Uit de schaduw van Parijs: de banlieue is booming
Nu het centrum van Parijs uit zijn voegen barst en de vierkante meterprijzen de pan uit rijzen, worden de Parijse voorsteden steeds aantrekkelijker voor alle actoren, van galeriehouder tot kunstenaar. Aangezien er steeds meer kunstinstellingen openen, kan ook de Nederlandse kunstliefhebber niet langer om de banlieue heen. Nanda Janssen signaleerde al eerder een toename aan fondations in Parijs (Metropolis M Nr 4/2021) en bespreekt deze keer de onstuimige groei aan kunstinstellingen in de Parijse banlieue.
Door eenzijdige berichtgeving roept de term banlieue (voorstad) in Nederland nog vaak associaties op met brandende autowrakken, oproer, armoede en uitzichtloosheid. Maar de banlieues zijn divers; in sommige word je met een zilveren lepel in de mond geboren. Bovendien maakt de banlieue een ingrijpende transformatie door. Al in 2008 ontstond het plan voor Le Grand Paris, het voornemen om Parijs centrum en de voorsteden met elkaar te verbinden, en de krachten te bundelen op het gebied van transport, economie en huisvesting. Parijs is een kleine maar dichtbevolkte stad met ruim twee miljoen inwoners op 105 km2. Het nieuwe Le Grand Paris kan zich echter met 7,2 miljoen inwoners op 814 km2 meten aan andere megapolen zoals Tokio, New York en Londen. Het officiële startschot werd in 2016 gegeven en Le Grand Paris is inmiddels volop in ontwikkeling. Een belangrijke component in de realisatie is de uitbreiding van het openbaar vervoernetwerk. Er worden onder meer 200 kilometer aan metrospoor en 68 stations bijgebouwd, hoofdzakelijk in de banlieue. Dit grootste infrastructurele project van Europa zal pas in 2030 voltooid zijn, maar nu al is het openbaar vervoer met sprongen vooruitgegaan.
De beeldende kunstsector in de Parijse voorsteden, die net als in Parijs zelf opvallend omvangrijk is, houdt gelijke tred met deze ontwikkelingen. De meeste instellingen zijn vanaf de jaren tachtig opgericht. Inmiddels bevinden zich een slordige zestig kunstinstellingen verspreid over de banlieue, van underground tot klatergoud, van publiek tot privé, en van lokaal tot internationaal. Het betreft galeries, fondations, musea, een FRAC, een fonds, kunstenaarscollectieven, kunstopleidingen, véél residencies en nog meer centres d’arts.1 Een bezoek aan die plekken is als een architectuurwandeling langs prachtige monumentale panden en adembenemende post-industriële gebouwen. Sinds 2010 is een groeispurt ingezet met de opening van zo’n achttien nieuwe kunstcentra, oftewel centres d’arts 一 en de jaren twintig beloven een ware explosie te worden. Er zijn al zo’n zeven nieuwe instellingen op komst. Kortom, de banlieue is booming.
Twee mega-galeries met museumallure die al in een vroeg stadium neerstreken in de banlieue, springen er direct uit. Galerie Gagosian, een van de machtigste ter wereld, vestigde zich in 2012 in een voormalige vliegtuighangar in Le Bourget, op een dik uur reizen per openbaar vervoer van Parijs centrum. De andere, Galerie Ropac, is een kleiner imperium dat datzelfde jaar zijn intrek nam in een oude bronsgieterij in Pantin. Beide galeries hadden ook al een vestiging in hartje Parijs. Hun vrijwillige ballingschap naar de voorsteden, die toen nog gezien werden als een soort Wilde Westen, deed indertijd veel stof opwaaien. Maar het bleek een slimme zet: het vastgoed is goedkoop, er is veel ruimte en de rijke clientèle kan hun privévliegtuig parkeren op het nabijgelegen vliegveld Le Bourget. Gelukkig mogen ook gewone stervelingen genieten van de uitzonderlijke exposities die deze galeries organiseren en waarvoor kosten noch moeite gespaard wordt. Nadat deze twee giganten de sprong gewaagd hadden, lag de weg open voor andere galeries. Die volgden spoedig. Zo startten in 2019 vier galeries in Romainville en werd Les Lilas begin 2022 verrijkt met de eigenzinnige galerie van Joseph Tang. Die laatste moest zijn pand in de Parijse Marais verlaten en koos voor een nieuwe locatie buiten het centrum. In de Marais, waar de meeste galeries geconcentreerd zijn, wordt het steeds lastiger een galerie te runnen en transporten te organiseren, mede doordat grote delen van de Parijse binnenstad tot voetgangersgebied verklaard worden.
Er tekenen zich inmiddels drie kunsthubs af in de banlieue. Bovengenoemde Galerie Ropac is bijvoorbeeld gesitueerd in Pantin, van oudsher gezien als ‘rode banlieue’ waar de communisten de scepter zwaaiden. Onder de Parti Socialiste-burgemeester die er al sinds 2001 aan het roer staat, wordt de arbeidersstad gerevitaliseerd. De fraai opgeknapte oevers van het kanaal dat Pantin doorkruist, stralen grootstedelijke allure uit, talrijke industriële gebouwen worden herbestemd en luxe modehuizen zoals Chanel en Hermès hebben er hun ateliers. Het optuigen van een kunst-ecosysteem is hierop een aanvulling waarmee de politiek de arme wijk nieuw elan wil geven. In de afgelopen tien jaar zijn in Pantin al het Centre National de la Danse, centre d’art Cneai, kunstenaarsinitiatief The Community, verschillende kunstenaarscollectieven en ateliercomplexen zoals Les Grandes Serres (met de bekende kunstenaar Mohamed Bourouissa) gevestigd. De grootste klapper is de komst van de CNAP in 2024. Dit is het Franse equivalent van het Mondriaan Fonds maar mét een enorme kunstcollectie die meeverhuist. Investeringen zoals deze vormen de motor van de stadsvernieuwing. De New York Times bestempelde Pantin als ‘het nieuwe Brooklyn’, maar hun correspondent woont er dan ook zelf. De andere twee kunsthubs, Romainville en Boulogne-Billancourt, worden aangejaagd door respectievelijk de projectontwikkelaars Fiminco en Emerige, die er ook hun prestigieuze fondations huisvesten.
De hoorn des overvloeds van het kunstaanbod in de Parijse banlieue verschilt op een aantal punten met die van Parijs stad. Allereerst wordt in de banlieue ruimhartig een podium geboden aan Franse kunstenaars, zowel zij die aan het begin van hun carrière staan als mid-career kunstenaars. Daar is veel behoefte aan, zeker nu het programma van Palais de Tokyo steeds meer gericht is op gevestigde en internationale kunstenaars. Een aantal organisaties richt zich specifiek op jonge Franse kunstenaars. Jeune Création, bijvoorbeeld, waarvan de jaarlijkse salon twee keer gastvrij werd ontvangen in de gevestigde galerie Ropac in Pantin. De gemeentelijke Galerie Jean-Collet is elke november steevast afgesteld op jonge schilderkunst en de jaarlijkse Salon de Montrouge is een kraamkamer van talent. Instellingen als Le Crédac en museum MAC VAL hebben een internationale signatuur maar tonen ook kunstenaars van eigen bodem. Een bezoek aan de solo’s of collectiepresentaties in het MAC VAL en je bent weer helemaal bij. In Le Crédac, gevestigd in een New Yorks-aandoende oranje bakstenen fabriek, exposeert de crème de la crème van de Franse kunstscene. De scherpe programmering van Le Crédac is ook de Franse staat opgevallen, die de instelling beloonde met het label ‘centre d’art contemporain d’intérêt national’ (kunstcentrum van nationaal belang). Deze toekenning, die in 2018 in het leven is geroepen om het veld te professionaliseren, is inmiddels aan zo’n 33 instellingen toegekend, waarvan vijf in de Parijse banlieue en één in de hoofdstad zelf. Een andere erkende instelling is La Galerie in Noisy-le-Sec, dat ook een goede neus heeft voor Franse kunstenaars. Directeur Marc Bembekoff legt uit dat de symbolische waarde die van het label uitgaat van immens belang is om het bestaansrecht van de instelling aan te tonen bij de vaak wisselende lokale politiek. Hoewel de financiële ondersteuning een prettige bijkomstigheid is, is deze maar beperkt ー in het geval van La Galerie betreft het een bedrag van 15.000 euro op een budget van 600.000 euro per jaar.
Een tweede onderscheid met Parijs centrum is experiment. De ruim twintig centre d’arts in de banlieue dragen daar grotendeels aan bij aangezien een van hun speerpunten is dat kunstenaars nieuw werk maken. In Parijs zelf ligt het accent op grote, gevestigde namen en exposities met bestaand werk. De musea en andere kunstinstellingen dienen er vaak nationale belangen en worden bovendien beknot door de ijzeren greep van de kunstmarkt. In de banlieue geldt dat niet waardoor er veel meer vrijheid en speelruimte is. De meeste centre d’arts maar ook andere plekken hebben tevens residencies waar kunstenaars onderzoek doen en werk produceren. Werkelijk, het wemelt ervan. Ook buitenlandse kunstenaars komen hierop af. Het Van Doesburghuis in Meudon, bijvoorbeeld, richt zich voornamelijk op kunstenaars uit Nederland. Daar waar in Parijs l’art pour l’art de maat slaat, doet engagement dat in de voorsteden. Een museum als het MAC VAL zoekt in de programmering aansluiting met de maatschappij door relevante onderwerpen te belichten. Tevens werkt het, net als La Galerie, samen met kunstenaars die net als de lokale bewoners een migratieachtergrond of dubbele nationaliteit hebben. Het lokale publiek maakt meestal de hoofdmoot uit. Het sensibiliseren van bezoekers voor beeldende kunst is essentieel en daar worden allerlei innovatieve benaderingen voor ontwikkeld. Vergeet niet dat in sommige voorsteden mensen wonen die nog nooit in Parijs zijn geweest, laat staan weten wat het Louvre is.
Daarnaast zijn in de banlieue een aantal specialismen te vinden die het aanbod in Parijs completeren. Zo excelleert La Ferme du Buisson in performance, richt Centre des arts Enghien-les-Bains zich op kunst en technologie (Nicky Assmann en Jan Robert Leegte hadden hier een duo expositie in 2020-2021), en stimuleert het Centre National de la Danse (CND) de kruisbestuiving tussen dans, performance en beeldende kunst. Maar ook Les Laboratoires d’Aubervilliers, Les Ateliers Médicis en La Ferme du Buisson dragen interdisciplinariteit in hun DNA. Sèvres – Manufacture et Musée Nationaux is een keramiekmuseum, gevestigd in een keramiekfabriek die al sinds 1740 actief is (uitverkorenen zoals de in Amsterdam wonende Française Laurence Aëgerter kregen hier een werkperiode aangeboden). Abbaye de Maubuisson, een voormalig cisterciënzer klooster, heeft naam gemaakt met in-situ kunstwerken die zijn toegespitst op de gewijde ruimte.
Ten slotte stikt het in de banlieue van kunstenaars. Als het aantal kunstenaars een indicatie is voor de conditie van het kunstklimaat, dan is Parijs blakend van gezondheid. In provincie Île de France wonen 8.477 kunstenaars, het merendeel van hen in Le Grand Paris. Geen wonder dat kunstenaarsinitiatieven de laatste tien jaar als paddenstoelen uit de grond springen. Collectief Le Houloc in Aubervilliers ontvangt zowel financiële steun van de overheid als van mecenas Antoine de Galbert. Deze en andere kunstenaarsinitiatieven zoals ChezKit en Atelier W zijn opvallend publieksgericht. Le Houloc, gevestigd in een voormalige timmerwerkplaats, organiseert ook exposities, diners, debatten en performances. Het gaat de collectieven niet heel anders af dan in Nederland, sommige zijn voortdurend aan het verhuizen. De zeventig kunstenaars achter Le Wonder in Clichy moeten bijvoorbeeld voor de vijfde keer verkassen sinds de oprichting in 2014. Le Wonder is goed geoutilleerd met allerlei specialistische werkplaatsen en, daar heb je het weer, een residency voor buitenlandse kunstenaars. Eveneens in Clichy is het überhippe Poush Manifesto te vinden. Met niet minder dan 220 kunstenaars verdeeld over acht verdiepingen is Poush Manifesto de grootste particuliere atelierboer. Het kantoorgebouw staat pal aan de périférique, de snelweg die Parijs scheidt van de voorsteden. Maar ook hier loopt het tijdelijke huurcontract binnenkort af en moeten de kunstenaars na twee jaar elders onderdak zoeken. De open ateliers, waar ook Parijse kunstprofessionals komen scouten, trekken zo’n duizend bezoekers per dag. Geen wonder, van dit soort pionierende plekken gaat een verfrissend elan en dynamiek uit die ook het imago van Parijs als geheel ten goede komt.
Galeriehouder Joseph Tang vatte het treffend samen: ‘Nu is Les Lilas nog een voorstad maar binnenkort is dit Parijs.’ In het centralistische Frankrijk waar van oudsher ook de kunst gecentraliseerd is, nemen de centrifugale krachten langzaam toe. De beeldende kunst waaiert steeds meer uit naar de banlieue. In de hoofdstad nemen de aangeharktheid en museïficatie hand over hand toe. Parijs zal langzaam verworden tot speeltuin van de miljardairs die er hun fondations planten, terwijl de banlieue voorlopig voor een verfrissende onderstroom zorgt.
1 In Frankrijk is een galerie niet alleen een plek waar kunst verkocht wordt, maar ook een centre d’arts, oftewel een kunstcentrum.
Nanda Janssen
is curator en criticus en woont in Parijs