metropolis m

‘Helaas moeten we u meedelen dat u zich niet tegelijk als kunstcurator en als schrijver over kunst kunt inschrijven’, meldt de officiële brief over mijn VAR-verklaring onverbiddelijk. ‘Ofwel curator, ofwel schrijver over kunst.’ Ik ben het daar niet mee eens. Vandaag de dag zijn beide functies amper meer los van elkaar te zien. Deze versmelting is zelfs de gedachte achter twee onlangs gepubliceerde tijdschriften over de praktijk van de curator en tentoonstellingmaker. The Exhibitionist verschijnt tweemaal per jaar en het eerste nummer staat onder redactie van de curator Jens Hoffmann. Zijn motto is ‘voor curators door curators’. Daarnaast is er het langverwachte en vernieuwde Manifesta Journal, waarvan ik het enkele maanden geleden nummer 7 bespreek. Dit tijdschrift is geheel gewijd aan ‘de grammatica van de tentoonstelling’. Bij beide ligt de nadruk impliciet op de structuur, of preciezer gezegd de syntaxis van de tentoonstelling. Maar, stelt Peter Osborne in zijn polemische bijdrage aan Manifesta Journal #7, is goed curatorschap niet net zoiets als goed schrijverschap: ‘onzichtbaar voor de lezer, want niet los te zien van wat het presenteert.’

Beide tijdschriften pogen in die zin het immateriële te materialiseren. Ze bieden in hun kolommen ruimte om deze zogenaamd onzichtbare kanten van de strategieën van eigentijdse curators en tentoonstellingmakers (niet per se hetzelfde – een curator hoeft niet alleen tentoonstellingen te maken) zichtbaar, en daardoor mogelijk ook inzichtelijker, te maken.

Het onderzoek van Manifesta Journal naar de ‘fundamentele aspecten van het curatorschap’ poogt een vocabulaire te ontwikkelen waarmee de tentoonstelling kan worden beschreven als, zoals Tejeda Martín schrijft, ‘een nieuw paradigma van de eigentijdse cultuur’ (‘On the Writing of Exhibitions’, Manifesta Journal #7). De discussie vindt niettemin plaats op een metaniveau, waar de tentoonstelling wordt gezien als een ‘blanco pagina’, in de zin die de filosoof Michel De Certeau daaraan geeft, en dus als een ‘ruimte op zich’ die een productieplaats afbakent ‘van waaruit de ambiguïteiten van de wereld zijn verdreven’. (De Certeau, The Practice of Everyday Life, University of California Press, Berkeley 1984, blz 134)

‘De grammatica van de tentoonstelling’ wordt in Manifesta Journal voorgesteld als een compositie van onder meer ruimte, de verschillende archetypische soorten curators (curator-curator, kunstenaar-curator, activist-curator), het lichaam en de ervaring, en de institutionele versus de meer (democratische) tijdelijke tentoonstelling. Deze komen allemaal aan bod via een aantal stemmen dat soms onder dwang met elkaar in dialoog gaat – in de redactionele inleiding wordt Mieke Bals observatie dat de bedreigde curator een specialistische taal nodig heeft, afgezet tegen Peter Osbornes visie dat het curatorendiscours alleen dient om de status van de curator te verhogen. Ook wordt het onderscheid dat Peter Osborne maakt tussen het tentoonstellingsmaken en het politieke, afgezet tegen de machtsrelaties die Anselm Franke juist heel duidelijk in de tentoonstellingstructuur opmerkt. Het tijdschrift wijst voortdurend op de spanning tussen het ontwikkelen van een taal voor het tentoonstellingsmaken, en het weten wanneer en hoe dat te gebruiken – de grammatica van de tentoonstelling. Het ‘hoe’ en ‘waarom’ van de tentoonstellingsgrammatica lijken het best van pas te komen en ik denk dat zo’n grammatica alleen door een praktische analyse van reëel ervaren tentoonstellingsmodellen met succes kan worden ontwikkeld (en dan hopelijk in een breder tentoonstellingsmakerdiscours). Een voorbeeld daarvan is het scherpe en persoonlijke verhaal van Mary Anne Staniszewski, die de geschiedenis van Exit Art bespreekt, een experimenteel centrum voor presentaties in New York waaraan ze de afgelopen vijftien jaar verbonden was.

De slotpagina’s van elk nummer van Manifesta Journal zullen voortaan gewijd zijn aan ‘reflecties’, een reeks meer klassieke besprekingen van tentoonstellingen door curatoren en critici. Dat in dit deel de stemmen van curators en critici naast elkaar staan, elk met hun eigen manier van kijken en schrijven, haalt mooi de in het circuit veelgebezigde bewering onderuit als zou de curator de criticus hebben verzwolgen.

In de ‘reflecties’ van Manifesta Journal #7 gaat Marco Scotini in op de elfde Biënnale van Istanbul, What Keeps Mankind Alive (Wat houdt de mensheid in leven), samengesteld door het Kroatische curatorteam What How and for Whom (WHW). Scotini beschouwt de aanpak van WHW en de metatentoonstelling die daaruit voortkwam als uitgesproken postcommunistisch. De door WHW gekozen grammatica is bedoeld om de biënnalemachinerie te deconstrueren. Met hun nietsontziende bemiddelingstactiek slaagt de groep erin de standaardformats voor biënnales handig te omzeilen.

The Exhibitionist gaf net als Manifesta Journal aan een aantal schrijvers de opdracht tot het geven van een aantal verschillende reacties op, of ‘taxaties’ van deze als ‘controversieel’ aangeduide editie van de Biënnale van Istanbul uit 2009. Jessica Morgan deelt het WHW-project op in de categorieën duisterheid, geografie, materie en transparantie – die ze vervolgens onder vuur neemt. De methodologie van het curatorteam wordt vergeleken met de tactiek van de Guerrilla Girls en als mislukking weggezet vanwege de hang naar nostalgie en de nadruk op geografische ‘gerechtigheid’. Ulrike Groos beschrijft het biënnaleproject als militante zelfpromotie, moralistisch en overijverig, en concludeert dat ‘het een door en door politieke biënnale was’ vol onbekende kunstenaars (althans bij haar onbekend) waar dringend meer kwaliteitscontrole nodig was geweest. Yilmaz Dziewior, directeur van het Kunsthaus Bregenz, gaat zelfs zo ver de positie van WHW terug te plaatsen in de communistische traditie van tentoonstellingsmaken. Een iets opener benadering vinden we bij Jill Winder, publicatiecurator bij BAK in Utrecht, die vraagt waarom de kunstenaars in de Biënnale van Istanbul geen honorarium kregen, terwijl de curators zo sterk de aandacht vestigden op meer rechtvaardigheid binnen de hedendaagse tentoonstellingscultuur.

In het algemeen is The Exhibitionist te typeren als een poging om het idee van een ‘grammatica’ zoals dat door Manifesta Journal naar voren is geschoven te herschrijven. Concrete gevallen van recent curatorschap worden gebruikt om hun verhaal te onderbouwen. Het blad nodigt curators (die blijkbaar ook kunnen schrijven) uit om ‘favoriete’ tentoonstellingen (van toen en nu) te onderzoeken, om bepaalde ‘typologieën’ van tentoonstellingsmaken aan de orde te stellen, zoals de solotentoonstelling of de Kunsthal-format, en om ‘standpunten’ over algemenere tendensen of verschijnselen in het tentoonstellingsveld tot uitdrukking te brengen. Adriano Pedrosa analyseert bijvoorbeeld de curator als ‘kunstorganisator’ in grootschalige biënnales. The Exhibitionist heeft als doelstelling, zoals de definitie van het woord exhibitionisme al aangeeft, de gewoonten van curators bloot te leggen, eerder dan hun standpunten die in Manifesta Journal worden besproken.

De tegenstellingen die in beide tijdschriften aan het licht komen kunnen als passende illustratie worden beschouwd van het ‘voortdurende constructieve conflict met de eigentijdse kunstproductie en het eigentijdse kunstsysteem’ (Beatrix Ruf, The Exhibitionist, blz. 38). Dat conflict wordt versterkt door via redactionele kanalen zoals Manifesta Journal en The Exhibitionist met regelmaat een platform te bieden aan de snedige repliek van curators. De grammatica van het exhibitionisme, het zichtbaar maken van het onzichtbare als nieuwe vorm van geschiedschrijving, is niet alleen maar bedoeld voor curators in ‘curatortijdschriften’, maar zou eigenlijk het doodzieke veld van de kunstkritiek op de ‘blanco pagina’s’ van meer mainstream media zoals dagbladen, tijdschriften en computerschermen moeten aanspreken – de plekken dus waar curators én schrijvers toestemming zouden moeten krijgen (volgens de criteria van de VAR et cetera) om deel te nemen aan bredere debatten in het publieke domein. De publicatie van deze tijdschriften is een hoopgevende eerste stap bij het stichten van een meer geïntegreerd platform om over de tentoonstellingspraktijk te spreken, in een wisselwerking met verschillende stemmen, stellingnamen en geografische posities uit de hele kunstwereld.

Clare Butcher is curator van Your-Space, Van Abbemuseum, Eindhoven.

The Exhibitionist: Journal on Exhibition Making, No 1, January 2010 en Manifesta Journal# 7, Journal of Contemporary Curatorship, No 7, 2009/2010

Vertaald uit het Engels door Arjen Mulder en Maaike Post.

Clare Butcher

Recente artikelen