Voici
Voici
De Duve doceert
Kunstfilosoof Thierry de Duve ziet zijn verlangen omgezet in werkelijkheid. Hij verlaat met de groots opgevatte expositie Voici de beslotenheid van zijn kunstfilosofische discours en probeert de schijn hoog te houden dat de kunst uit de vorige eeuw zich tot iedereen richt. Thierry de Duve is een erudiet historicus en schrijver, wat eens te meer wordt bewezen in het vuistdikke essay dat hij schreef in de mooi geïllustreerde catalogus van de tentoonstelling. Het essay is een bijwijlen briljante bespiegeling van de breukpunten in de moderniteit waarin vooral het oeuvre van Edouard Manet als scharnier wordt gebruikt om aan te tonen dat de abstracte kunst niet zozeer vanuit de kunstenaar of het kunstwerk bedacht is, maar vanuit de toeschouwer die zich buiten het kunstwerk bevindt.
Essay en tentoonstelling zijn opgebouwd uit drie hoofdstukken die mij verdacht veel deden denken aan titels die kunstenaar Bernd Lohaus aan zijn houten sculpturen verleent en die veelal een verbale reflectie bieden op de relaties tussen het kunstwerk en de toeschouwer. In se heet de aanzet van de tentoonstelling. Thierry de Duve onderbouwt hier op een logische manier het haast filmisch verloop van de esthetische ervaring. Het kunstwerk vertoont zich als een artistiek object (Dit ben ik) dat – in normale omstandigheden – de toeschouwer kan aanspreken (Daar ben Jij) en hierdoor de mensen als subjecten in gemeenschap bij elkaar brengt (Hier zijn wij). Met subthema’s die veelal een humane betekenis hebben, verfijnt hij de indeling. Het essay in de catalogus is deels kunsthistorisch, deels gebaseerd op een zeer persoonlijke en gevatte perceptie van kunstwerken. Ragfijn analyseert Thierry de Duve het werk van Manet dat hij definieert als een eerste aanzet om de toeschouwer er bewust deelgenoot van te laten worden. Zonder de bewuste plaats van de toeschouwende toeschouwer (buiten het schilderij) is het werk niet af. ‘Schilderkunst blijft een kunst zonder klankband’, beweert De Duve, en daar wringt natuurlijk het schoentje. Als de kunst zich niet meer in een serviceverlenende relatie bevindt tegenover staat, kerk of kapitaal, is ze gedoemd te overleven met behulp van uitleg. En dat doet De Duve dan ook in een parallel circuit binnen de catalogus. Deze vrij vulgariserende tekstjes onder de afbeeldingen staan in schril contrast met de soms diepgaande en hermetische, persoonlijke bespiegelingen in het essay.
De tentoonstelling is een erg persoonlijk parcours geworden waarin de drie hoofdstukken op een ietwat geforceerde manier worden gepresenteerd en soms geïllustreerd. De majestueuze Horta hal van het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten is het decor voor een getheatraliseerde setting van sculpturen die haast paarsgewijs een dialoog aangaan zoals dat gebeurt tussen Auguste Rodin en Kiki Smith, Constantin Brancusi en Didier Vermeiren, de kegels van Roni Horn met de kogels van Gerhard Richter en daartussenin een vloersculptuur van Bernd Lohaus en een hangende zwarte hoofdloze pop van Louise Bourgeois. De kunstwerken zitten als zeldzame dieren in een dierentuin, mooi gevangen tussen een afspanning van fluoriscerende touwen. Heel bizar: een totaal uit de context getrokken indrukwekkende stenen adelaar die ooit in Marcel Broodthaers’ Section des Figures in Düsseldorf deel uitmaakte van een uit meer dan driehonderd tellende verzameling adelaars met het bijbehorende bordje Ceci n’est pas un object d ’art, staat hier mooi buiten de opvallende omheining. Hier neemt de theoreticus De Duve een eerste maal de lectuur resoluut in eigen handen. Hij haalt één object uit een grote Broodthaers-installatie en verleent er uniek statuut aan. Ronduit mistroostig is de wijze waarop topwerken van Robert Filliou, George Brecht en Piero Manzoni werden weggemoffeld aan de zijkant van de brede marmeren trap die naar de zalen leidt. Respect voor de kunst is hier evenredig met de tegenoverliggende chaos van zetels en ander langszij geschoven materiaal.
Afgezien van een conceptueel getint, nieuw flitsend tekstwerk van de Canadees Michael Snow, ontbreken alle zogenaamde conceptuelen zoals Lawrence Weiner, Robert Barry of zelfs Douglas Huebler. Thierry de Duve is niet geïnteresseerd in kunst die op een exemplarische manier de kunst, het instituut kunst of de verhouding tussen kunst en macht in zich draagt. De selectieve keuze lijkt vooral vanuit formalistisch standpunt te zijn ingegeven. Dus geen Daniel Buren en ook geen Hans Haacke, maar wel een grote installatie van zijn lievelingskunstenares Sylvie Blocher die op een banale manier de kunst gebruikt om de stem van de gewone Brusselaars als een valse echo te laten weerklinken in de zalen van het Paleis der Schone Kunsten.
Persoonlijk was ik gechoqueerd door de vrije toepassing van kunst naar eigen idee, vooral in het geval van Joseph Beuys’ Wirtschafswerte, het sleutelwerk van het SMAK in Gent. Deze kast met eenvoudige schappen waarop voedingsmiddelen staan uit de voormalige DDR hoort te worden geflankeerd door schilderijen uit de periode van Karl Marx. Thierry de Duve nam de vrijheid om Beuys te eren en ‘mooi te maken’ met doeken van Gerhard Richter en ééntje van Pablo Picasso. Hiermee wordt de politieke inslag van dit krachtig werk teniet gedaan tot op het geneutraliseerde niveau van een lieflijk aandoend stilleven. Die verkrachting van de diepe politieke betekenis van dit meesterwerk van Beuys wordt nog meer geaccentueerd door de nabijheid van twee stillevens van Giorgio Morandi.
In feite opereert Thierry de Duve in Voici met twee gezichten. In de catalogus is er het dubbelspoor tussen het theoretische essay en de hapklare uitleg onder de vele fotoafbeeldingen, in de tentoonstelling wordt het feitelijk-historische hier en daar opgeofferd aan de drang en het verlangen van de theoreticus om interpretaties en constellaties te maken die hem heel dicht in de buurt brengen van wat ooit Harald Szeemann zwaar werd verweten – als curator in de plaats te treden van de kunstenaar. Heeft de theoreticus wel het recht om kunst te gebruiken ter ondersteuning van een op het eerste gezicht populistisch aandoend discours waarmee wordt beoogd de massa te overtuigen dat de ingebakken vooroordelen over de moderne en hedendaagse kunst kant noch wal raken? Het essay in de catalogus blijft niettemin een plezier om te lezen alhoewel De Duve een traditioneel denken aanhangt over kunst waardoor hij de aansluiting mist met de kunst van de laatste tien jaar. Kunst beleeft en herdefinieert zichzelf vandaag de dag weer vanuit de ervaring met het kleine leven, zonder de zekerheid van ideologieën die het een en ander op een abstracte manier kunnen sublimeren.
Luk Lambrecht