metropolis m

Moe van de didactiek van veel politiekcorrecte kunst kiest Nat Muller voor het belang van het affect bij het doen van keuzes.

Stel je een van de betere supermarkten voor: in de gangpaden klinkt gedempte muziek, de producten liggen stralend, vers en uitnodigend op de planken onder helder (maar niet steriel) neonlicht. Je wandelt er met je karretje langs, genietend van een kopje fair trade espresso, terwijl je de waren controleert op houdbaarheidsdatums, ingrediënten en plaats van herkomst en productie. Als kritische consument geeft het jou een goed gevoel dat je aankoop gebaseerd is op een degelijk onderbouwde beslissing. Je winkelt met plezier, je staat immers ‘aan de goede kant’ en dat geeft je een moreel gevoel van welbehagen waardoor je avondeten opeens veel lekkerder smaakt. Het verhoogt je besef een bewust en geëngageerd consument te zijn: het geeft je, althans voor je eigen gevoel, een besef zelf iets te hebben bijgedragen. Maar heb je werkelijk het product gezien en geproefd zoals het is: de smaak, de geur, de versheid en de kleur? Of vind je het alleen maar goed omdat het volgens de verhalen een verantwoorde, gezonde en onderbouwde keuze is?

Dit lijkt misschien een politiek incorrecte opmerking over onze dagelijkse boodschappen, maar ik besef dat onze keuzes van belang zijn, ik steun fair trade en organische landbouw van harte. Het voorbeeld is bedoeld als een gedachte-experiment waarbij een analogie met de kunstwereld of kunstmarkt ver gezocht lijkt, maar niet is. Immers, gaat de bezorgdheid over politieke correctheid in de kunst de laatste tijd ook niet te ver? In 2006 constateerde Claire Bishop dat de kunstkritiek vaak geen oordeel geeft over de artistieke waarde van sociaal geëngageerd werk, omdat ‘de nadruk wordt verlegd van de ontregelende specificiteit van een bepaald kunstwerk naar een universele reeks morele voorschriften’.1 Misschien vormt bovenstaand voorbeeld een aanleiding om de gedachten weer eens te laten gaan over het exegetische, soms zelfs didactische vertoog dat veel ‘geëngageerde’ en ‘documentaristische’ kunst begeleidt, zowel op het niveau van de productie als van de receptie. In sommige gevallen overschaduwt het belang van deze sociaal-politieke vertellingen andere aspecten van het artistieke maakproces zoals esthetiek en vorm, of schuift het deze naar de tweede plaats of zelfs helemaal uit beeld. Dat is onmiskenbaar een verschraling, want het beperkt de veelheid van registers waarin kunst actief kan zijn. Je zou kunnen stellen dat de huidige omstandigheden en problematiek in de kunst om helderheid en krachtige richtlijnen vragen, maar als dit tot betekenisverlies leidt wordt de speelruimte van de kunst wel erg klein.

Dit is geen aanklacht tegen kunst die zich inlaat met politieke en sociale thema’s, integendeel, het is een poging om affect als mogelijk kritische positie en vertrekpunt te definiëren voor artistieke productie en tentoonstellingen. Affect wordt door theoretici als Brian Massumi en Judith Butler omschreven als een ‘primaire, lichamelijke reactie die voor het bewustzijn uitgaat’ en niet in taal kan worden gevat.2 Affect is in die zin altijd heel persoonlijk, terwijl emoties en gevoelens onderdeel uitmaken van, en deels bepaald worden door een sociale context.3 Affectieve reacties vinden, ook al zijn ze onbewust, plaats in een sociaal en perceptueel kader. Het zijn zogezegd de onderbuikreacties die optreden voordat er een proces van cognitieve rationalisatie plaatsvindt, of een bewust sociaal machtsevenwicht ontstaat. Zo kan affect worden beschouwd als een andere manier om kennis te verwerven en uit te dragen: een manier die de vooraf bepaalde ethische context overstijgt en ons ertoe aanzet grenzen te overschrijden en anders te gaan waarnemen. Het wordt wat dat betreft tijd om tegen de heilige huisjes te schoppen in plaats van steeds bij dezelfde ‘open deuren’ terecht te komen.

Een esthetiek van het affect is erop gebaseerd dat het onderwerp je na staat, en gaat daarom in tegen het idee van de veilige afstand, tegen het voorzichtige, over-gecontextualiseerde ‘om de hete brei heen draaien’. Het vraagt om een immersieve en lichamelijke benadering als basis voor verschillende vormen van representatie en interpretatie. Omdat fysieke gewaarwordingen altijd specifiek zijn, sluiten ze het universele uit en vragen om de volle aandacht en een volledig engagement. Hier past geen voorgeschreven objectiviteit en kan het blikveld juist worden geopend voor dingen die misschien niet altijd even geaccepteerd zijn. Op haar beurt maakt de lichamelijke aanwezigheid een herziening noodzakelijk van vorm/concept en medium: als kunst zich afspeelt op een vlak waar complexe en tegenstrijdige betekenissen naast elkaar kunnen bestaan, moeten deze ook in al hun vertakkingen tot uiting komen. Onze werkruimtes, woonkamers en openbare ruimtes zijn al doordrongen van het regiem van de eendimensionale boodschap met zijn ‘laatste nieuws’ en ‘infoblieps van één bite’, maar we zouden onze kunstruimtes hier zeker niet door moeten laten overheersen.

Dat klinkt misschien utopisch, maar zou het niet leuk zijn zich een einde voor te stellen van de consensuspolitiek in de kunst en daarbuiten? Affect zou een subjectieve basis kunnen vormen voor de verbinding van een sterke politieke positie met een artistieke positie en zou zo tegenwicht kunnen bieden aan de steeds grotere instrumentalisering (lees: bruikbaarheid) van kunst op instigatie van derden (subsidiegevers, overheden, artist-in-residency-programma’s etc.), waarbij de kunstenaar de rol op zich neemt van sociaal werker, conflictbemiddelaar, antropoloog, journalist of diplomaat. Want wat stelt de kunstenaar voor als hij / zij vooral bezig is de subjectiviteit van anderen vast te leggen, te documenteren en te produceren? Welke rol neemt de kunstenaar aan ten opzichte van het publiek?

Affect biedt op zijn minst een uitweg als de ruimte van de supermarkt te beknellend wordt en we – bijna stikkend in de bewuste consumptie – niets vinden dat we mee naar huis willen nemen. Zowel voor de winkeltocht als de kunstervaring dient afwijzing of omweg altijd een optie te blijven.

Nat Muller is onafhankelijk curator en criticus, wonend en werkend in Rotterdam en het Midden-Oosten.

vertaling: Arjen Mulder en Maaike Post

1. Claire Bishop, ‘The Social Turn: Collaboration and its Discontent’, in Artforum www.artforum.com/inprint/id=10274 (voor het laatst bezocht op 28 september 2009).

2. Judith Butler, ‘Survivability, Vulnerability, Affect’ in Frames of War: When is Life Grievable, Verso, Londen 2009, pp. 33-62.

Brian Massumi, ‘The Autonomy of Affect’ in Cultural Critique, 31 (1995) 2, pp. 83-109.

3. Zie voor een heldere beschrijving Eric Shouse, ‘Feeling, Emotion, Affect’ in M/C Journal Vol. 6, No. 8, december 2005. http://journal.media-culture.org.au/0512/03-shouse.php (voor het laatst bezocht op 28 september 2009).

Nat Muller

Recente artikelen