Off Limits: 40 x Artangel
Een decennium Artangel wordt gevierd met de publicatie van Off Limits: een lijvig en rijk geïllustreerd boek. Naast zeven essays en een interview met de twee directeurs, James Lingwood en Michael Morris, biedt Off Limits een overzicht van de veertig kunstprojecten die Artangel in de afgelopen tien jaar heeft gerealiseerd. De projecten zijn niet chronologisch gedocumenteerd, maar onderverdeeld in vijf thematische clusters: Motion, Past, Navigation, Pulse en Time, ieder voorzien van een inleidend essay. Naast de uitgebreide beelddocumentatie, aangevuld met een fragment uit een indertijd verschenen recensie, hebben zowel de kunstenaars als de producenten hun herinneringen aan de projecten op papier gezet.
Artangel, een al in 1985 door Roger Took opgericht productiebureau voor kunst, staat symbool voor het veranderende kunstklimaat van de jaren tachtig. Terwijl kunstenaars steeds vaker de publieke ruimte opzochten, trok de museale conservator zich terug binnen de muren van het instituut. Een nieuw soort curator sprong bij en groeide uit tot producent, facilitaire dienstverlener en inhoudelijke sparringpartner van de kunstenaar. Hij was degene die in een creatief samenwerkingsproces met de kunstenaar losse producties ging realiseren, veelal op locatie.
Wat toen gold als een alternatieve en experimentele vorm van kunstproductie, is inmiddels een frequent nagevolgd model. Ook Artangel is geprofessionaliseerd en geïnstitutionaliseerd. De tweemansorganisatie (Lingwood en Morris namen in 1991 het roer over) is uitgegroeid tot een geolied productieapparaat met een vaste staf van acht personen, structurele subsidie van het rijk aangevuld met sponsorgelden van multinationals als Bloomberg, en met mediapartners als Time Out en The Times (een garantie voor op zijn minst twee goedgezinde recensies). Naast de productie van gemiddeld zes projecten per jaar is er ook nog Artangel Publishing en Artangel Media.
Ondanks de uitbreiding en professionalisering, is het directeursduo trouw gebleven aan de grondbeginselen van de organisatie: ‘to commission and support new public art works in unusual locations.’ De lijst van ongebruikelijke locaties is indrukwekkend: een leegstaande bioscoop waar de grandeur van voorbije tijden nog in iedere hoek aanwezig is (Melanie Counsell), het laatste huis in een straat waar de rest al was gesloopt (Rachel Whiteread), een metrostation (John Berger/Simon McBurney) en zelfs een heel dorp (Jeremy Deller). Er zijn projecten waarin de stad en de ervaring van de stedelijke omgeving als vertrekpunt dienen, zoals Janet Cardiffs audio-walk, Richard Wenthworths project waarin het publiek de kunstenaar kan volgen op zijn jarenlange expedities door zijn woonwijk King’s Cross en Scanners audio-performance in een touringcar door Londen.
Voor alle Artangel-projecten is het uitgangspunt een onderzoek naar het ontstaan van betekenis in de relatie tussen kunstwerk en locatie, de wederzijdse beïnvloeding en uiteindelijk de ervaring van dit proces door het publiek – een proces waar Lingwood graag aan refereert in termen van relational aesthetics. Zowel de kunstenaars als Morris en Lingwood herinneren in Off Limits veelvuldig aan dit proces en benadrukken herhaaldelijk de artistieke meerwaarde van de locaties. Toch zijn er ook projecten waarbij je kunt twijfelen aan de toegevoegde waarde van de locatie. Na het bijwonen van de vertoning van Steve McQueens tweeluik Carib’s Leap/Western Deep (2002), was mijn conclusie dat de keuze voor een leegstaande, ondergrondse bioscoop nauwelijks een extra dimensie toevoegde. Het was eerder nadelig voor de presentatie van het werk. Behalve dat het ongemakkelijk zitten was op de betonnen vloer, begaf de speciaal geïnstalleerde projector het regelmatig, wat het kijkcomfort en de presentatie van het werk niet ten goede kwam. Ook in Atom Egoyans project Steenbeckett (2002) leek de relatie tot de locatie arbitrair en zelfs wat plichtmatig. Voordat de bezoeker John Hurts prachtige opvoering van Samuel Becketts monoloog Krapp’s Last Tape konden zien, moesten zij zich een weg banen door een donker doolhof van gangen en trappen. Op zich een onnodige uitbreiding, naar mijn mening. Maar de ware tour de force was de installatie in de aangrenzende zaal, waar de totale lengte aan filmmateriaal via spoelen en tandraderen door de ruimte geleid werd, aangestuurd door één oude Steenbeck.
Zowel de twee artistiek leiders als de kunstenaars benadrukken dat Artangel gedurende de voorbereidingen niet alleen te werk gaat als facilitair bedrijf, geldschieter en uitvoerend producent, maar dat er een hoge mate van artistieke input en dialoog is, of zoals Lingwood het noemt: creatieve editing. Helaas wordt er in de documentatie van de projecten, noch door de kunstenaars noch door Lingwood en Morris, in detail ingegaan op dit proces. De korte verslagen voeren zelden verder dan de intentie van de kunstenaar, anekdotes, wederzijdse complimenten of praktische details in de realisatie, terwijl de tegenstelling van de drie perspectieven (concept van de kunstenaar, praktische uitvoering door de producent en uiteindelijke ervaring door het publiek) een mooie formule had kunnen bieden om iets van deze wisselwerking inzichtelijk te maken. Een gemiste kans, omdat juist dit traject van ‘trial and error’ niet alleen inzicht biedt in de praktijk van de kunstenaars, maar ook in de ideologische positie van Artangel.
In tien jaar is niet alleen Artangel, maar ook de publieke ruimte veranderd. De commercie bepaalt in toenemende mate het karakter van de publieke ruimte, en wat eens een plaats was voor maatschappelijke en sociale interactie, is nu meer en meer een ruimte om te verkopen. Off Limits laat zien hoe Artangel hierop heeft ingespeeld door zich te ontwikkelen tot een mainstream instelling die zich zonder problemen voegt naar het corporate landschap van de kunstindustrie. Met catchy slogans (fear to tread), glossy publiciteitsmateriaal en professionele mediacampagnes wordt het grote publiek gemobiliseerd. Hierin verschilt Artangel weinig van bijvoorbeeld de Tate. De ongebruikelijke locaties die eens een alternatief podium boden voor het museumcircuit, lijken daarom in de recente projecten van Artangel steeds meer een extensie van dat institutionele bestel. Perfect geproduceerd en goed in de markt gezet.
Het ontbreken van een kritische reflectie op deze positieverschuiving van Artangel geeft te denken. Het is duidelijk niet de opzet van de samenstellers geweest om met Off Limits de projecten in een kunsthistorische context te plaatsen of ze als casestudy te gebruiken om kritische vragen te stellen over de ideologische positie van kunstenaar en producent in de openbare ruimte. Het perfect geproduceerde naslagwerk is een aangenaam en zeer sponsorfähig jubileumboek, een souvenir om tien jaar samenwerking, toewijding en publieke waardering te vieren en een visitekaartje dat Artangels positie als belangrijke speler in de internationale kunstwereld bevestigt.
Off Limits – 40 Artangel Projects, uitgeverij Merrell, 255 p, ISBN 1-902201-14-0, 255p. € 55,10
Christel Vesters