metropolis m

Bijna iedereen die erover heeft nagedacht, is het met elkaar eens: veel valt er niet op te steken uit het notitie- en schetsboek. Waarom worden er dan steeds meer in facsimile van uitgegeven?

I.

In de media staan regelmatig berichten over het verdwijnen van het vermogen tot schrijven van jongeren. Het scherm vervangt het papier, de vingertop de pen met zijn typische schrijfbeweging. Er zijn onderzoekers die stellen dat met het verlies van schrijfvaardigheid ook een zekere flexibiliteit van het brein, en zelfs een zekere geletterdheid verdwijnen.1 Er is, stellen zij, reden tot zorg, omdat onduidelijk is of de computer al die vaardigheden in gelijke mate compenseert.

Vooral het verlies aan persoonlijke uitdrukkingskracht wordt betreurd, door onder anderen Walter Benjamin, die zich al honderd jaar geleden zorgen maakte over het verdwijnen van het schrift met de opkomst van de typemachine.2 Hij hoopte dat een verregaande uitbreiding van de soorten lettertypes waarmee getypt kon worden dat verlies aan expressiviteit enigszins zou compenseren. Tegenwoordig is er ook zorg over het niveau van veel digitale communicatie, vooral op Twitter, die met zijn gelimiteerde tekstomvang nauwelijks nog karakteristiek of diepzinnig genoemd kan worden.

De handtekening heeft zich bij de tegenwoordige digitale communicatie nog redelijk weten te handhaven als hoeder van de geschreven identiteit. De tijd dat een huwelijksacte wordt ondertekend met een digiscan is nog lang niet aangebroken; de digitale ondertekening van een acte bij de notaris evenmin. Op de officiëlere momenten van het leven blijft niets zo persoonlijk als het handschrift. Pen en potlood mogen in het dagelijkse bestaan dan op hun retour zijn, hun autoriteit is nog niet volledig verdwenen.

Dat blijkt ook uit de grote interesse in de tekening en het schrift in de recente kunst en kunstgeschiedenis. Er zijn de afgelopen tien jaar tal van studies verschenen over zowel het schrift als de schets. Ook auteurs van naam laten zich erover uit op bredere fora, zoals Umberto Eco in The Guardian.3 Meest prominent was de aandacht voor het notebook tijdens dOCUMENTA (13) in 2012. Gedurende de maanden voorafgaand aan de tentoonstelling publiceerde artistiek-leider Carolyn Christov-Bakargiev honderd notebooks onder de titel 100 Notes – 100 Thoughts, als ‘getuigschriften, tekeningen, schrijfsels, diagrammatisch denken; als speculatie, manifestatie van een gedachte vooraf, een passage die helpt als geheugensteuntje’.4 Een flink deel van de bijdragen van grote namen uit het culturele veld in brede zin was gewijd aan het notitieboek of schetsboek zelf.

In de jaren na de documenta verschenen ook diverse andere schets- en notitieboeken, van onder anderen Hans-Ulrich Obrist, onder de titel Think Like Clouds (2014). Henri Jacobs publiceerde in 2013 zijn monumentale Journal Drawings, met honderden dagelijkse tekeningen. De recente oogst, en de directe aanleiding voor dit artikel, is het prachtige schetsboek van Kara Walker, uitgegeven door Roma Publications in 2017. Recent verscheen er ook een mooi verzorgde, in facsimile uitgegeven schetsboek van Anni Albers, bij de uitgeeftak van galerie Hauser & Wirth. En dit is nog maar een kleine greep uit het actuele aanbod.

II.

Het is misschien goed om direct duidelijk te maken dat er een verschil zit tussen het notebook en bijvoorbeeld de afzonderlijke brief of de tekening. Notebooks zijn doorgaans bedoeld voor strikt persoonlijk gebruik en munten uit in onleesbaarheid. Wie dacht hier de sleutel voor het denken van de persoon in kwestie te vinden, komt doorgaans bedrogen uit. Het te boek gestelde valt nauwelijks te ontcijferen en biedt alleen op een gevoelsmatiger niveau de suggestie van inzicht.

Kara Walker maakt het in een paar regels op de binnenflap van haar schetsboek direct duidelijk. Ze vertelt dat ze het boek begon toen ze 29 jaar was en in München verbleef. ‘It served as a portal between the real world and the world of my imagination. It was never intended to be shared.’ En even verderop: ‘Most pages reflect uneasy, unrefined, unfinished thougts and anxieties, written and drawn with no objectives, no ulterior motives, no filters.’ Maar er is wel werk uit voortgekomen, waaronder het monumentale Insurrection! (Our Tools Were Rudimentary, Yet We Pressed On). Uitzonderingen bevestigen de regel, schrijft Walker.5

Het schetsboek omvat enkele mooie schetsen, veel interraciale seks, met enkele scherpe commentaren daarover. Een hoogtepunt vormen de silhouetten, waar Walker zo beroemd mee is geworden, met bijpassende verzuchtingen als: ‘There is no place for Black Visual Culture! Only places against its being. There is little or no importance.’ Walker klinkt, ondanks haar succes en het door haar omschreven ´leiderschap´ in de zwarte cultuur van het moment, vertwijfeld. Ze vraagt zich voortdurend af of ze wel op het goede spoor zit, met haar zwarte kunst die, zo schrijft ze, terecht komt bij ‘the wrong people’.

Het boek biedt zicht op de wereld van Walker, maar veel wijzer word je er niet van. Paul Chan, uitgever van Hans-Ulrich Obrists Think Like Clouds, noemt de getekende en geschreven notities in zijn inleiding ‘more an activity than a substance’.6 En hij is niet de eerste die er zo over denkt. De gerespecteerde kunsthistoricus Pamela M. Lee heeft het in haar notebooktekst ‘Illegibility’ voor dOCUMENTA (13)6 over de volstrekte onleesbaarheid van dit soort persoonlijke notities, in de eerste plaats voor de schrijver of tekenaar zelf. Ze kan haar eigen krabbels in kantlijnen van boeken en notitieboekjes niet eens goed lezen, laat staan die van anderen. Zelfs de zorgvuldige notities van een gerenommeerde geleerde als Meyer Schapiro zijn, hoe leesbaar geschreven ook, voor haar, zelfs na langdurige studie, per saldo onbegrijpelijk. Ze heeft het over het ritualistische gehalte van de notitie en de schets, die een zeker kritisch gehalte in zich draagt, in de zin dat ze vooral lijken te zijn bedoeld om de zogenaamde transparantie van communicatie te bestrijden.

Maar waar dient het notebook dan voor, als het onbegrijpelijk is? Volgens Lee laten ze vooral zien dat niet alles op papier begrijpelijk is en hoeft te zijn. Ze spreekt over de ‘virtual resistance to being rationalized’. Ook Carolyn Christov-Bakargiev ziet in het notebook een zeker verzet tegen de alledaagse drift om te duiden. Ze schrijft in haar inleiding dat het doel van het notebook een ‘tijdelijke breuk in onze discursieve intelligentie’ biedt. ‘They do not direct us toward reason as such, but toward a different understanding of the role of consciousness, of the mind in a prologue state, a space of mortal, finite, vulnerable life before decisions are taken as to what is to be done, but that informs these decisions, and risks taking them.’8

De antropoloog en grootverbruiker van notitieblokjes, Michael Taussig, is in zijn studie I Swear I Saw This, naar de verhouding van tekst en tekening in zijn eigen notitieboekjes, misschien wel het meest helder. Hij heeft het over de third meaning, naar Roland Barthes. Aan de teksten en beelden is betekenis te ontlenen, maar niet op de manier van gebruikelijke informatie, met een woord of beeld dat iets betekent. Je moet ernaar kijken als naar een visueel raadsel, waaruit allerlei mogelijke duidingen tevoorschijn komen en waar Taussig lang en breed verslag van doet met betrekking tot zijn lezing van de eigen tekeningetjes en notities. Taussig promoot een zekere speelsheid, een elasticiteit van geest, die fragmenten vrijelijk aan elkaar verbindt zonder de waarheid te claimen. Notebooks zijn dan geen echte kunstwerken, in de zin van weloverwogen en voltooide statements met een bewuste, al dan niet zeer expliciete samenhang, maar dan toch wel bijna.

De kunsthistoricus Michael Diers, die op verzoek van Paul Chan en Hans-Ulrich Obrist een tekst schreef over de notities van Obrist, wijst op een ander belangrijk facet: de verwantschap van tekst en beeld in het aanbod. Het één brengt het ander voort, er is soms weinig verschil in de krabbels. Voor Diers is de getekende of geschreven notitie niet zozeer een ritualistische of artistieke bezigheid, waarbij je weet dat er geen touw aan vast te knopen zal zijn, maar een primaire uitingsvorm. Er wordt een teken gezet, het is een ‘ability to mark’.7 Diers: ‘Scribbles make it palpably clear that writing is nothing other than a drawing that has proceeded out of a strictly defined and limited inventory of signs and forms, and that a drawing is little other than a form of unfettered writing in ornaments and figures.’

Volgens Diers handhaaft die ‘ability to mark’ zich in computertijden als een mengvorm, waarin de beide hersenhelften samenwerken. ‘One might almost say that the two halves of the brain seldom cooperate as closely as in scribling, a word whose etymology – like that of the verb “to write” – goes back to “scratching” and thus calls to mind the earliest days of making marks with techniques of scoring and carving.’ Hij herinnert ons eraan hoe het maken van doodles tegenwoordig zelfs onderdeel is geworden van sommige creativiteitstrainingsprogramma’s voor managers.

Meer manifestatie dan begrip, laten deze inleiders zien dat het notebook ruimte biedt aan een even basaal als ongrijpbaar document van het bestaan, het experiment en de grensoverschrijding. Het is een gedachte-experiment. Als je de recente beschouwingen erover leest, zou je geneigd zijn het notebook op papier verplicht te gaan stellen in de klas. Zonder gekrabbel ben je geen compleet mens.

1 Bijvoorbeeld: onzetaal.nl/nieuws-en-dossiers/taalnieuws/grote-zorgen-over-schrijfvaardigheid-van-kinderen en theguardian.com/lifeandstyle/2017/sep/11/laptops-handwriting-students-university-exams-skill

2 Walter Benjamin in: Walter Benjamin, Selected Writings Vol 1.: 1913-1926, Cambridge: Harvard University Press, 1999, geciteerd door Michael Diers, ‘Scribbles in the Digital Age: Notes on Obrist’s Notes (and Lines)’, in Paul Chan (red.), Hans-Ulrich Obrist, Think Like Clouds, New York: Badlands Unlimited, 2014

3 Umberto Eco, ‘The Art of Handwriting’, The Guardian, 2008 (niet meer online beschikbaar)

4 Carolyn Christov-Bakargiev, The Book of Books, dOCUMENTA(13), tent. cat. Kassel, 2012, p.14

5 Kara Walker, MCMXCIX, Amsterdam: Roma Publishers, 2017

6 Paul Chan, zie noot 2, p.12

7 Michael Diers, zie noot 2, p.216

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Gerelateerd

Recente artikelen