metropolis m

Het mentoraat neemt een hoge vlucht in de Nederlandse kunstwereld (zie Sanneke Huisman,  ‘De kunstwereld in het klein’, in: Metropolis M Nr 3-2019) . Was het op praktijkervaring  gebaseerde coachingsmodel eerst voorbehouden aan de postacademische instellingen, nu duikt het in allerlei varianten ook steeds vaker op in het kunstonderwijs zelf. Liesbeth Bik gaat in gesprek met Willem de Rooij en Marie van Leeuwen over hun ervaringen met het mentorschap in het kunstonderwijs.

Liesbeth Bik

Startpunt van ons gezamenlijk hardop denken is de radicaal doorgevoerde verandering bij Artez, van Autonome Kunst naar BEAR, Base for Experiment, Art and Research: ‘een plek voor experiment midden in de maatschappij’. Studenten bij BEAR studeren kunst in een tutorgroep in een dynamische, ambitieuze, onderzoekende omgeving. Is dit vergelijkbaar met wat je ziet in veel Duitse academies waar je in een vroeg stadium al iemand kiest met wie je een aantal jaren werkt? Wat verstaan wij onder mentorschap? Wat zijn onze ervaringen met hoe we met andere kunstenaars werken? Als we niet spreken van mentoren, wat is het dan wel? 

Willem de Rooij

‘Het is belangrijk om termen te definiëren; hoe je iets benoemt stuurt de verwachtingen over wat je met elkaar van plan bent. Als je als jonge kunstenaar aankomt op een academie – en die academie noemt zich een school – dan kom je daar met bepaalde verwachtingen over wie daar werken. Want op een school spelen natuurlijk andere machtsverhoudingen dan op bijvoorbeeld een Rijksakademie of het Berlin Program for Artists (BPA). De Städelschule in Frankfurt is een reguliere kunstacademie, maar wij behandelen de studenten niet zozeer als mensen die kunstenaar aan het worden zijn. Wij vinden dat ze dat al zijn, al zijn ze misschien wat minder ervaren dan de professoren.’

Liesbeth Bik

Is het niet ook zo dat onderwijs in een kunstacademie meer geïnstitutionaliseerd is? Er zijn assessments; je wordt ‘langs de criteria van het curriculum gelegd’ en uiteindelijk worden studenten aan de hand daarvan beoordeeld, terecht of onterecht. Welke ruimte zie je daar? 

Marie van Leeuwen

‘In Arnhem is het meer in de vorm van gezamenlijk gesprek. Er is maar één beoordeling per jaar. In de tussentijd is er feedback op hoe de student zich ontwikkelt. Wij vinden dat een student zichzelf moet leren beoordelen; daar moet hij of zij zelf immers verder mee kunnen gaan. En we kijken naar zijn/haar ontvankelijkheid en receptief vermogen, omdat dat iets zegt over het vermogen om door te gaan als kunstenaar. Studenten werken in groepen bij elkaar onder een tutor, ongeacht wanneer zij zijn begonnen. Elke groep heeft een eigen dynamiek. Ik zie het graag als een octopus, waarin de armen zelfsturend zijn. Wanneer gewenst zoeken zij onderling de samenwerking. Dat betekent dat spreken met elkaar en luisteren heel belangrijk is. Door goed te luisteren leer je verder te gaan dan je eigen percepties. Het onderwijs bij ons gaat ervan uit dat de studenten het meest van elkaar leren. Ik zie dit groepsonderwijs als een soort Montessori op hbo-niveau. Het vraagt ook om een andere benadering van de docenten. Op een seminar in Spanje kwamen we met de socratische methode in aanraking, en we zagen dat hele jonge studenten die nog helemaal niets van kunst weten wel heel goed aan een gesprek konden deelnemen. Minstens zo goed als studenten die veel ouder zijn. Dat werd onze leidraad en basis.’ 

Liesbeth Bik

Hoe werkt dat in de praktijk?

Marie van Leeuwen

‘De groep bestaat uit zo’n vijftien mensen. Na de eerste acht weken wissel je van groep. Het eerste jaar ontdek je wat bij jou hoort. Je kunt later ook nog wisselen, maar dat gebeurt weinig.’

Willem de Rooij

‘Ik denk dat het heel vergelijkbaar is met Städelschule. Bij ons zitten er ongeveer twintig studenten in een klas die geleid wordt door één en dezelfde professor. Studenten melden zich voor een bepaalde klas en professor aan, en de professor kiest ook voor de student. Dit wederzijdse keuzemoment is belangrijk: het is het begin van een vertrouwensband. Op een Duitse school kan zo’n samenwerking wel vijf jaar duren en natuurlijk zijn er dan ook wel eens momenten waarop je elkaar even niet kunt uitstaan. Maar als je voor elkaar kiest, komt er ook een verbondenheid en een verantwoordelijkheid tot stand. Omdat studenten vooral veel van elkaar leren zie ik de rol van het instituut voornamelijk als “coördinerend”, om te zorgen dat mensen met elkaar in gesprek blijven, om de continuïteit te waarborgen en mensen binnenboord te houden.’ 

Liesbeth Bik

Is het geen probleem dat ontsnapping niet mogelijk is? Dat je jarenlang aan elkaar vastzit?

Willem de Rooij

‘Overstappen naar een andere groep kan altijd, maar gebeurt niet vaak. Ik vind het ook wel heel waardevol om met elkaar door een moeilijke tijd te gaan. We selecteren daar ook op, we kiezen de kandidaten waarvan we denken dat ze zo’n systeem op een productieve manier kunnen gebruiken. En als studenten tenslotte klaar zijn met school, dan verandert de verhouding weer.’ 

Liesbeth Bik

Ja, en dan kan je tot een ander gesprek of samenwerking komen, meer wederkerig. Er is dan ook ruimte voor kritische vragen aan jou. 

Willem de Rooij

‘De dynamiek binnen het programma is heel specifiek. Ook peer pressure speelt een enorme rol. Studenten ontwikkelen met elkaar een sociaal veld en daar komt veel bij wat zich niet gemakkelijk laat sturen of plannen.’ 

Marie van Leeuwen

‘Wij sturen aan op groepsdynamiek: wat kun je doen met elkaar? Waar sta ik? Door te luisteren leer je waarden opnieuw te vinden en nieuwe velden te ontwikkelen. We beleven nu het einde van de markt in de kunst. Waar komen de studenten terecht als de markt afbrokkelt? Hoe creëer je je een context? Dat is een lastige vraag en daar hebben ze ook elkaar voor nodig. Je moet leren om wegen en mogelijkheden te onderzoeken; dat is het tijdsgewricht waarin we zitten. Er is veel te lang vastgehouden aan het oude ideaal van de sterkunstenaar.’ 

Liesbeth Bik

Een aantal jaren geleden deed de Italiaanse onderzoeker en economisch historicus Stefano Baia Corioni met zijn studenten onderzoek op de Basel Art Fair. ‘De markt’ bestaat natuurlijk niet alleen uit art fairs en galeries. Kunstinstituten, musea, biënnales en documenta’s zijn ook een markt. Zij kwamen tot de conclusie dat er zo’n vijf à zes galeries wereldwijd zijn die een enorm intensief contact hebben met collectioneurs en musea. Ze vertegenwoordigen ongeveer dertig kunstenaars. De rest vormt, zoals hij nogal cru verwoordde, de dark matter. Dat zijn wij, ik, als ik voor mijzelf spreek. Het gaat natuurlijk om verschillende waarden, maar wat ik interessant vind, is dat op de academie ook een illusie in stand wordt gehouden dat je als kunstenaar speciaal bent, dat je in ieder geval geen dark matter bent. 

Willem de Rooij

‘Wij proberen dat beeld wel te ontzenuwen. Ik vind het belangrijk om het in mijn klas te hebben over verschillende kunstwerelden, niet dé kunstwereld. En dat er oneindig veel verschillende manieren zijn om kunstenaar te zijn. Dit gegeven was heel centraal toen ik in 2016 samen met Angela Bulloch en Simon Denny het Berlin Program for Artists (BPA) oprichtte. Dit programma is voor mensen die net van een academie komen en aan het begin staan van hun beroepsleven. BPA geeft heel specifiek handen en voeten aan diversiteit. Een nadeel van het reguliere Duitse onderwijssysteem is dat je soms wel vijf jaar lang aan één stuk met dezelfde professor werkt. Er komt niet vaak iemand anders voorbij. Alleen al daarom heb je de andere studenten hard nodig. Bij het BPA bezoekt een grote en diverse groep mentoren (meer ervaren kunstenaars die in Berlijn wonen) de jonge kunstenaars in hun studio én de jonge kunstenaars bezoeken ons in onze studio. We zien dus van elkaar hoe we werken. Bij de één kom je binnen in een bedrijf met wel dertig assistenten, bij de ander is de studio de keukentafel. Dit programma is óók bedacht voor mij en mijn collega-mentoren. Ik vind de studio een heel intieme plek. Als je iemand daar binnen laat, betekent dat heel veel. In het BPA stellen niet alleen de deelnemers zich kwetsbaar op, maar de mentoren ook. Daardoor ontstaat er een andere verhouding, een van meer wederkerigheid.’

Marie van Leeuwen

‘Ik was in Londen op bezoek bij de School of the Damned. Studenten in Groot-Brittannië moeten waanzinnig veel betalen, 10.000 of 20.000 pond, om een jaar een piepklein studiootje te krijgen. Een groot aantal jonge mensen die zagen dat studeren onbetaalbaar was, gingen het daarom zelf organiseren. Ze nodigden kunstenaars uit – veel van hen deden de bezoeken en begeleiding gratis – en ze organiseerden samen groepstentoonstellingen. Ik vind het een fantastisch idee dat je het allemaal zelf kan doen, buiten instituten om. En de kwaliteit van wat ze leren is er niet minder om.’  

Willem de Rooij

 ‘Toen we het BPA begonnen, vroegen we ons precies dat af: wat vinden we nou echt belangrijk? Wat is de basis van de uitwisseling? We willen dat jonge kunstenaars ervaren kunstenaars ontmoeten. En wij willen hen net zozeer ontmoeten, want we zijn nieuwsgierig naar hen.’

Liesbeth Bik

Hoe belangrijk is het lokale aspect van het BPA? 

Willem de Rooij

‘Het BPA werkt goed in Berlijn omdat er veel kunstenaars zijn. Het is een stad waar kunstenaars graag werken, al lange tijd. Het lokale is niet iets wat wij celebreren, integendeel. Maar door de enorme kritische massa en de hoge kunstenaarsdichtheid in Berlijn is er een economische werkelijkheid die het mogelijk maakt om dit zo te organiseren. In de afgelopen maanden hebben we online atelierbezoeken georganiseerd. We leerden dat je tijdens een lockdown virtueel toch bij elkaar kan komen, en hebben vervolgens contacten gelegd met kunstenaarsinitiatieven in Johannesburg, Teheran en Kumasi. Vooral ook om een tegengeluid te creëren op het moment dat het lokale zo op een voetstuk geplaatst werd. Wij opereren met of zonder lockdown vooral lokaal, maar we willen Berlijn wel promoten als een stad die openstaat voor de wereld.’ 

Liesbeth Bik

Het gaat niet zozeer om het lokale te vieren, maar om het versterken van de netwerken. Ik vind het interessant dat jullie je verbinden met andere lokale netwerken. Wat ik steeds terug hoor is het belang van samenwerken: elkaar helpen, en elkaar ‘tegenhelpen’ om verder te komen. Dit reikt verder dan puur lesgeven en creëert een versteviging van lokale en buiten-lokale netwerken waardoor mensen betere instrumenten en netwerken ontwikkelen om zich te redden in de wereld.

Marie van Leeuwen

‘We hebben vanuit Artez een relatie opgebouwd met Cittadellarte in Biella, Italië, opgezet door Michelangelo Pistoletto. We onderzoeken of we de opleiding ook deels daar kunnen laten plaatsvinden. Op een andere plek moet je ook een groep kunnen vormen en precies dat is ook het idee van Cittadellarte. Het gaat er vooral om de politieke drijfveer aan te boren van zo’n groep. Het gaat niet alleen om jezelf, om je eigen kunstenaarschap, het gaat ook om de vraag: waarom zit ik daar? Het was destijds ook de gedachte van “Bologna”,1 dat je overal naartoe kunt in Europa. Maar sindsdien is Europa een politieke speelbal en een soort fort geworden.’

Liesbeth Bik

Dat staat zo in contrast met diversiteit. Het wordt ontzettend tegengewerkt. Nederlandse en Europese studenten betalen ongeveer vijf keer minder dan niet-Europese studenten en moeten ook nog eens enorme bankgaranties laten zien. Voorheen volstond het een afschrift te tonen. Nu moet er een borg gestort worden die je pas aan het einde van de studie terugkrijgt. Dat is zo verschrikkelijk oneerlijk.

Willem de Rooij

‘Bij BPA betalen we de mentoren voor hun tijd en er is een klein stipendium voor deelnemers. De eerste vier jaar kregen we geld van de Kulturstiftung des Bundes en nu worden we door de stad Berlijn via publieke fondsen gesteund.’

Liesbeth Bik

Is het niet zo dat de School of the Damned of het BPA of de School of Missing Studies een alternatief bieden voor het reguliere onderwijs waartoe de toegang bemoeilijk wordt door bureaucratie, immigratiepolitiek en financieel beleid?

Willem de Rooij

‘Wij zijn er vooral mee begonnen omdat er in Duitsland een lacune was tussen de academie en het professionele leven. Nederlandse instituten als De Ateliers, de Rijksakademie en de Jan van Eyck Academie zijn internationaal uniek in hun succes als incubators of kickstarters. Dat waren belangrijke inspiraties voor het BPA.’ 

Marie van Leeuwen

 ‘Het is belangrijk dat mensen zich gaan organiseren om de instituten te laten zien dat het anders moet. Kleine organisaties zijn daarin heel belangrijk. Ook al krijg je dan geen diploma. Zo belangrijk is dat papier niet. Cittadellarte is ook een reactie op die onderwijsinstituten.’

Liesbeth Bik

Een diploma is misschien niet zo noodzakelijk om te opereren binnen de kunstwereld, maar het is wel nodig om een netwerk te hebben. Het is ongelooflijk belangrijk dat je iets opzet als je ziet dat je iets mist. Daarmee creëer je niet alleen een creatievere en intellectuele omgeving maar leer je ook de wereld beter kennen. Ook Pistoletto is begonnen vanuit het idee dat ‘the time has come for artists to take on the responsibility of establishing ties among all human activities’. Is het groepsgewijze mentorschap dat netwerken creëert en verstevigt voor jullie een antwoord op de logheid van het systeem?

Marie van Leeuwen

‘Ik wil dat mensen zich kritisch organiseren. Als je maar gezamenlijk optrekt en beseft dat je een gemeenschap bent die dingen kritisch ter discussie stelt en dat vertaalt naar actie. Dat betekent ook dat je kritisch bent over de bureaucratie, over de manier waarop economische principes worden gehanteerd. Het kunstonderwijs veranderen is een ongelooflijk traag proces. Je moet geduld hebben en tegelijkertijd rigoureus durven zijn om dingen door te zetten. En dat is wel heftig soms. Wij hebben in een jaar tijd alles omgegooid, dat ging niet zonder slag of stoot. Maar dat het in de twintig jaar daarvoor niet gelukt was, was ook een drijfveer. De belangrijkste taak nu is dat we het domein aan het veranderen zijn. We proberen met de kunst in de naden van de samenleving terecht te komen. Niemand weet precies hoe, maar het is wel belangrijk dat dat gebeurt. Als de politiek nu ook eens ronduit zou zeggen hoe belangrijk kunst en creativiteit zijn voor een samenleving en dat ruimhartig zou steunen.’

Liesbeth Bik

Het zou vanzelfsprekend moeten zijn. We hebben andere manieren van denken nodig, andere woorden ook, omdat het huidige denken ons, de samenleving, in de problemen heeft gebracht. Je zou willen dat je in de politiek zo kunt ‘omdenken’ dat het verder gaat dan gunnen, dat anders denken de ambitie wordt vanuit het inzicht dat het noodzakelijk is. MIT (Massachusetts Institute of Technology) is opgezet door het technisch-militaire apparaat. In de jaren zestig zijn daar de kunsten en menswetenschappen ingebracht, omdat het technisch-militaire apparaat dreigde door te schieten in objectivering en data. De studie naar het menselijke werd gemist. Dit voorbeeld toont dat je altijd alert moet zijn, altijd vooruit moet kijken.

Willem de Rooij

Om tot een mooiere manier van oorlogvoeren te komen.

Meer info:

www.berlinprogramforartists.org

www.bear.artez.nl

1 De Bolognaverklaring is een beginselverklaring om een beter vergelijkbaar, compatibel en samenhangend systeem voor Europees hoger onderwijs in te voeren, ondertekend door 29 Europese ministers van Onderwijs in Bologna op 19 juni 1999.

Liesbeth Bik

is beeldend kunstenaar en deel van het kunstenaarsduo Bik Van der Pol

Recente artikelen