine projecten gewerkt en eens per jaar werd een grotere tentoonstelling georganiseerd, vooral voor een selecte groep bekenden en geïnteresseerden.
Tegenwoordig ontvangt W139 naast het vaste kunstpubliek een behoorlijke stroom toeristen en presenteert de uitstekend toegeruste ruimte zich als een plek voor kunstproductie en presentatie, vol, zoals ze zelf zeggen, ‘risico en experiment’.
In de eerste tien jaar na hun oprichting lijken beide initiatieven nog wel op elkaar. Beide komen voort uit een ontevredenheid over werk- en expositieplekken, fungeren als werkplaatsen waar experimentele kunst wordt ontwikkeld en worden gerund voor en door kunstenaars. Er spreekt een zeker idealisme uit, een drang om niet mee te gaan in de commerciële vlucht die de hedendaagse kunst in de loop van de jaren tachtig nam. Maar zoals veel bij initiatieven komt het voortbestaan na zo’n tien jaar op een breekpunt, wanneer de oprichters zich om wat voor reden dan ook terugtrekken. Ook De Fabriek en W139 zijn elk een andere kant opgegaan.
In 1989 is Ad de Jong de enige van de oprichters die verder wil met W139. De collectieve leiding werd opgeheven, en tot 1995 geeft hij als directeur leiding aan het initiatief. De Jong: ‘W139 wilde niet Aorta achterna, dat van een kunstinitiatief veranderd is in een galerie, waar niets nieuws te zien was. Het ging en gaat aan de Warmoesstraat om de snelheid, het vooruit werken aan iets nieuws. Polderen werkt in kunst zeer vertragend. En praktisch gezien komt collectief besturen neer op heel veel vergaderen en ruzie maken. Om toch die vaart te houden heb je een man of vrouw aan het roer nodig die de dienst uitmaakt.’
In Eindhoven gebeurt precies het tegenovergestelde. Als daar in 1991 de eerste generatie bestuurders vertrekt, maakt zij niet plaats voor een directeur maar voor een nieuw collectief bestuur. Deze bestuursvorm hoort bij De Fabriek, legt bestuurslid van de tweede generatie Yvonne Hamstra uit: ‘Een groep kunstenaars moet vanuit zijn eigen interesse bepalen welke kunstenaars er in De Fabriek komen werken. Onbezoldigd en altijd op democratie gebaseerd. Hoewel er wel eens de verleiding is geweest om te professionaliseren, zou dat het profiel van De Fabriek vernietigd hebben.’
Josef Blersch, sinds twee jaar voorzitter van inmiddels de derde generatie bestuursleden, vult aan: ‘Er is nu niemand die boven de rest staat. Eenmaal bij ons aan het werk is de kunstenaar de baas. Zodra er een baas is die ook nog eens betaald krijgt, ontstaat er baantjespolitiek en gaan er andere belangen meespelen. Daarom is de technische man in onze organisatie de enige die een salaris ontvangt. Verder geldt voor alle medewerkers: je geld verdien je met je gewone baan, je werk bij De Fabriek doe je uit liefde voor de kunst.’
De liefde voor de kunst vraagt om daadkracht, vindt Ad de Jong. En je komt pas vooruit in de kunst als er een visie is die radicaal kan worden doorgevoerd. In die overtuiging geeft hij in 1995 het stokje door aan Theo Tegelaers, die officieel de eerste kunstenaar-directeur wordt. Hij maakt W139 professioneler, door te snijden in het aantal medewerkers en van de overgebleven functies redelijk betaalde banen te maken. Om te vermijden dat het initiatief te veel vereenzelvigd wordt met zijn directeur, wordt afgesproken de positie om de vier jaar opnieuw in te vullen. Zo volgt in 1999 Jean Bernard Koeman als artistiek directeur, in 2002 Ann Demeester, in 2006 Gijs Frieling en in 2010 Tim Voss.
Matthijs de Bruijne, als bestuursvoorzitter bij W139 de afgelopen acht jaar betrokken bij de selectie van nieuwe directeuren, ziet W139 vanaf 2001 niet meer zuiver als kunstenaarsinitiatief. ‘W139 is sinds de directeurschappen zo gegroeid en geprofessionaliseerd dat het nog wel steeds om de kunstenaar gaat, maar nauwelijks nog een traditioneel kunstenaarsinitiatief genoemd kan worden. De komst van een zakelijk leider in 2001 heeft daar nog eens extra aan bijgedragen.’ W139 is met deze structuur verder verwijderd van een kunstenaarsinitiatief en meer opgeschoven richting een kunstcentrum. Van de artistiek directeur wordt verwacht dat hij of zij een eigen stempel op de instelling drukt, en wordt daar ook bewust op geselecteerd.
Hoe mooi dit ook klinkt, bij W139 moet er eerst nog een gigantische ruimte worden bedongen. Enige artistieke ervaring is daarvoor duidelijk een pre, vindt Gijs Frieling: ‘Aan de ene kant moet het vertrouwen in een kunstenaar maximaal zijn, aan de andere kant het respect ook weer niet te groot. De directeur werkt bij W139 intensief met de kunstenaar samen om het maximale uit zijn ideeën te halen. Maar als hij ziet dat dat gaat mislukken, moet hij ook durven en kunnen ingrijpen.’ De tentoonstellingen in de gigantische achterzaal van W139 gaan volgens hem dan ook ‘minstens zo vaak over de verschillende manieren waarop je een tentoonstelling kunt maken, als over individuele werken en kunstenaars.’
Aan een dergelijke curatorachtige reflectie op het tentoonstellen zelf waagt men zich in Eindhoven niet. Josef Blersch geeft aan in de toekomst vooral projecten te willen faciliteren op het grensgebied van beeldende kunst en disciplines als film, muziek en design zitten, maar ziet geen noodzaak tot een coherent artistiek inhoudelijke rode draad door de programmering van De Fabriek. Ook actuele ontwikkelingen in de hedendaagse kunst hebben maar tot op zekere hoogte invloed. Als ludiek commentaar op het de wildgroei aan kunstprijzen liep van 2006 tot 2008 de Altijd Prijs-Prijs, waarin ieder half jaar vijf kunstenaars de strijd aangingen en als beloning een uitgebreid commentaar ontvingen van een jury samengesteld uit vertegenwoordigers uit de kunstwereld. Maar verder sijpelen trends in de kunst hooguit binnen via de kunstenaars die bij ons werken, aldus Blersch.
Frieling sluit zich daarbij aan: ‘Als je alleen maar de nieuwste ontwikkelingen wilt volgen, loop je altijd ergens achteraan, vaak zonder goed te weten naar wie je precies luistert. Daarom geldt voor W139: de actualiteit moet je niet volgen, maar maken.’ Waarmee ondanks alle organisatorische en inhoudelijke verschillen een ding overeind blijft: de productie staat voorop. De centra willen er eerst en vooral voor de kunstenaar zijn, op wie ze ook na dertig jaar al hun vertrouwen vestigen.
Luuk Heezen studeert kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was het afgelopen halfjaar stagiair bij dit tijdschrift.
De Fabriek viert zijn jubileum met een jubileumtentoonstelling en een jubileumboek. W139 organiseerde eind 2009 al een jubileumtentoonstelling.
Luuk Heezen