metropolis m

Menig kunstenaar laat zich in met geesten, spoken en het spectrale. Stefan Cammeraat koppelt deze interesse aan het filosofische concept hauntology, de culturele beweging waarbij almaar wordt teruggekeerd naar het directe verleden om te speculeren over hoe de geschiedenis ook had kunnen lopen. Over retromanie en de onttovering van exorcismes.

Geesten, verdrongen uit het populaire en politieke discours, duiken de laatste tijd steeds vaker op in kunst, theater, film en literatuur. Afgelopen zomer bezocht ik Spaghetti Rain, de tentoonstelling van Koen Kloosterhuis bij P/////AKT in Amsterdam (25.6 t/m 31.7.2022). Wat me vooral is bijgebleven van deze tentoonstelling is dat Kloosterhuis de verschijningsvorm van het spook er op een slimme manier omdraait. In plaats van het spook te positioneren als iets dat het persoonlijke leven van de bezetene binnendringt, vertaalt de kunstenaar zijn persoonlijke geschiedenis naar iets spectraals, en verwordt het publiek daarin opeens tot indringer. Surrealistische droomfragmenten begroeten de bezoeker bij binnenkomst; bij elke beweging barsten drie opgezette kraaien los in een spookachtig gekras. Als in een betovering verplaatst het geluid zich van de ene naar de andere kraai, hun boodschap evenzeer een uitnodiging als een waarschuwing.

Fragmenten van betonnen tuinsculpturen en reproducties van mythologische wezens liggen verspreid over de vloer: de vleugel van een engel, een onstoffelijk hoofd, de slurf van een olifant. De fragmenten bevinden zich ergens tussen de mythologische geschiedenis en de tijdloosheid van massaal geproduceerde kitsch. Via deze fragmenten wordt de ongrijpbaarheid van de herinnering aan de kindertijd in het tijdsbestek van de mythologie geplaatst; een eeuwige bestendiging, altijd op de rand van de vergetelheid. Mythologische tijd is een gedeelde tijd zonder specifiek moment in het verleden waarnaar het verwijst. Een tijd die tegenover de historisch-lineaire tijd staat met als voornaamste functie het scheppen van een gemeenschappelijk fundament. Ook kitsch heeft een schijn van universaliteit, van ironische pastiche en een cultuur van ‘wansmaak’. Filosoof Vilém Flusser noemt kitsch een stervende culturele productie, waarbij het ‘verschrikkelijke van het nieuwe’ geleidelijk degradeert tot grijze alledaagsheid. Frederic Jameson beschrijft de postmoderne cultuur als overbelast met het gewicht van haar verleden. Zowel het heden als het verleden worden overbelast en kregen ‘de betovering en afstand van een glanzende luchtspiegeling’, waardoor een overvloed aan nostalgische kitsch ontstaat; de retromanie van endemisch endisme.

Retromanie

Als de cultuur van de late negentiende en vroege twintigste eeuw kan worden gedefinieerd als een periode van radicale veranderingen en hergeboorte, kan de tweede helft van de twintigste eeuw volgens Jameson worden geïnterpreteerd als een periode van ‘endismen’, een hyperfocus op eindes. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie begin jaren negentig, zwelgde het westerse filosofische discours in de vraag wat er ‘na’ het marxisme moest gebeuren. Marx, eindelijk te ruste gelegd, kon worden geïndexeerd als een filosoof als ieder ander, het neoliberale kapitalisme was de overwinnaar aan het eind van de geschiedenis. Maar dit triomfalisme verraadde zijn angsten juist in de manische wijze waarop het zich laat verkondigen. Elke hegemonie, elke ontologie, elke filosofie van het zijn, wordt gevormd door wat ze niet is: door wat het probeert te verdringen; zo luidt de gesimplificeerde synopsis van Jacques Derrida’s concept hauntology.

Reflecterend op populaire cultuur in de vroege jaren nul, schrijft Mark Fisher: ‘Het tijdperk dat ik “kapitalistisch realisme” heb genoemd – het wijdverbreide geloof dat er geen alternatief is voor het kapitalisme – wordt niet achtervolgd door de verschijning van het spook van het communisme, maar door de verdwijning ervan.’ Het triomfalisme dat Derrida zo verafschuwde, werd in de jaren daarna een wijdverbreid geloof; een gevoel van depressief defaitisme, voorafgegaan door Thatchers dreigende uitspraak: ‘There is no alternative.’ Met deze politieke malaise werd teruggegrepen op een culturele retromanie. Uit onvrede over de sociale en culturele projecten die het modernisme probeerde op te leggen en overweldigd door nieuwe technologische mogelijkheden om alles te archiveren, begon de cultuur in plaats van vooruit te kijken naar utopische idealen, achteruit te kijken naar haar recente verleden.

Terwijl de jaren zeventig tot en met negentig kunnen worden omschreven als een periode van snelle veranderingen, leken de jaren zestig in 1981 veel verder weg dan dat ze dat nu doen, aldus Fisher. In plaats van anticipatie op de explosieve belofte van de toekomst, is de cultuur van de jaren 2000 doordrongen van een gevoel van rouw. Fisher noemt dit hauntological – een uiting van een cultuur die, ontgoocheld door het opium van het utopisme, voortdurend terugkeert naar de momenten in haar directe verleden die een andere toekomst hadden kunnen voortbrengen. Dit is echter geen nostalgie, beweert hij, omdat deze terugkeer geen troost biedt; het is eerder een stoïcijnse vasthoudendheid, een weigering om te buigen voor de strenge finaliteit van het late kapitalisme.

Spoken en specters

Om zich hoorbaar te maken moeten geesten voortdurend transformeren; elke verschijning van een spook is een nieuwe vertaling. Het spook spreekt onze taal niet: geboren uit de onderdrukking van westerse culturele opvattingen over kennis en taal neemt het spook zijn toevlucht tot de onontkoombare taal van de horror: haptische, lichamelijke ervaringen, geklop op de muren, een plotselinge temperatuurdaling, een algemeen gevoel van onbehagen. De transparantie van het klassieke spook staat bijvoorbeeld haaks op de West-Europese nadruk op het gezichtsvermogen, terwijl het grillige gedrag van de klopgeest zich afzet tegen de westerse cultus van de rede.

In het westerse spookverhaal moet de weerbarstige geest worden verdreven door middel van exorcisme. Exorcisme gebeurt door de naam van een demon of geest te leren kennen en uit te spreken, of door de oorsprong ervan bloot te leggen. Het exorcisme is verankerd in westerse culturele waarden zoals de nadruk op cerebrale kennis en het gezag van de uitspraak. Door het exorcisme wordt de geest herkend, gecategoriseerd, en vervolgens opgenomen in het heersende wereldbeeld. Het onbekende dat door de geest vertegenwoordigd werd, is onderdrukt, het rationele evenwicht van de werkelijkheid hersteld. Gerustgestelde kijkers worden aan het eind van de film of roman vaak op de zinloosheid van het exorcisme gewezen: hoewel de protagonist verlost lijkt, is de werkelijkheid nog steeds uit balans. De sporen van de herverschijning van de geest (de deur op een kier, de stilstaande klok), vaak buiten het zicht van de protagonist, worden aan het medeplichtige publiek onthuld in de laatste minuten of op de laatste pagina.

Als een hedendaagse klopgeest houdt Joachim Koester zich in zijn praktijk bezig met een vorm van psychogeografie; de situationistische praktijk om bijvoorbeeld met de kaart van Londen door Parijs te lopen, om zich zo van de rationaliteit te bevrijden. In The Kant Walks (2003) reconstrueert Koester twee paden die de filosoof Immanuel Kant in de achttiende eeuw bewandelde door zijn woonplaats Königsberg en legde de routes vast in het heden. Aan het eind van zijn leven leed Kant, een symbool van onze rationele cultuur, aan waanideeën, en alsof zijn innerlijke onrust ontsnapte om zijn omgeving te kwellen, werd zijn geboortestad na zijn dood het slachtoffer van talrijke catastrofes. Afgebroken door de nazi’s in 1938, gebombardeerd door de RAF in 1945 en geannexeerd door de Sovjet-Unie, zag Koester in het (hernoemde) Kaliningrad de achtervolgingen van een oorlog die levens en lotsbestemmingen heeft gevormd voor generaties na hem. Koester gebruikt de inherente irrationaliteit van de psychogeografie als instrument om de spectraliteit van de stad Königsberg/Kaliningrad bloot te leggen en te vertalen. Königsberg/Kaliningrad, een stad die chronologisch wordt verscheurd door nomenclatuur, is symptomatisch voor de manier waarop de twintigste eeuw spoken heeft voortgebracht. Ook hier is naamgeving een manier waarop politieke macht wordt uitgeoefend en ontnomen.

Namen en definities zijn een manier om politieke autoriteit uit te oefenen en te ontnemen; zoals een naam controle heeft over een geest, zo hebben namen (en de ontkenning ervan) macht over politieke subjecten. In een bespreking van de tentoonstelling The Hauntologists (10.09 t/m 20.11.2022) in BAK, Utrecht, die eerder op de website van Metropolis M verscheen, noemde ik de ongrijpbaarheid van de geest haar kracht. Wie deelneemt aan een spooktocht loopt het risico de naamloze spoken te definiëren, de spoken uit te drijven, het puin van de onverbiddelijke opmars van het kapitalisme glad te strijken.

Yen Noh toont met het werk In Between Seances (2022), dat ook te zien was in BAK, dat zo’n spooktocht ook nieuwe ruimtes kan openen tussen de werkelijkheid en het spectrale. Het werk bestaat uit een serie seances die plaatsvinden rondom de installatie in BAK waarin wordt gereflecteerd op het werk van Theresa Hak Kyung Cha. De seances bestaan uit lezen, luisteren en gezamenlijk bespreken, wandelen, filmvertoningen, gescripte en spontane gesprekken. Gedurende deze seances probeert Noh (zelf geboren in Zuid-Korea) een ruimtelijke, sonische en tekstuele interventie in het grotere oeuvre van Cha tot stand te brengen. Cha was een Koreaans-Amerikaanse schrijfster, filmmaker en kunstenaar wier familie na de Koreaanse oorlog vluchtte voor de door de VS gesteunde dictatuur in Zuid-Korea. Haar roman Dictee (1982) opent met een griezelig beeld. Op tegenoverliggende pagina’s presenteert ze een foto van een desolaat rotslandschap en een afbeelding van een stenen muur met Koreaanse teksten erin gekerfd. Het enige Koreaanse schrift in de roman is in steen gehouwen door Koreaanse contractarbeiders gedurende de Japanse kolonisatie. Voortbordurend op dit beklemmende uitgangspunt werd Nohs installatie gepresenteerd op hopen aarde afkomstig uit Berkeley, VS, waar Cha woonde nadat ze haar vaderland was ontvlucht. Dictee is een moeilijk te definiëren roman, een collage van beschrijvingen van de strijd om te spreken, persoonlijke en culturele geschiedenissen, foto’s zonder bijschrift en talrijke stemmen. In het werk van Noh dient Dictee als een ingang en een instrument voor engagement: elk van de seances voegt een nieuwe laag toe aan de tentoonstelling en transformeert deze weer. De voortdurende overdracht van In Between Seances heeft een alchemistisch potentieel dat vergelijkbaar is met dat van de roman Dictee zelf: politieke vragen over land, taal en geboorterecht worden onderzocht vanuit de logica van magie die onlosmakelijk verbonden is met de persoonlijke ervaring.

Exorcisme

De subsumptie van het exorcisme is de opengesperde mond van het kapitalisme, waarvan de amorfe romp volledig is geïnvesteerd in toe-eigening en herbestemming, verjaging en onttovering. Een theoretisch onveranderlijke geest zou in zijn geheel worden opgeslokt; postmortale overleving is afhankelijk van het potentieel tot transformatie. In de transformatie ondergaat het origineel een verandering. Deze kneedbaarheid van het verleden (het is immers het origineel dat een verandering ondergaat, er is geen breuk in de continuïteit van de ene vorm naar de andere) staat haaks op de jeugdcultus van het kapitalisme. De kapitalistische fetisjering van als nieuw gepresenteerde dingen en de valse beloften van nieuwe technologieën contrasteert met die transformatieve kneedbaarheid: in een cultus van de jeugd wordt het verleden tot stof verklaard en onherroepelijk ten ruste gelegd.

Volgens Fisher is het de heropleving van het verleden dat een breuk kan veroorzaken met de eeuwigheid van het postmoderne vagevuur van de neoliberale politiek. De wezenlijke veranderlijkheid van geesten, hun onverbiddelijke vastberadenheid, brengt hen op een unieke manier over het voetlicht van een generatie die opgroeide nadat het overheersende endisme zijn intrede deed. Op zoek naar alternatieven voor de schijnbaar onverbiddelijke realiteit van het late kapitalisme, luisterend naar herkenbare stemmen en strevend naar saamhorigheid, gaan hauntologist kunstenaars verwantschappen aan met het spectrale. Zij weten: als het einde voorbij is, kunnen we ons altijd nog wenden tot het grillige en niet-tijdgebonden karakter van het spookachtige.

Deze tekst is uit het Engels vertaald door de redactie

Stefan Cammeraat

is kunstenaar en student aan MAFA HKU

Recente artikelen