metropolis m

The Bruce High Quality Foundation

Een – fictieve – grap van de Bruces: twee jonge kunstenaars ontmoeten elkaar in een bar in New York en praten wat over hun werk. Een van de twee vertelt dat hij bezig is met een project waarin de kunstgeschiedenis als object van (zelf-)spot fungeert, waarop de ander antwoordt: ben jij dan nog altijd geïnteresseerd in het verleden?! That is sooooooo five minutes ago!!!

Ironie is het sleutelwoord in de kunstenaarspraktijk van de Bruce High Quality Foundation, een anoniem kunstenaarscollectief bestaande uit voormalige studenten van de The Cooper Union in New York, die de nalatenschap van de fictieve kunstenaar Bruce High Quality beheert. ‘Bruce’ verrees in februari 2004 uit de as van Ground Zero, om als schuimrubberen hoofd op wielen (waarin zich enkele van de Bruces bevonden) auditie te doen voor Artstar, een reality tv-show over kunstenaars, georganiseerd door Jeffrey Deitch. Middels een computerstem leverden de Bruces, dan weer in gebrekkig Engels, dan weer in persiflerende poëtische volzinnen, hun vermakelijk en ontwapenend commentaar op galeriehouder Jeffrey Deitch en de commercialisering van de kunst (‘When I hear the word culture, I bring out my checkbook’); op het opportunisme van de auditerende kandidaten (‘Yous is a bunch of geezas, yo. We gots to have integrity’) en, niet in de laatste plaats, op zichzelf (‘This is the beginning of my high quality, reality, high definition movie, yo. I be the Bruce High Quality, bee-otch. Artstar be my shit, man’).

In hetzelfde jaar werd Robert Smithsons Floating Island postuum volbracht. Een drijvende miniatuurversie van het Central Park werd gedurende een week rondom Manhattan werd gevaren.Bij toeval haalde de Bruces de voorpagina van het kunstkatern van The New York Times met een guerrilla-actie waarbij ze het drijvende eiland achtervolgden met een kleine motorboot, voorzien van een miniatuurreplica van één van Christo’s oranje Gates – ooit geplaatst in het Central Park. Deze publieke interventie van de Bruces getiteld The Gate: Not the Idea of the Thing but the Thing Itself (2005) vormde een kritiek op het ‘instituut’ van de kunst in New York, waar de werkelijke openbare ruimte allang verdwenen is, en ‘publieke werken’ een prijskaartje hebben van tweehonderdduizend (Floating Island) of zelfs twee miljoen dollar (Christo’s Gates in Central Park). Het collectief steekt wel vaker de draak met bestaande kunst: in 2007 volgden ondermeer Public Sculpture Tackle (2007-) waarvoor de Bruces de fysieke aanval inzetten op openbare kunstwerken in New York, en Heaven Forbid (2007); een publieke middelvinger naar het elitisme van het New Museum in de vorm van een persiflage op Ugo Rondinones Hell, Yes! (2001), dat sinds de heropening in 2007 de gevel van het museum siert.

Wellicht schieten de Bruces met dergelijke acties voor open doel: een doel echter, zo blijkt, dat op het speelveld van een door de markt bepaalde kunstwereld om verscheidene denkbare redenen onberoerd is gebleven. Haar charme en succes heeft de Bruce High Quality Foundation dan ook te danken aan haar vermogen om als ogenschijnlijk ongeleid projectiel en met quasi-amateuristische doe-het-zelf acties het hart van de kunst in New York, en haar bijbehorende problematiek te raken.

Hierin schuilt tegelijkertijd wellicht ook de werkelijke ironie van de Bruces, die inmiddels een ware hype in de New Yorkse kunstscene hebben ontketend. Want het zogenaamde institutionele bolwerk (van talrijke recente presentaties in, onder andere, de – commerciële – Susan Inglett Gallery in Chelsea en het prestigieuze P.S. 1) weet de spontaniteit en spot van het collectief maar met moeite overeind te houden. Gevolg: een verzameling van letterlijk en figuurlijk krakkemikkige kunstwerken, omhuld met het dedain van institutionele kritiek. De Bruces kaarten een probleem aan waaraan ze zelf gemakkelijk ten prooi zouden kunnen vallen: want wat te doen wanneer je als jonge, schoppende hond opeens het middelpunt bent geworden van het ‘instituut’ waar je de draak mee steekt? Het gevaar dreigt dat spontane ironie dan verzandt in gepropageerd en georkestreerd cynisme – radicaliteit op aanvraag.

Nu het collectief omarmd wordt door verschillende musea en galeries, richt de Bruce High Quality Foundation haar blik op het kunstopleidingenstelsel in de Verenigde Staten. Met een in 2009 opgerichte (en door Creative Time gefinancierde) gratis open universiteit waar ironie opnieuw de boventoon voert, hoopt het collectief een kritisch discours op gang te brengen ten aanzien van de hoge collegegelden en ‘academisering’ van de kunst. Waar het heen zal gaan met dit project, en met de Foundation, moet nog blijken: de tijd zal het leren. Maar ergens krijg je het gevoel dat, zoals voor zoveel bijzondere dingen in New York geldt, het magische moment van de Bruces alweer voorbij is gevlogen, ergens terug in de tijd. Ongeveer ‘vijf minuten geleden’, om precies te zijn, toen een schuimrubberen Bruce verkondigde dat dit nog maar het begin was – bee-otch.

Moosje Goosen is publicist en schrijver, Rotterdam en New York

Het werk van Bruce High Quality Foundation is onder meer te zien op de 2010 Whitney Biennial, Whitney Museum of American Art, 25 februari t/m 30 mei, New York.

Moosje Goosen

Recente artikelen