metropolis m

De romanticus Philipp Gufler eert en heractiveert personen, collectieven en cafés die een belangrijke rol spelen in de geschiedenis van LHBTQI-gemeenschappen. Eerder maakte hij quilts over Wies Smals en Gerard Reve. In het Centraal Museum is nu werk te zien gewijd aan Dirkje Kuik.

Vaak hebben we kennis van situaties in andere landen terwijl we van vergelijkbare gebeurtenissen in eigen land veel minder weten. Zo ook kunstenaar Philipp Gufler (1989). Tijdens zijn studie verdiepte hij zich intensief in het kunstenaarscollectief Group Material. De groep was tussen 1989 en 1996 actief in New York en werd opgericht door onder anderen Julie Ault en Tim Rollins. Ook Felix Gonzalez-Torres en Jochen Klein raakten erbij betrokken. Door Group Material te bestuderen leerde Gufler veel over de aidscrisis in de Verenigde Staten, maar van deze geschiedenis in Duitsland, zijn geboorteland, wist hij vrijwel niets, vertelt hij. Hij realiseerde zich dat geschiedenis constant herhaald dient te worden wil die kenbaar zijn en ging onderzoek doen naar de omstandigheden waarin de LGBTQI-gemeenschap in Duitsland leeft en leefde. München, de stad waar hij studeerde, was hierin belangrijk.

De video-installatie Projektion auf die Krise (Gauweilereien in München) (2014) was het eerste werk dat Gufler maakte vanuit het idee dat het mogelijk is verhalen op een andere manier te vertellen. Ter voorbereiding hiervan maakte hij Quilt #01 (Hubert Fichte) (2013). De Duitse schrijver Hubert Fichte (1935-1986) was openlijk homo in een tijd dat dat in Duitsland nog werd gecriminaliseerd. Alhoewel hij overleed aan de gevolgen van aids, verzweeg Fichte dat hij met hiv besmet was. Gufler vertelt dat hij daarom een quilt wilde maken die een soort coming out zou zijn. De quilt over Fichte bleek de eerste in een serie quilts waaraan Gufler tot op de dag van vandaag werkt. Eenmaal verhuisd naar Nederland maakte hij quilts over Wies Smals (1939-1983), oprichter van De Appel en de schrijver Gerard Reve (1923-2006). In groepstentoonstellingen, zoals die in Vleeshal Middelburg en Kunstverein Düsseldorf, zijn ensembles van verschillende quilts te zien geweest. 

Zijn nieuwste quilt heeft de Utrechtse schrijver en kunstenaar Dirkje Kuik (1929-2008) als onderwerp.1 Het was Laurie Cluitmans, conservator van het Centraal Museum, die Gufler uitnodigde een nieuwe quilt te ontwikkelen voor een tentoonstelling in het Centraal Museum over Dirkje Kuik. In 1979 onderging Kuik een geslachtsveranderende operatie in Londen omdat dat in Nederland niet mogelijk was. Tot in de jaren zestig was geslachtstransformatie überhaupt verboden in heel Europa. Wat voor Kuik aanleiding was om de Nederlandse overheid aan te klagen, een van de redenen waarom zij uitgroeide tot een belangrijke figuur binnen Utrecht. Haar tekeningen zijn existentialistisch van aard en beelden vaak ruïnes en verlaten steden af. Gufler vindt vooral haar tekeningen van mensfiguren interessant omdat ze gezichten hebben die een soort transitie lijken te ondergaan. Een van deze tekeningen zal hij opnemen in de quilt. Hij omschrijft Kuik als ‘een mooie, elegante vrouw met een flamboyante persoonlijkheid die eigenlijk meer in het verleden leefde’. Die laatste typering lijkt ook van toepassing op Gufler zelf die soms met een melancholische blik op het verleden reflecteert. 

Richtte Gufler zich eerst op schrijvers, kunstenaars en anderen die aan de gevolgen van aids overleden, later werden dat collectieven, cafés en archieven. Met zijn quilt Bei Cosy (2017) bracht Gufler een ode aan de gelijknamige eerste queerbar in München, die werd gerund door Cosy Piero. Samen met kunstenaar Richard John Jones opende Gufler een tijdelijke queerbar in het Amsterdamse kunstinitiatief Rongwrong. De bar en tentoonstelling functioneerden als een ontmoetingsplek voor de Amsterdamse queergemeenschap en kunstenaars. Gedurende de tentoonstelling werden iedere vrijdag- en zaterdagavond kunstenaars, onder wie Geo Wyeth, Sands Murray Wassink en Julika Rudelius, uitgenodigd de rol van host op zich te nemen. Daarnaast werd een aantal kunstenaars gevraagd nieuw werk te maken onder de titel Fingerbekenntnisse, verwijzend naar de tekeningen die Cosy Piero maakte voor haar bar, maar die vanwege de veronderstelde obsceniteit ervan in 1963 bij wet werden verboden en door de politie vernietigd.

De quilts, ongeveer even lang als een mensenlichaam, bestaan uit meerdere lagen stof die dicht achter elkaar hangen. Gufler: ‘Je kunt je voorstellen dat ze een lichaam bedekken, zoals quilts die op een bed worden gebruikt.’ Omdat sommige soorten textiel veel inkt doorlaten, moet hij soms meerdere zeefdrukken achter elkaar aanbrengen waardoor een licht vertroebeld beeld ontstaat. Door de onscherpte en de opbouw van verschillende lagen, ontstaat een moiré-effect en is het nooit mogelijk alle informatie op de quilt in één keer te zien. Hiermee wordt de kwetsbaarheid van de geschiedenis onderstreept. De fysieke relatie tot het werk is voor Gufler essentieel en komt bijvoorbeeld ook terug in zijn spiegels waarop met een zeefdruk kleurvakken zijn aangebracht. In een tentoonstellingsruimte reflecteren ze zowel andere werken als bezoekers; beide worden door de spiegels opgenomen en ingekleurd. Ze lijken ook een concretisering van de zelfreflectie die in al het werk van Gufler een grote rol speelt en roepen Narcissus in herinnering, die verliefd wordt op zijn eigen weerspiegeling.

Door de moiré-effecten in zijn quilts en spiegels, raakte Gufler geïnteresseerd in op-art-kunstenaar Victor Vasarély (1906-1997). Hij las over de tentoonstelling The Responsive Eye die in 1965 in het MoMA in New York werd georganiseerd en die een grote lichamelijke impact op de bezoekers had. Gufler vertelt dat bezoekers onwel werden bij het zien van de optische illusies. Zijn laatste film The Responsive Body (2019), die dit jaar bij Marwan in Amsterdam voor het eerst vertoond werd, behandelt Guflers relatie met op-art als een haat-liefdeverhouding. ‘De korte tijd waarbinnen de op-art populair werd en in een commercieel product veranderde, zorgde ervoor dat het binnen een mum van tijd een cliché was geworden.’ Door dit snelle succes werd Vasarély binnen korte tijd heel rijk, wat hem in staat stelde een eigen museum op te richten in het Franse Aix-en-Provence. Het financiële succes was echter van korte duur en algauw was er geen geld meer om het museum te onderhouden. Gufler is gefascineerd door de ‘vergane glorie van nu die haaks lijkt te staan op de ambitie van deze kunst om tijdloos te zijn’.

In de film loopt Gufler ogenschijnlijk eindeloos door het museum. Hij komt er steeds weer anderen tegen. De acteurs zijn vijf bevriende kunstenaars: Diogo da Cruz, Johanna Gonschorek, Richard John Jones, Evelyn Taocheng Wang en Louwrien Wijers, met wie hij het scenario heeft geschreven. Aan het begin vraagt Gufler, gekleed in een semi-transparant overhemd, aan een van hen: ‘Do you want your work to be aggressive?’ De acteurs mijmeren hardop over de vraag waar op-art nu eigenlijk voor staat. Ieder van hen representeert een andere tijd. Gufler licht toe: ‘Richard John Jones refereert aan Vasarély zelf die beseft dat zijn paleis uiteenvalt; het drijft hem tot wanhoop. Ludwig II in Luchino Visconti’s film Ludwig (1973) vormde hiervoor een belangrijk uitgangspunt. Evelyn Taocheng Wang is de klassieke eind negentiende-eeuwse flaneur die zodanig onder de indruk is van de werken in het museum dat ze haar bewustzijn dreigt te verliezen. Deze tegenstelling vind ik interessant: Richard is heel ver verwijderd van de kunst terwijl Evelyn er lichamelijk door wordt aangevallen.’ 

Met Louwrien Wijers raakte Gufler bevriend tijdens zijn onderzoek naar performancekunstenaar Ben d’Armagnac, een kunstenaar die de videoregistraties van zijn performances weggooide omdat hij ze te voyeuristisch vond, en zo zichzelf als het ware (wellicht onbedoeld) uit de kunstgeschiedenis heeft geschreven. Gufler kroop in de huid van d’Armagnac voor zijn performance Een gebeuren (2016) waarvoor hij zich met duizenden vliegen opsloot in een glazen box waaruit hij filmde wat hij zag – of wat d’Armagnac zou hebben gezien, of gevoeld. Gufler wilde d’Armagnacs diepste gevoelens, het opgesloten en geïsoleerd zijn, ervaren. Sindsdien is Wijers als een mentor voor Gufler die vertelt dat haar idee van ‘writing as sculpture’ en het belang dat ze toedicht aan orale geschiedenissen van grote invloed zijn op zijn werk. Gufler: ‘Door Louwrien werd ik aangemoedigd sociale interacties als de kern van mijn werk te beschouwen. Bij The Responsive Eye vond niet alleen de totstandkoming van het werk plaats door sociale interacties, ook het tonen ervan is een sociale interactie. Dat laatste leerde ik dankzij Louwrien via het werk van Ben d’Armagnac. Of zoals ze graag zegt: “kunst is gelijk aan leven, is gelijk aan werk”.’

Een laatste belangrijke interesse voor Gufler is het Forum Queeres Archiv München. Dit collectief van vrijwilligers, dat in 1999 werd opgericht om homofobie in Duitsland te bestrijden, beheert een belangrijk archief en organiseert daarnaast onder andere tentoonstellingen over LGBTQI-onderwerpen. Gufler vertelt hoe hij in 2017 de tentoonstelling I Wanna Give You Devotion in samenwerking met het Forum organiseerde waarvoor de postercollectie het uitgangspunt vormde. Gufler nodigde 29 kunstenaars en collectieven uit om nieuwe posters te maken die na afloop van de tentoonstelling konden worden toegevoegd aan het archief van het Forum. 

Al daarvoor was hij door het archief gefascineerd. In 2015, toen hij aan zijn residentie bij De Ateliers in Amsterdam begon, heeft hij ze allemaal gefotografeerd. De foto’s vormden tijdens zijn residentie een belangrijke inspiratiebron. Het posterarchief maakt namelijk ook duidelijk welke blinde vlekken er zijn. Gufler: ‘Er zitten bijvoorbeeld heel veel posters met gay leather man in, maar geen enkele over veilige seks voor lesbiennes. Door zelf nieuwe posters te maken en anderen uit te nodigen dat ook te doen, kun je deze blinde vlekken compenseren.’ Binnenkort voert hij de installatie uit 2017 opnieuw uit en nodigde daartoe vijf kunstenaars uit om nieuwe posters te maken. Het laat zien hoe levend geschiedenis kan zijn, mits de informatie maar vaak genoeg wordt herhaald en aangevuld.

Julia Mullié

is kunsthistoricus en onderzoeker 

1 De tentoonstelling over Dirkje Kuik vormt niet alleen de aanleiding voor het maken van een nieuwe quilt, maar ook om een boek te maken in samenwerking met Cluitmans met alle quilts die Gufler tot nu toe gemaakt heeft.

ANDERE GESCHIEDENIS VOLGENS DIRKJE KUIK EN PHILIPP GUFLER

Centraal Museum, Utrecht

18.1. t/m 3.5.2020

Julia Mullié

is kunsthistoricus en onderzoeker

Recente artikelen