metropolis m

Voordat je iets kunt maken moet je leren spelen, zeiden de docenten op de kunstacademie. Maar kunst is toch geen spelletje?

 

Ik kan spelen. Als kind hield ik er al van. Bij ons in huis was de onderste helft van de boekenkast gevuld met speldozen. De Betoverde Doolhof, Jenga, Mastermind, Monopoly, Rummikub, Valkuil, SET, Yali. We bleven stapelen. De hele middag hield ik het gezicht van mijn moeder in de gaten, wachtend op een blik die aanleiding gaf om een van de dozen eruit te pakken. Ik koos eigenlijk altijd voor een spel waarbij keuzes ertoe deden. Het hoefde niet Risk te zijn, maar het moest op zijn minst vragen om slimheid, handigheid. Ik liet winnen of verliezen niet afhangen van dobbelstenen. 

Als mijn moeder me te lang liet wachten, dan Tangram. Een goed spel heeft een heldere, korte set regels (Tangram was het simpelst: alle Tans moeten worden gebruikt, maar ze mogen niet over elkaar gelegd worden en altijd plat op hun ondergrond liggen). De lekkerste spelregels maken het startpunt expliciet, geven het verloop richting en laten het einde open. Een handleiding telde liever niet meer dan tien regels, precies genoeg om uit je hoofd te leren. Alhoewel ik, net zoals dat gaat met het spelen zelf, ook wat de regels betreft steeds een niveau hoger wilde spelen: ze mochten uitbreiden, complexer worden. Ik functioneerde goed binnen een kader dat helder was. Waarom ik wilde dat je je aan de regels hield? Ze werkten in mijn voordeel.

Niet veel later de buurtkermis. Muntjesschuiven, ze zeggen dat je er niet goed in kan zijn, maar ik was er goed in. Een paar jaar daarna trok ik me vaker terug op mijn slaapkamer: mijnenveger, Rollercoaster Tycoon, The Sims. Cheat codes. Je kunt nu zeggen: dat is valsspelen en dat deed je toch niet? Dan begrijp je me niet. Iets dat is ingebouwd in het spel kan niet buiten de regels vallen. Dat rosebud en motherlode me rijk maakten was een maas in de wet. Het mocht dus ik deed het. Het voelde alsof ik binnen de regels vrijer bewoog.

‘Indien u meer dan tweemaal afwezig bent bij het hoorcollege vervalt het recht op tentamendeelname.’ De complexiteit van de spellen nam toe met de leeftijd. Studeren was een heerlijk spel. Curriculum, criteria, syllabi, een vooraf uitgestippeld traject, de puntenopbouw van een cijfer. Het was een vuistdik boek, maar wie zin had om het te lezen, zag de spelregels tot achter de komma uitgeschreven. Er is geen kunst aan. Het is een kunstje dat elk studiejaar door een nieuwe groep mensen wordt herhaald en door velen uitgespeeld.

Daarna, op de kunstacademie, ontbrak de handleiding die me van een leeg blad naar een werk begeleidde. De enige spelregel: studenten en docenten creëren samen een leeromgeving waar maken en denken samenkomen en vernieuwende ideeën ontstaan. Ik bleef proberen om werk te maken, maar kwam niet verder dan ideeën die je kunt bedenken. 

Je komt niet met elk verhaal weg: je moet weten hoe verschillende indrukken aaneen te schakelen om er betekenis aan te geven. Daarvoor moet je een zekere vrijheid vinden die ik niet kende. (Met rosebud kom je er niet.) De docenten bekeken mijn werk en zeiden: voordat je iets kan maken moet je leren spelen. Maar dat kon ik toch? Ik smeekte ze. Waar zijn de randen van het veld? Tot waar mag ik bewegen? Wie spelen mee? Hoe te beginnen? Wat mag niet en welke stappen moet ik nemen om hier weg te komen en te eindigen op een plek die nieuw is?

Welk spelniveau kwam daarna? Mijn geliefde en ik nemen ons werk en elkaar serieus, maar elke dag is er ruimte voor kleine komedies, bommetjes op bed, hij die me aan mijn voeten optilt om me op mijn handen door ons huis te laten lopen, miniplaybackshows – de rest is tussen ons. Ik zeg het zo concreet om maar te zeggen: we spelen met overgave en met iets waar ik geen ander woord voor ken dan ‘vrijheid’. Dit samenspelen, het is me nieuw maar we blijken er goed in. In zijn lievelingslied van vroeger zingt Freddie Mercury: ‘Don’t play hard to get. It’s a free world, all you have to do is fall in love.’

Pas na de kunstacademie las ik de filosoof Gadamer, die zei dat kunst te vergelijken is met de voorwaarden van een spel. Spel beschreef hij als het heen en weer gaan van een beweging in een speelruimte; een vrije en zich voortdurend herhalende zelfbeweging die geen bestemming of doel nastreeft anders dan het spelen zelf. Je kunt wel iets proberen te bedenken, maar om iets te maken dat van grote betekenis kan zijn, moet je bewegen. Geen spelletje maar spelen.

Selin Kuşçu

schrijft literaire non-fictie en verhalen

Selin Kuşçu

is schrijver en redacteur

Recente artikelen