metropolis m

Nederlands Paviljoen: Fiona Tan

Fiona Tans internationale carrière nam een vlucht toen zij door Okwui Enwezor op Documenta 11 werd gepresenteerd als een kunstenaar die identiteit en afkomst op een even politieke als poëtische wijze aan de orde weet te stellen. Deze zomer zal haar tentoonstelling in het Nederlandse paviljoen, getiteld Disoriënt, mogelijk aantonen dat Enwezor gelijk had.

Dat Fiona Tan (1966), geboren in Indonesië uit Chinees-Australische ouders en woonachtig in Amsterdam, van gemengde afkomst is, wordt in vrijwel iedere tekst over haar werk genoemd. Niet vreemd, want als zelfverklaard professional foreigner onderzoekt zij in veel van haar werken het anders-zijn. In Facing Forward (1999), het werk waarmee zij in 2001 deelnam aan de hoofdtentoonstelling van de Biënnale van Venetië, slaagt zij erin om met archiefbeelden van antropologische en ethnografische films de blikrichting om te draaien en de geportretteerden naar ons te laten kijken. In Provenance, het werk dat zij in 2008 voor het Rijksmuseum maakte en dat ook te zien is in Venetië, richt zij de blik op de ongeziene en onbeschreven, of zelfs vergeten, geschiedenis van de Rijksmuseumcollectie en Amsterdam. Door te kijken naar anonieme portretten van kleine meesters weet ze een nieuwe (subjectieve) geschiedenis te creëren van haar woonplaats. De portretten van Amsterdamse mensen tonen aan hoe fragiel en persoonlijk gekleurd herinneringen zijn, niet alleen in de context van de geschiedenis, maar ook van ons eigen verleden. Het is een onderwerp dat in Rise & Fall, een van de nieuwe werken voor het Nederlandse paviljoen, eveneens aan de orde komt.

Het titelwerk van Tans presentatie in Venetië, Disoriënt, staat in het teken van de betekenis van het dertiende-eeuwse Venetië als poort naar het Oosten en haar beroemdste inwoner Marco Polo. Polo’s historische heldenstatus hangt nauw samen met zijn verblijf aan het hof van Koeblai Khan, de grote Mongoolse heerser, maar, zegt Tan: ‘Tegenwoordig leest zelden iemand zijn boek Il Milione meer. Toen ik het boek las, vielen mij zaken op waarover je in het hedendaagse beeld dat rond zijn persoon is gevormd, niets terug vindt. Il Milione beschrijft niet alleen zijn verblijf aan het hof, maar ook de reizen van en naar het Oosten. Het is net een koopmansgids: saai en droog, waarbij Polo alleen oog heeft voor wat er te koop is.’

Tan verbindt de dertiende-eeuwse handelsmacht van Venetië met Edward Saïds oriëntalisme: het onvermogen van het ‘Westen’ om zich werkelijk te verplaatsen in het wezen van het ‘Oosten’. Marco Polo’s reisverslag wordt daarmee door Tan naar onze eigen tijd vertaald. Ze wijst niet alleen op de eeuwenlange eenzijdige beeldvorming van het Oosten door het Westen, maar benadrukt ook dat het Westen ‘gedesoriënteerd’ is geraakt. De Westerse overheersing – koloniaal, economisch en intellectueel – en het daarmee samenhangende wereldbeeld is door de globalisatie onder vuur komen te liggen. Hierdoor is zowel het westerse beeld van de oriënt ontmanteld als de positie van het Westen in de wereld.

Met Disoriënt beweegt Tan zich dialectisch en tegelijkertijd intuïtief door tijd, plaats en herinnering. Op persoonlijk vlak verweeft ze haar eigen positie als professional foreigner met die van Marco Polo, als de eeuwige buitenstaander, noch thuis in de Oriënt, noch in zijn geboortestad. Ook aan de Biënnale zelf wordt in het werk gerefereerd. De verzameling oosters aandoende objecten, die in Disoriënt voorbijkomt, verwijst naar de rijkdom van het dertiende-eeuwse Venetië als doorvoerhaven voor oosterse waren. Maar het refereert evengoed aan het westerse idee van cultuur als handelswaar: de Biënnale als een plek vol ontheemde ideeën en objecten.

Erik van Tuijn

Recente artikelen