metropolis m

Ik verander dus ik ben. Het zou het paradoxaal klinkende adagium van Mette Sterre kunnen zijn. Ze heeft zichzelf getraind in verandering. Deels noodgedwongen, toen ze na een val haar brein weer op gang moest zien te brengen, deels uit overtuiging, in dienst van een holistisch bewustzijn. In haar werk viert ze dat vermogen door het een in het ander te laten overgaan, trillend en bibberend, soms direct voor je ogen.

Alles trilt, deint en golft in het werk van Mette Sterre. De muren ademen, het zijn feitelijk ook geen muren meer, al strekken ze zich uit van vloer tot plafond. Het is alsof je in een organisme bent doorgedrongen en tegen de binnenkant van de huid aankijkt. Het atelier beweegt mee met dit werk; het dak is ervoor verhoogd. Sterre was de afgelopen tweeënhalf jaar resident bij de Rijksakademie in Amsterdam en is in die periode met haar atelier vergroeid geraakt, zoals tijdens de Open Studios in 2021 te merken viel. In een rubberen pak vol uitstulpingen, zowel vrouwelijk als mannelijk, tast ze in slowmotion de omgeving af: een gevild wezen zonder ogen of gelaatstrekken dat in een koortsdroom het uur tussen hond en wolf bedwingt. Ook als bezoeker word je opgeslokt. De huid die door het atelier welft maakt puffende, slikkende en ploffende geluiden. Dit innerlijk landschap is een mix van soft-robotica, siliconenrubber en purschuim in vlezige kleuren: roze zoals je mondholte, blauw zoals je aderstelsel en groen zoals een verouderde bloeduitstorting. Tussen dit alles wringt steeds je eigen reflectie zich tevoorschijn, krimpend en uitdijend in een peristaltisch bewegende spiegel. Knerp, knerp. Waar bén je!?

If you don’t know, you don’t grow, smiespelt de ondertitel van deze kinesthetische extravaganza. In een spel met het geheimzinnige en groteske legt Sterre het menselijk lichaam bloot als een wezen dat zijn eigen leven leidt, trillend van mutaties en metamorfoses.  Dit is een dier dat vreet aan het cartesiaanse credo ‘Ik denk, dus ik ben’. Het braakt de ratio uit en dit klinkt erin door: wij zijn één met onze ingewanden; bewoners van de aarde en daarvan is er maar één. De manische diversiteit aan technieken die Sterre aanwendt – inclusief orakeltaal, lichtprojecties, soundscapes en apart opblaasbare abcessen aan het computergestuurde kostuum dat ze als ‘lichaamsmasker’ beschouwt – staat in dienst van een holistisch bewustzijn. Hoe lang is het geleden dat god de mens naar zijn gelijkenis schiep? 2021 mag de geschiedenis ingaan als het jaar waarin het ruimtetoerisme losbarstte, bij Sterre gapen de aardse valkuilen van dat machismo. De reuzenhand van de schepper, heer en meester van het universum, hangt midden in haar installatie wezenloos aan het verhoogde plafond, zonder spieren en botloos, met zijn vijf weke vingers een lullig toonbeeld van impotentie.

Verder borrelt de hele omgeving. Met hints naar slapstick, horror en sciencefiction duikt Sterre door dimensies van tijd, ruimte en de elementen heen. Alles stroomt, is voorzien van leven en ziel. ‘Seaskin’ is een ander woord voor de huid die in haar atelier over de muren golft. Zeeschuim. De volledige titel van deze installatie met performance in siliconenpak luidt Seapussy Galore, Lady Godiva, Abcession – If you don’t know, you don’t grow.

De term ‘plastisch’ klinkt op deze plaats misschien als een understatement maar dat is slechts reden te meer om er dieper op in te gaan. Sterre is specifiek geïnteresseerd in neuroplasticiteit. En in het verlengde daarvan: in neurodiversiteit. ‘Het brein is een dynamisch orgaan,’ zegt ze, ‘waar je met hersengymnastiek de souplesse van kunt trainen. Door alles linkshandig te doen als je rechts bent, te musiceren, een taal te leren of sudoku’s op te lossen, wakker je de groei van verbindingen tussen zenuwcellen aan. Het brein verwerkt nieuwe ervaringen en informatie; het legt nieuwe paadjes aan tussen de hersenhelften. Die kunnen je helpen bij het overleven van veranderlijke situaties.’ Op dit terrein is ze ervaringsdeskundig. Tien jaar geleden belandde ze na een valpartij in het ziekenhuis met een hersenbeschadiging die haar dwong tot het geduldig heroveren van capaciteiten. ‘Ik herkende namen en gezichten niet meer als vanzelfsprekend. Als ik naar fictiefilms keek, raakte ik aan de andere kant van het scherm, waar alles echt leek. Je kijkt in een tegenwereld, verliest een deel van je identiteit en bouwt die weer op. Mette betekent: machtige strijdster. Vroeger vond ik mijn naam vreselijk, alles rijmde erop. Mette, haal je kroketten? Mette, ga je koffie zetten? Nu kan ik me ermee vereenzelvigen. Ik ben een vechter.’

Naar Londen

Nog naduizelend, verscholen onder een pet die de lichtprikkels en migraine op afstand moest houden, verhuisde ze in 2011 naar Londen voor een MA Performance Design & Practice bij Central Saint Martins. Dat was zes jaar na haar afstuderen aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam, waar ze zich al had toegespitst op performances die ze uitvergroot+-te in foto’s en videoprojecties. Haar kinderdroom om modeontwerper te worden leefde ze uit in kostuumdesign voor haar sculpturen en alter ego’s – de latere lichaamsmaskers. Non-binaire wezens verschijnen in de arena, een theatrale mix van mens, machine, natuur, cultuur, object en subject. Na bestudering van de collectie mineralen in het natuurhistorisch museum in Londen, steelt ze de show met een ogenschijnlijk gerobotiseerd, levensgroot wit kristal, dat al zijn facetten demonstreert in een prikkelende dansperformance (Structurealist, 2015). Een eerdere aandachttrekker is een zwaar, uit talloze elastiekjes in elkaar geklust monster, Hummelman (2012), dat met zijn lus voor lus gepunnikte vacht het hoofd buigt onder zijn eigen gewicht. ‘Mijn pakken zijn dominant over degene die ze draagt,’ zegt Mette Sterre. Ze voert het fysieke bewustzijn op, uitwendig, in een paradox van eenwording en vervreemding. Animisme is haar altijd eigen geweest. Inmiddels krijgt haar werk ook een duivelse tik, in de geest van Frankenstein. ‘De zwarte gaten uit onze kennis verdrijven’, noemt ze dat, via het activeren van tastzin en intuïtie.

In Londen en tussendoor ook in New York sublimeert ze de ontwikkeling van een nieuwe lichaamstaal samen met dansers, musici, decor- en theatermakers zoals Peter Brooks en Robert Wilson, die net als zij de maskerades en beschaduwde uithoeken van de menselijke geest in het voetlicht zetten en hun onderzoek naar de fijne kneepjes van the funny & the uncanny in de kunst met haar delen. De kruisbestuiving met podiumtechnieken intensiveert de theatrale, fysieke sensatie van haar werk. Ze zegt: ‘Je definieert jezelf via de ruimte. Bij dans, theater en muziek krijgt body memory veel meer ruimte dan van oudsher in de beeldende kunst. En teamwork telt dubbel. De soundscape in Seapussy Gallore is een samenwerking met Nyré Tiessen. Teamwork verhoogt achter de schermen de expertise; vóór de schermen het effect. De mix van ervaringen via de huid, de ogen, de oren en de neus heft de grens op tussen ratio en emotie, lichaam en geest.’

De schemerzone in haar atelier komt nu in beweging als decor voor het publiek, dat langs het eigen spiegelbeeld in een dystopisch landschap glijdt. De binnenwereld die Sterre hier onthult is ontvankelijk voor de buitenwereld die er steeds dringender om vraagt naar waarde te worden geschat, in alle reikwijdte en diversiteit van de ecologie. Grappig weetje: ‘grotesk’ komt van grot, herinnerend aan aardholtes vol capricieuze groeisels van stalagmieten en stalactieten. Maar wat hier opborrelt is meer dan grillig. Er is morele tijding mee gemoeid. Gehuld in haar blinde lichaamsmasker met ‘bulten als pestbuilen’, tast de kunstenaar naar balans in een verziekt klimaat. Ze lijft het publiek letterlijk in. ‘Wat als het lichaam zich tegen je keert? Ineens blijken we kwetsbaarder dan we dachten.’ Knerp! Knerp! Lachen mag, al was het maar van schrik, en huiveren is heilzaam.

Want nu het alziend oog als corrigerend principe op onze handel en wandel het laat afweten, is ook de dominantie van het oog in de beeldende kunst aan herziening toe. Somatics (somatiek), de wetenschap van het lichamelijk  bewustzijn, vervult een spilfunctie bij de manifestatie van new materialism; het heroveren van evenwicht en onze wederkerigheid met de planeet. Ook taal speelt daarbij een rol. Het lievelingswoord van Sterre is proprioceptie: ‘Oh, proprioceptie! Alleen daarom al zou je van de taal houden! Proprioceptie heeft een binnenrijm en lijkt op perceptie, maar er komt nog iets bij. Het ontstijgt aan alle zintuiglijke ervaringen afzonderlijk, als tegenovergestelde van de selectieve waarneming die ons parten speelt. Laatst was ik bij een lezing over ons blikveld. De randen ervan schijnen zich te vernauwen, ook door al ons turen naar het scherm. Vroeger hadden we een ruimere periferie van zien, vergelijkbaar met sommige dieren. Proprioceptie is de interactie van alle zintuigen in de hersenen: kijken, ruiken, horen en voelen.’

Kunst is geen rocket science, Sterre geen ruimtetoerist. Ze neemt geen afstand van de aarde maar zoekt juist de diepte op. Ze houdt van duiken en neemt een voorbeeld aan de octopus, die met zijn brein verspreid over acht tentakels een sierlijke gebarentaal rondslingert: als een kunstenaar, dichter, dirigent en danser in zijn onderwaterwereld, alles ineen, op de golven van eb en vloed.

Wilma Sütö

is conservator moderne en hedendaagse kunst in het Dordrechts Museum

Recente artikelen