metropolis m

Deze zomer neemt Adelita Husni-Bey deel aan Being: New Photography 2018, een vermaard tweejaarlijks overzicht van urgente en overtuigende ideeën uit de hedendaagse fotografie en op foto gebaseerde kunst. Een verrassende keuze voor de kunstenaar die tot nog toe vooral bekend staat vanwege haar op video opgenomen groepsgesprekken rond allerlei dwingende sociale vraagstukken. Of toch niet?

 

Weronika Trojanska

Toen het MoMA in New York je vroeg om deel uit te maken van Being: New Photography 2018, maakte je The Council (2018). Je hield een drie weken durende workshop waarin je deelnemers uitnodigde om te speculeren over de toekomst van kunstinstellingen. Het eindresultaat van het werk bestaat uit geënsceneerde portretten. Leg uit.

Adelita Husni-Bey

The Council werd in opdracht van het MoMA gemaakt, in samenwerking met de jongerenafdeling van het museum. Ik zat te denken over hoe fotografie kan worden ingezet binnen de muren van een gekoloniseerde ruimte zoals het MoMA, een groot en historisch beladen museum. Ik raakte geïnteresseerd in het gebruiken van mijn manier van werken, dat wil zeggen met pedagogische methoden en kaders, om tot de kern te komen van wat dit museum doet en is. Ik wilde een andere, alternatieve verbeelding eromheen bevorderen, die ook een manier is om zijn functie te bekritiseren. Na een oproep van de educatieafdeling organiseerden we een drie weken durende workshop voor jongeren. We begonnen met vragen als: wat is een museum? Wat doet het MoMA? Wat communiceert het? Van wie krijgt het museum geld? Maar ook vragen die onze relatie met het museum duiden, zoals: wat wil je dat het museum doet? Wat zou je willen dat het museum zou zijn als je de macht had? In één van de foto’s uit de serie zie je de tieners rond een tafel zitten, debatterend. Dat debat heeft werkelijk plaatsgevonden en was het hoogtepunt van de workshop. We hadden een echte “raadsvergadering”, urenlang in de Founders Room van het museum. Tijdens de vergadering besloten de deelnemers wat de toekomst van de instelling zou zijn, aan de hand van verschillende kritische scenario’s die we hadden opgesteld. Dus terwijl je denkt dat het een geënsceneerd portret is, zou ik het niet geënsceneerd willen noemen. Iedere persoon op de foto heeft keuzes gemaakt met betrekking tot de eigen houding, in relatie tot de anderen en in reactie op het proces.’

 

Weronika Trojanska

Hoe probeer je al die onzichtbare aspecten van het proces over te brengen via een werk?

Adelita Husni-Bey

‘Ik gebruik vaak verschillende media om de fotografie aan te vullen. In dit geval is er een selectie posters, gemaakt tijdens de workshop, ook beschikbaar op de website. En er een audio-opname van de workshop online te vinden. Ik wilde echter ook kijken hoe het zou zijn om alleen fotografie te gebruiken. Dit is dus de eerste keer dat het andere materiaal niet aanwezig is in de tentoonstellingsruimte. Er zitten zeker lastige kanten aan het gebruik van fotografie om een proces te representeren, maar omdat het project plaatsvond in het kader van een fototentoonstelling, dacht ik: wat kan een portret doen? Wat kan een portret zijn? Aangezien de beelden het resultaat zijn van de workshop hebben ze direct een link met hoe iemand besluit zichzelf te representeren binnen het gegeven kader. Het kader van de workshop is echt een soort van speelveld. De stilte, de details, de gebaren; daar worden de beslissingen die door de groep werden genomen zichtbaar, bijna als een soort propagandaposter. Heb je ooit de foto’s gezien die Paul Fusco maakte van de rouwende mensen die Kennedy’s begrafenistrein begroetten in 1968? Elk detail, de kleding, de borden, de houdingen; dat zijn allemaal gebaren van zelfrepresentatie.’

Weronika Trojanska

In dit werk, net als in eerdere video’s, lijkt er een constant gesprek plaats te vinden over de documentatie en het geënsceneerde deel ervan. Welke positie neem je in binnen het productieproces en hoeveel vrijheid geef je aan de deelnemers?

Adelita Husni-Bey

‘Aan de basis ligt het kader van de workshop. Ik presenteer een idee. Bij The Council heb ik vooraf de deelnemers ontmoet en gezegd: “Ik zou graag een workshop willen houden op basis van wat deze instelling betekent, hoe zij werkt en pedagogiek gebruikt. We doen dit proces samen, in de zin dat we onderling van elkaar leren, maar ik geef jullie een aantal grenzen in de vorm van oefeningen.” Zodra we een vooraf vastgesteld kader hebben van grenzen of vragen waarbinnen we kunnen werken, wordt het interessant voor iedereen om zich te verhouden ten opzichte van die grenzen. Ik geef ook aan dat als je niet wil je niet in de film of in de representatie van de workshop hoeft voor te komen. En dat wanneer we halverwege de workshop collectief beslissen dat het onzin is wat we aan het doen zijn en een andere richting op willen, dat ook prima is. De hoeveelheid vrijheid die we elkaar geven, is evenredig aan de gesprekken die we voeren en de dynamiek tussen ons. Het is in niemands belang om de workshop alle kanten op te laten gaan of om al een vaststaand resultaat in gedachten te hebben. Het zou iemand te veel macht over de stem van anderen geven. Naast dat de workshop een pedagogische ervaring wil bieden, is het ook werk en wordt iedereen ervoor betaald. De deelnemers ontvangen ook een gelijk deel van de winst van het werk als het wordt verkocht.’

Weronika Trojanska

Je lijkt jezelf helemaal uit te wissen. Je bent meestal onzichtbaar in je projecten. De deelnemers vormen de kern ervan.

Adelita Husni-Bey

‘Ik sta inderdaad nooit echt centraal in de projecten. In The Council zie je me wel in de film. In Agency hoor je me soms praten. Het is duidelijk dat er een machtsdynamiek is die onmogelijk volledig weg te poetsen is, die voortkomt uit het feit dat ik mensen heb uitgenodigd om deel te nemen. Maar ik ben nooit degene achter de camera. Ik ben altijd zelf in de ruimte en werk samen met de deelnemers om ze ideeën te ontfutselen. Ik bewerk de video en ik geef aan dat de versie die ze gaan zien mijn visie is. Dat maakt deel uit van het proces. Ze zijn ook van harte welkom om de workshop zelf te filmen. Ze produceren vaak hun eigen inhoud met hun telefoons en andere camera’s. Maar vanwege de individualistische dynamiek van de kunstwereld neem ik de verantwoordelijkheid voor de output in de hoop dat we er wat geld mee kunnen verdienen en er ook iets van leren.’

Weronika Trojanska

Je hebt een achtergrond in de sociologie. Hoe beïnvloedt dit je artistieke praktijk?

Adelita Husni-Bey

‘Ik ben vooral geïnteresseerd in anarchistisch-collectivistische educatie. Ik heb in de loop der jaren heel wat onderzoek gedaan naar methodes die al lang bestaan, om na te denken over manieren om bijvoorbeeld het gevoel van mislukking te de-individualiseren. Dit is iets waar ik specifiek aan heb gewerkt in After the Finish Line met een groep atleten, die dachten dat ze individueel faalden, omdat ze heel hard renden en uiteindelijk scheenbeenirritaties kregen, of omdat ze te hard zwommen sinds hun zesde, waardoor hun schouders nu in slechte staat zijn. Ik heb met hen samengewerkt om het concept concurrentie op een holistischere manier te begrijpen, om in te zien dat het een constructie is die door een kapitalistische hegemonie op ons wordt geforceerd en dat deze modus operandi onze lichamen kapotmaakt. Er zijn verschillende manieren om te bestaan. Door dat gevoel van mislukking te de-individualiseren, vermijd je dat het een individuele last wordt, een last die vaak te zwaar is om alleen te dragen.’

Weronika Trojanska

Vanwaar deze interesse in sociale structuren?

Adelita Husni-Bey

‘Voor mij is hedendaagse kunst in sommige opzichten een soort gereedschap. Ik kan geld en andere middelen van kunstinstellingen inzetten om werk te maken waarvan ik persoonlijk denk dat het waardevol is, vooral nu. Het is ongewoon werk. Ik kan als socioloog niet echt overal opduiken en zeggen: “Kan ik op jouw school anarchistische educatiemethoden inzetten?” Maar als kunstenaar kan dat wel en ik denk dat het belangrijk is om die kracht in te zetten. Het soort scholen dat ik bestudeerde, van de Escuela Moderna en Tolstojs Yasnaya Polyana tot de anarchistische school van Paul Robin in het weeshuis Cempius, probeer ik in de spotlights te zetten, terwijl ik natuurlijk ook dingen overneem uit de huidige radicale onderwijspraktijken. Er zijn ook vandaag de dag nog anarchistisch-collectivistische scholen. Paideia in Spanje is een goed voorbeeld. Ik zie mezelf als een soort ongewilde reizende vertegenwoordiger van deze plekken. We zijn allemaal gevormd als subjecten en het werk dat ik doe is nadenken over antikapitalistische kritiek en collectivistische subjectvorming samen met een groep mensen. Het gaat over ontologische vragen, over de kern van wie we zijn, over hoe we gevormd worden door de krachten van specifieke machtsverhoudingen. Het kunstwerk dat eruit voortkomt is een document hiervan. Ansichtkaarten van een onbewoond eiland hadden een bepaalde betekenis in 2012 en zullen waarschijnlijk een andere betekenis hebben in 2024, omdat de wereld zal zijn veranderd. Kunst heeft die capaciteit ook. Toen ik Agency in Rome schoot, werkte ik met een klas studenten. Ze besloten van welke groep ze deel wilden uitmaken en toen zeiden ze: “Oké, we hebben de rollen verdeeld. Wat ga je nu allemaal doen? Ga je god spelen?” Dat was een heel interessante vraag, omdat ik diegene was die ze in deze situatie zette, in mijn wereld. Aan het einde van de workshop was het vrij duidelijk waar die wereld volgens hen naartoe ging: het werd een beetje een fascistische samenleving, waarin ik geen goddelijke krachten bezat om dingen te veranderen. Deze workshop heeft ons iets geleerd over de langzame ontwikkeling van onze samenleving en onze verantwoordelijkheid daarin. Ik waardeer ook echt het aanspreken van verschillende soorten publiek. Voor After the Finish Line werkten we bijvoorbeeld samen met de revalidatieafdeling van een ziekenhuis. Veel artsen, ouders en gezinnen kwamen naar de opening. Het is mooi als er bijna niemand uit de kunstwereld aanwezig is. Het geeft het werk dat ik aan het doen ben ruimte en het opent deuren voor mensen die misschien geen interesse in kunst hebben of haar niet als waardevol beschouwen.’

Weronika Trojanska

Wat is naar jouw mening de toekomst voor kunstinstellingen?

Adelita Husni-Bey

‘Ik weet het niet. Ik zou niet in een echte raadsvergadering plaats willen nemen. Dat zou een heel slecht idee zijn. In mijn jeugd ging ik naar sociale centra en bezette ruimtes in Italië. Dat vond ik erg pedagogisch, omdat het “afgenomen” ruimtes waren. Die ruimtes voelden aan als een ritueel in burgerlijke autonomie en onderdak. Ik zou willen dat het museum zo zou zijn. Ik weet niet wat de toekomst van de kunstwereld of van kunstwerken daarin zou kunnen zijn, en dat interesseert me eerlijk gezegd ook niet zoveel. Ik houd niet van kostbare dingen en ik zou kunstwerken niet per se behouden. Ik weet niet of mijn museum van de toekomst zelfs ruimte zou hebben voor het conserveren van kunst. Misschien zou dat museum meer een soort radicale bezette ruimte zijn. Ik denk dat die ruimtes noodzakelijk zijn, maar ze ontbreken waar ik woon.’

Weronika Trojanska 

is kunstenaar, New York

Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen

Weronika Trojanska

is kunstenaar en schrijft over kunst

Recente artikelen