metropolis m

Naakt en erger

Wat is het naakte leven en waarom is het zo’n populair onderwerp in de kunst ? Een omzwerving langs enkele voorbeelden levert een breed scala aan betekenissen op, van een maatschappijkritiek, een zoektocht naar de essentie van het bestaan tot een sociaalpsychologisch droom of angstbeeld.

1. Een beetje Agamben

Sinds Giorgio Agamben is ‘het naakte leven’ zijn onschuld kwijt. Dachten we dat de term stond voor het leven pur sang, onopgesmukt, onbeschermd en kwetsbaar, bij deze Italiaanse filosoof is het begrip ingezwachteld in een diepgravend filosofisch discours, dat je steeds verder wegvoert van het laatste greintje naaktheid dat je soms, op een onbewaakt ogenblik, in jezelf meent waar te nemen.

Voor Agamben is het naakte leven niet iets natuurlijks of biologisch, het is geen hippie-achtig puur natuur, maar het resultaat van een politieke strijd, waarbij de heersende macht haar burgers alle rechten ontneemt. Het concentratiekamp dient Agamben daarbij als model. Ingezetenen in dit kamp leven buiten de wet en buiten het recht, maar onder de macht van de machthebber. Ze kunnen zomaar worden gedood. Volgens Agamben is deze situatie inmiddels meer regel dan uitzondering. Hij noemt het concentratiekamp het politieke paradigma van de moderne tijd.

Sommige schrijvers in deze Special menen dat er niet over het naakte leven te spreken valt zonder te verwijzen naar Agamben. Hij wordt aangehaald om stelling te nemen tegen het gebruik van de term door Roger M. Buergel, de nieuwe documentaleider, die het naakte leven in een beknopte tekst heeft uitgeroepen tot een van de grote leidmotieven van de komende documenta. Nu is Agambens denken zeker aanwezig in Buergels tekst, maar de Italiaanse filosoof is niet alomtegenwoordig. Buergel schrijft: ‘Het naakte leven heeft een apocalyptische en duidelijk politieke dimensie (zoals martelingen en concentratiekampen dat staven), maar ook een lyrische of zelfs extatische – een vrijheid om nieuwe en onverwachte mogelijkheden te beleven (in menselijke relaties, maar ook in onze relatie met de natuur of, meer algemeen, met de wereld waarin we leven). Hier en daar lost kunst de radicale scheiding tussen pijnlijke onderwerping en blijde verlossing op.’ Volgens Buergel is er ook naakt leven buiten Agambens concentratiekamp. Hij is niet de enige die zo denkt.

2. Divers naakt

Het is mei 2006. In de 4. berlin biennale staat de mens centraal. Zijn leven, zijn falen, zijn lijden. Ik noteer uit de catalogus:‘Op een bepaalde manier is het een tentoonstelling over het leven, maar dan gereduceerd tot zijn simpelste elementen: je wordt geboren, je leeft en daarna ga je dood.’ – curator Maurizio Cattelan

Misschien strikt genomen geen ‘naakt’ leven, is het getoonde wel zo rauw en puur dat de naaktheid akelig dichtbij komt. Meest duidelijk blijkt dat in de fotoserie Spiritual Midwifery Rush (2005) van Corey McCorkle, waarin de kunstenaar volstrekt onverhulde opnames van de geboorte van zijn zoon toont. Toch is het niet zozeer de naaktheid van de geboorte die indruk maakt en je voert naar wat de kern van het naakte leven genoemd kan worden, dat doet vooral het beeld van verlatenheid van de baby die de vanzelfsprekende band met de moeder doorgesneden ziet worden, om niet te spreken van de vader die meer belangstelling blijkt te stellen in de productie van een kunstwerk.

In Berlijn wordt het wordt het leven van na de geboorte gepresenteerd als een harde overlevingsstrijd, waarin de mens elke met moeite verworven vorm van beschaving, in een oogwenk weer kwijtraakt. Of het nu door dronkenschap komt (Gillian Wearing), lust (Nathalie Djurberg), of onberedeneerde agressie (Bruce Nauman), de ondertoon van de tentoonstelling is er een van voortdurend verlies, alsof de mens niet zozeer naakt wordt geboren, maar vooral naakt sterft, zo hij niet onderweg al door god en gebod verlaten is. In de catalogus spreken de curatoren enigszins gedeprimeerd over het leven als een alsmaar uitgesteld ‘tragisch einde’.

Als om die woorden kracht bij te zetten krijgen we aan het einde van de tentoonstelling, om de hoek bij het kerkhof, een naar kots stinkend drugsappartement gepresenteerd, dat op manische wijze door Kai Althof en Lutz Braun is vol geschilderd. Het kost weinig moeite zich hier een beeld te vormen van het tragische leven van de bewoners, de buiten elke orde en bescherming geplaatste verslaafden, die continu verwijlen op de rand van leven en dood, lijden en extase.

3. Expeditie Robinson

Verlies aan beschaving als de kiem van alle opspelende naaktheid, je hoeft geen Agamben te heten om daar een maatschappelijke trend met politiek potentieel in te herkennen. Veel kunst haakt er handig op in, zonder zich er overigens eenduidig over uit te spreken, zoals bijvoorbeeld blijkt bij Bruce Nauman (groothandelaar in naakt leven) of Olaf Breuning in de video Group uit 2001 (onlangs te zien op Impakt: mannen spoelen aan als beest, werpen het dierzijn van zich, om vervolgens als mens elkaar de hersens in te slaan). Veel van dit soort kunst blijft beperkt tot een registrerende weergave van gestripte levens, beestachtig gedrag, bloederig sadisme, ongebreidelde agressie, in een poging dieper door te dringen tot de vermoedelijke kern van ons bestaan. Maar een grondige reflectie blijft uit, waardoor de tentoongespreide naaktheid even fataal als vermakelijk wordt. Het is aapjes kijken in deze kunstzinnige variant van Expeditie Robinson en Bobo’s in the Bush – de ‘wild life’-programma’s van de commerciële televisie, waarin naarstig op zoek gegaan wordt naar het laatste sprankje authenticiteit dat er in een volkomen kunstmatig bestaan te ontdekken valt.

Zou de zucht naar authenticiteit ook een verklaring zijn voor de opkomende populariteit van het naakte leven in de kunst? Naaktheid als een kostbaar schaars goed in een volkomen artificieel bestaan? Spreekt hieruit een verlangen naar de bevrijding van alle mogelijke balast – louterend, zuiverend, puur en wezenlijk? Zeker is dat bij de concentratie op het naakte bestaan bijna als vanzelf afstand genomen wordt van de meer op de maatschappij gerichte omgang in kunst van de afgelopen jaren. Sociale problemen verdwijnen naar de achtergrond als het levende subject alle aandacht opeist. Vergeet het poststructuralistische gedram over omgevingsfactoren (context), vergeet de gefragmenteerde identiteiten die zich vestigen in taal; de betekenis van het leven wordt weer eerst en vooral in het vlees gezocht. De mens is weer het lichaam waar beschaving en cultuur maar moeilijk grip op lijken te hebben.

Het is een rare gewaarwording. Kunst als de verkondiger van de vleeswording van de geest in een intussen volkomen gedigitaliseerd bestaan. Je kunt je afvragen waar dit existentialisme op dit moment in de tijd op wil wijzen. Wordt er misschien iets gecompenseerd dat te weinig aandacht heeft gehad in de voorbije jaren? Het roept in ieder geval de vraag op of de interesse in het naakte leven soms een romantische agenda heeft, die zich keert tegen elke buiten de eigen existentie liggende complicering van het leven. Bij veel ‘naakte’ kunst kun je bijna niet om die conclusie heen. Bij veel ‘naakte’ kunst, of het nu de dronkemannen van Gillian Wearing zijn, de wilden van Breuning of de seksverslaafden van Mühl, kun je niet om die conclusie heen. Het werk is ironisch, cynisch en fatalistisch in de wijze waarop het uitdraagt dat het eigenlijk heel prettig is om te weten dat er zoveel aap in ons schuilt. Het ontslaat ons van een hoop lastige verplichtingen jegens onszelf, de anderen en de samenleving in haar geheel, en het levert bovendien een hoop plezier op. Waarom niet profiteren van onze levensdrift? Kunstenaars zijn vaak de eersten om elke opspelende moraliteit in hun werk te ontkennen. Zij constateren slechts wat het leven is, in al zijn naaktheid.

4. Getuige en verlosser

Giorgio Agamben stelt weinig interesse in een schets van het naakte leven zelf, want dat is nu eenmaal ‘naakt’ en dus per definitie ongearticuleerd. Voor hem is het naakte leven niet het product van een existentieel drama dat, zo wil de kunstgeschiedenis ons graag doen geloven, van alle tijden is maar product van een almachtig politiek systeem. Niet de mens is onderwerp, maar de manier waarop een burger door de heersende macht alle rechten ontnomen wordt. Het naakte leven is het product van een welbewuste handeling, geen kwestie van het lot.

Voor de kunst ziet hij een andere rol dan te roeren in het existentialistische potje en op sappige wijze kond te doen van een uitgekleed bestaan. Liever ziet hij de kunst optreden als getuige die rapporteert over het concentratiekamp, in een poging ons opmerkzaam te maken. Kunst wordt in die opvatting een soort inspecteur van het naakte leven, in lijn met wat de laatste jaren vaker te zien is geweest op grote tentoonstellingen – denk aan Alfredo Jaar die rapporteert over Ruanda (2001), Zarina Bhimji die op ijzingwekkende wijze martelkamers in Oeganda (2002) filmde, of Ronald Ophuis met zijn scènes uit Srebrenica, onlangs nog te zien in Gouda (2005). In Berlijn zou Agamben wellicht gecharmeerd zijn geweest van het drugsappartement van Kai Althof en Lutz Braun, en vooral van Pawel Althamer die zich in het kader van de tentoonstelling ontfermde over een uitgeprocedeerde vluchtelingenfamilie, zonder verblijfstatus, geld of huis, zich bevindend in een illegaal niemandsland, zwervend op straat.

Deze voorstelling van het naakte leven gaat de kunsttheoreticus Boris Groys veel te ver. In zijn essay Kunst in het tijdperk van de biopolitiek: van kunstwerk naar kunstdocumentatie wijst hij erop dat het naakte leven per definitie niet gerepresenteerd kan worden, dus ook niet door het concentratiekamp. Groys: ‘Kunst kan over het leven in het concentratiekamp berichten, ze kan het documenteren, maar ze kan het niet tot aanschouwing brengen.’ Juist het leven in het concentratiekamp gaat ons voorstellingsvermogen compleet te boven. Ik denk dat iedereen het daar wel mee eens is, inclusief genoemde kunstenaars.

5. Lichtflits

En zo zitten we aan het einde van deze omzwerving langs enkele voorbeelden van naakt leven in de kunst weer met lege handen. Heen en weer geslingerd tussen existentieel drama en politieke strijd weten we eigenlijk maar een ding zeker: het naakte leven in strikte zin valt niet te representeren. Wanneer aangekaart reikt het niet verder dan een symbolische aanduiding, een omcirkeling, een hint. Groys suggereert in zijn tekst, als oplossing voor het dilemma, dat kunst het naakte leven zou kunnen evoceren, in plaats van het te representeren.

Buergel, net als vele kunstenaars voor hem, ziet weer andere mogelijkheden. Hij omschrijft zich als een generalistisch bruggenbouwer, die in zijn kritische perceptie van het bestaan kunst en leven, Apocalyps en extase, heden en verleden bij elkaar wil brengen, in een tentoonstelling die een heel scala aan kunst omvat, door de geschiedenis heen, vanuit alle windstreken. Voor hem is het naakte leven episch en intiem, eerder alles dan niets.

In de krant lees ik een stukje over Francesca Woodman, de fotografe die zich op 22-jarige leeftijd van het leven beroofde, en die Buergel eerder prominent in tentoonstellingen heeft geëxposeerd. Marianne Vermeijden schrijft in de NRC hoe Woodman zich fotografeerde als ‘fossiel, als schaduw, als lichtflits’. ‘Ze is op haar beelden fysiek bijna al om de hoek verdwenen(…).’ Haunting images, noemt Vermeijden de foto’s.

De niveaus waarop dit werk naakt leven evoceert, zijn talrijk. Niet alleen in technisch opzicht, de fotografie die Woodman imiteert in een spel met licht op haar lichaam, op papier, op broze sculptuur, maar ook in de handelingen die een sociaalculturele weerslag hebben. Er kleeft aan het werk inmiddels een niet te negeren autobiografisch aspect, door haar vroege zelfverkozen dood, maar de feeërieke transparantie hoeft niet enkel als eindpunt geduid te worden. Het is evengoed een begin, die zich hier in licht en ruimte voltrekt. Uiterst kwetsbaar weliswaar, zoals dat hoort bij een geboorte. Het verdwijnen is evengoed een verschijnen.

In lijn met Woodman die de naaktheid onderdeel van alles maakt – het werk, de materie en de handeling – probeer ik een voorbeeld te vinden van kunst die het naakte leven evoceert, overeenkomstig de strengste definitie van het begrip. Mij schiet maar één werk te binnen, van Franz Pomassl tijdens Manifesta 2 in Luxemburg in 1998. Het geluidswerk in de donkere kelder was knalhard, verzengend, totaal. Er was geen ontsnapping mogelijk. Overal was het geluid dat zich door jou bewoog als een agressieve golf die elke molecuul in de greep nam, en volgens zijn sinus in beweging bracht, heftig trillend. Buiten dat was er niets meer, geen zicht, geen gehoor (het geluid was letterlijk oorverdovend), geen herinnering, geen zelf, niets. Alleen die trilling overal doorheen. Het verbaast me nog altijd dat ik de uitgang heb weten te vinden.

Nu, zoveel jaren later weet ik nog precies wat het werk was en wat het met me deed, maar niet wat het te betekenen had. Het schijnt de pointe te zijn van het naakte leven: te ontsnappen aan elke duiding. Alleen maar zijn.

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen