metropolis m

In Jenna Sutela’s werk wordt het denken, het voelen en waarnemen verlegd van de mens naar de computer, microben en buitenaards leven.

In het werk van Jenna Sutela (1983) krioelt het van de (buitenaardse) beestjes, is de bodembiodiversiteit rijk, en zijn de stemmen van micro-organismes alom vertegenwoordigd. Haar onderzoek naar nieuwe vormen van cognitie reikt van de mens (de bacteriën in de darmflora), langs het menselijk verlengde (de apparaten onder onze vingers), tot aan het voor ons onbekende (de planeten boven ons hoofd). In haar experimenten gebruikt Sutela zowel science als fiction, om te testen hoe de machines, bacteriën en slijmzwammen waarmee zij ‘samenwerkt’ zich verhouden tot biologische, technologische, aardse en buitenaardse systemen. 

Recentelijk toonde Sutela het werk nimiia cétiï (2018) in A Tale of a Tube in Rotterdam in het kader van de groepstentoonstelling Mycelium as Lingua Franca (16.11.2019 t/m 26.1.2020). In de vochtige kelder van het voormalig badhuis konden bezoekers plaatsnemen op een hoogpolig, bloedrood kleed om te luisteren naar glossolale poëzie. Deze verzen werden gesproken in een nieuwe taal, gegenereerd door bewegende bacteriën en negentiende-eeuwse Martiaanse berichten (afkomstig van beschavingen van Mars, red.). Te zien was een lichtrode reis door iets dat zowel met een endoscopiecamera als met de Mars Rover gefilmd zou kunnen zijn. 

In het project dat aan de installatie voorafging werden Bacillus Subtilis-bacteriën gefilmd onder een microscoop. Deze extremofiele organismes worden tijdens ruimtereizen gebruikt om leefbaarheid te testen. Op aarde dienen ze als hoofdingrediënt van nattō (gefermenteerde sojabonen) dat wordt beschouwd als natuurlijke probiotica. De bewegingen van bacteriën werden vervolgens door middel van machine learning vertaald in een computergegeneerd handschrift. Deze kalligrafie wordt dan weer verbonden aan geluidsclips die Sutela heeft opgenomen aan de hand van de teksten die het medium Hélène Smith vastlegde tijdens haar seances met marsmannetjes. Het resultaat is een spookachtige taal die doet denken aan de andersom-spraak van het dansende mannetje uit Twin Peaks. 

Overlappend met de presentatie bij A Tale of a Tub werd Sutela’s I Magma (2019) vertoond in de online-omgeving van de Serpentine Galleries en in de fysieke tentoonstelling Mud Muses in het Moderna Museet in Stockholm (12.10.2019 t/m 12.1.2020). In I Magma, dat bestaat uit lavalampen in de vorm van hoofden en een app, staat niet de belevingswereld van microben maar die van machines centraal. Door computers de vormen die ontstaan in de chemische reactie tussen olie, wax en water te laten analyseren en interpreteren, probeert Sutela de non-antropomorfische denkpatronen van de apparaten bloot te leggen. Met behulp van machine learning worden vanuit de organische bewegingen van blobs, mystieke teksten en folkloreverhalen nieuwe narratieven gegenereerd. Sutela: ‘Veel van mijn werk gaat over het tot stand brengen van nieuwe soorten psychedelica omdat ik denk dat zij ons de wereld op alternatieve manieren laten ervaren. Computergebruik is de laatste jaren ook erg psychedelisch geworden. Zo is deep dreaming in feite een computer die aan het trippen is. Ik denk dat we nieuwe manieren van voelen moeten ontwikkelen om ons aan te passen aan de huidige omstandigheden. Maar ik geloof ook dat een bewustzijn bezitten niet menseigen is en dat we ons moeten verhouden tot andere vormen van cognitie. Wanneer het op computers aankomt, wordt deze vraag lastiger omdat het betwistbaar is of intelligente systemen “bewust” zijn of niet – en of dit wenselijk is of niet. Machine learningprocessen spelen een grote rol in onze leefomgeving. Dit probeer ik te onderlijnen, voelbaar te maken, opdat mensen er meer aandacht aan schenken.’

Scifi-literatuur

Sutela heeft zich met allerlei non- of bovenmenselijke levensvormen beziggehouden, recentelijk veel met mircroben. ‘Het probleem is altijd het samenwerken met deze microben, want hoe kun je samenwerken met iets dat geen taal met je deelt? Voor mij is het doen van taalkundige experimenten met microben daarom een eerste stap om de wereld op andere manieren te proberen te ervaren.’

Sutela’s wens om contact te leggen tussen mens, microbe en machine komt voort uit een grote interesse in scifi-literatuur en de cyberneticawens om contact te leggen tussen mens, microbe en machine komt voort uit een grote interesse in scifi-literatuur en de cybernetica. Waarbij ze met name is geïnspireerd door het door de biologie gevoede denken van de sciencefiction-auteur Ursula K. Le Guin (1929-2018) en cyborg-wetenschapper Donna Haraway (1944), die het heersende individu relativeren door duidelijk te maken hoezeer mensen in een symbiotische relatie leven met microben.1 In haar werk combineert Sutela de perspectieven van Le Quin en Haraway door het lichaam te zien als een draagtas en de microben als zijn inhoud.2 Deze bagage kan echter zowel de fysieke als mentale balans van de drager ‘verstoren’ langs de gut-brain axis: biochemische signalen tussen het maagdarmkanaal en het centrale zenuwstelsel. In haar praktijk wil Sutela bijdragen aan de discussie rondom de symbiotische as omdat deze afwijkt van het dominante narratief over de survival of the fittest.

Opmerkelijk aan het werk van Sutela is het precaire evenwicht tussen de science die nodig is om ze te realiseren en de fiction die ze omkadert. Sutela: ‘Natuurlijk begin en eindig ik een werk met fictie, ook al zit er wetenschap tussenin. Maar ik denk dat het interessant is om wetenschappelijke onderwerpen vanuit een kunstperspectief te benaderen omdat je er dan mee kan spelen. Wat ik belangrijk vind aan technologie in deze context is dat het geen gebruikswaarde hoeft te hebben, het hoeft geen kapitaal te accumuleren. Na met wetenschappers in laboratoria te hebben gewerkt, komen vragen die je vanuit een buitenstaanderspositie stelt soms niet over als de juiste. Maar het is juist door het feit dat je als kunstenaar buiten het bekende kader kan denken dat je er een wereld omheen kunt creëren.’ 

Als ik Sutela vraag of zij enkele (scifi)auteurs kan noemen die mij haar oeuvre en de bio-science(fiction) context waaruit het voorkomt, beter zouden kunnen laten begrijpen, noemt ze Annihilation (2014), het eerste deel van Jeff VanderMeers Southern Reach-trilogie. In de roman, die wordt geschaard onder de categorie fungal fiction (een subgenre van de New Weird-beweging), hebben intelligente schimmels het voor het zeggen. Het plot ontvouwt zich rondom een expeditie van vier vrouwen (een bioloog, een antropoloog, een psycholoog en een agronoom) naar Area X, een vreemd verlaten gebied met een eigen bovennatuurlijke ecologie. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van de bioloog wier man tijdens de voorgaande missie is verdwenen. Wanneer zij richting het einde van het boek de Crawler – een tot dan toe onbekend, moordlustig organisme dat profetische boodschappen achterlaat, geschreven in schimmels – in woorden probeert te vatten, vraagt zij zich af: ‘What can you do when your five senses are not enough?’ Niet alleen het personage maar ook de schrijver stuit hier op de barrière tussen de zintuigen en taal. Het is ook hier dat VanderMeer stelt: ‘Uiteindelijk moeten wij ons verhouden tot de symbiotische relaties die we binnen en buiten onszelf aangaan en deze meenemen in de beslissingen die we maken.’  

Tijdens de Liverpool Biënnale van 2020 met de titel The Stomach and the Port zal Sutela twee werken tentoonstellen: een sculptuur gebaseerd op de lavalamphoofden uit I Magma en een hoorspel over interspecies gestation bestaande uit een dialoog tussen twee non-/bovenmenselijke karakters, waarvan de één de ander in zich draagt. Dit werk is tot stand gekomen in samenwerking met Elvia Wilk – de schrijfster van de ecologische scifiroman Oval (2019), een debuut dat met lovende recensies is ontvangen, onder meer door Jeff VanderMeer. In beide werken is het onbetwist: five senses are not enough. Gelukkig wordt er, zoals in het hele oeuvre van Jenna Sutela, wel gehint naar het bestaan van andere zingtuigen – die zouden zich ergens in de gut-brain axis bevinden. Het is hoe dan ook duidelijk: onze microben en machines ervaren wellicht meer dan wij durven te onderkennen. 

1 Haraway spreekt in dit verband over de holobiont, die werd geïntroduceerd door bioloog Lynn Margulis in haar boek Symbiosis as a Source of Evolutionary Innovation (1991). 

2 Onlangs verscheen er een heruitgave van Ursula K. Le Guins essay ‘The Carrier Bag Theory of Fiction’ (1986). Het betoogt dat niet het wapen maar de draagtas het eerste hulpmiddel in de menselijke evolutionaire geschiedenis. Het verhaal wordt in de recente uitgave ingeleid door Donna Haraway.

THE STOMACH AND THE PORT
Liverpool Biënnale 2020
11.7 t/m 25.10.2020

Lena van Tijen

is schrijver

Recente artikelen