metropolis m

Computers bepalen toenemend de manier waarop we ons de toekomst voorstellen. Er is steeds meer kritiek op, maar de afhankelijkheid bij de inrichting van het leven wordt er niet minder door. Nu de werkelijkheid steeds vaker ‘hoogst ongebruikelijk’ is, voorspelt Emily Rosamond dat modellen de toekomst in toenemende mate zullen duiden vanuit wat er gebeurd zou moeten zijn, in plaats van wat zal gebeuren. 

 

In de zomer van 2020 ontvingen studenten in het Verenigd Koninkrijk ongebruikelijke examenresultaten. Zoals zoveel studenten overal ter wereld hadden ze vanwege de coronaviruspandemie hun examens niet kunnen afleggen. Toch was hun toekomst, oftewel hun plek op de universiteit of in het hoger onderwijs en de carrière en de levensloop die uit hun vervolgstudie zouden kunnen voortvloeien, nog steeds afhankelijk van de uitslag van de examens die ze niet hadden afgelegd. Docenten werden geïnstrueerd om de cijfers voor de studenten in te schatten en kregen daarvoor voorspellingsmethoden aangereikt. Enkele maanden nadat deze methodes waren ingesteld, kregen de toezichthouders van de overheid twijfels, omdat er sprake was van cijferinflatie. Het gemiddelde van de voorspelde uitslagen lag hoger dan de normale jaarlijkse examengemiddelden. Met het gevolg dat het aantal gekwalificeerden groter was dan het aantal beschikbare plekken op universiteiten.

Hoe los je dit dilemma op? Met het Ofqual-algoritme! Dit algoritme, dat nu algemeen als ‘schokkend oneerlijk’ wordt bestempeld, verlaagde bijna veertig procent van alle examenresultaten in het hele land, met behulp van een methode die vooral de prestaties van een school in het verleden beoordeelden in plaats van de inspanningen van de studenten of de voorspellingen van de docenten. Dit houdt in dat de resultaten van een slimme, hardwerkende student op een ondermaats presterende school (of zelfs een zeer recent verbeterde) waarschijnlijk naar beneden worden bijgesteld. De resultaten van studenten aan beter gefinancierde privéscholen, die over het algemeen goede examenresultaten behalen, zouden minder snel naar beneden worden bijgesteld. Het algoritme liet sommige studenten zelfs zakken simpelweg omdat, op basis van de prestaties van de school in de afgelopen drie jaar, er minstens iemand moest zakken uit dit jaar. Wijdverbreide studentenprotesten, met scherpe slogans als ‘Fuck the Algorithm’, dwongen de regering uiteindelijk tot een beschamende ommezwaai: ze lieten de door het algoritme bijgestelde resultaten vallen en keerden terug naar de voorspellingen van de docenten. 

Het protest wees op iets dat door veel wetenschappers wordt gedeeld: bezorgdheid over geautomatiseerde voorspellingen. Het Ofqual-algoritme, een relatief eenvoudige methode, had een ernstige ontwerpfout (de vertekening door eerdere schoolresultaten) en daarmee vernietigende gevolgen. De ergernis over het falen van dit algoritme gaat echter verder dan dit fiasco en betreft een breder gebied van steeds ondoorzichtiger en onverantwoordelijker wordende voorspellende hulpmiddelen, die bijna allemaal de bestaande ongelijkheden verergeren. Dit probleem komt steeds terug in de vele kritieken op voorspellende methoden en algoritmische bestuur die worden gepubliceerd.1 

De alomtegenwoordige neiging tot de inzet van voorspellende algoritmen – van de relatief eenvoudige tot de meest complexe, black-boxed, machine learning – verdient zeker kritiek. Maar er is nog een andere dimensie aan het Ofqual-algoritme die verdere analyse verdient: de tijdstructuren die worden geïmpliceerd door hun voorspellingswijzen. Het examenalgoritme voorspelde niet in de eenvoudige onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd of onvoltooid verleden toekomende tijd (wat zal er gebeuren, wat zou er kunnen gebeuren) zoals voorspellingshulpmiddelen vaak doen. Nee, er werd een voorstel gedaan dat grammaticaal, temporeel en conceptueel veel ingewikkelder was. Als de examens waren doorgegaan, wat zou deze student dan voor cijfer hebben gekregen? Of, om het anders te zeggen: wat zou er gebeurd moeten zijn met de examenresultaten?

De constructie ‘wat zou er gebeurd moeten zijn?’ wordt in de grammatica soms een voorwaardelijke of een onwerkelijke voorwaardelijke zin uit het verleden genoemd. Dat betekent een contrafeitelijke of hypothetische claim met de belangrijke als-clausule die in de voltooid verleden tijd is weergegeven (als x was gebeurd) en zijn ondergeschikte dan-clausule in de voltooid verleden toekomende tijd (dan zou y zijn gebeurd). ‘Wat zou er gebeurd moeten zijn?’ is nog complexer. Het is vergelijkbaar met een voltooid verleden toekomende tijd, in die zin dat het terugkijkt vanuit het heden naar een moment in het verleden dat een andere toekomst leek te hebben, behalve dan dat er een ommekeer in de gebeurtenissen heeft plaatsgevonden waardoor de duidelijke toekomst van dat moment onmogelijk werd. Maar ‘wat zou er gebeurd moeten zijn?’ verabsoluteert de voltooid verleden toekomende tijd, door het te combineren met een normatieve verwachting van de onvermijdelijkheid die sindsdien is gedwarsboomd. ‘Zou moeten zijn’ gaat in de richting van ‘zou moeten’; alsof een bepaalde geannuleerde toekomst, die bijna onvermijdelijk leek, datgene was dat zich in de eerste plaats moest afspelen. Een eerst veronderstelde onvermijdelijkheid is, in weerwil van zichzelf, verdwenen.

Misschien zou men kunnen zeggen dat deze werkwoordstijd iets van een anomalie vertegenwoordigt op het brede terrein van de voorspellende hulpmiddelen (computationeel en andersoortig) die de toekomst vormgeven vanuit het huidige tijdsgewricht dat wordt bestempeld als het ‘tijdperk van big data’ of het ‘tijdperk van financierderskapitalisme’. Om eerlijk te zijn, het is een ‘hoogst ongebruikelijk’ jaar (zelfs als dit ‘hoogst ongebruikelijk’ de komende jaren steeds gebruikelijker lijkt te worden). Het is hoogst ongebruikelijk dat de cijfers die er zouden zijn geweest nog steeds nodig zijn, als de olie in de machine van de verdiensten die toelating en vooruitgang mogelijk maken, waarop de quasi-meritocratische typische stroom van gecultiveerde talenten, verwachtingen, levens en lotsbestemmingen is gebouwd in onze maatschappij. Het is niet normaal dat cijfers op deze manier voorspeld moesten worden. Uiteraard gaat de overgrote meerderheid van de talloze voorspellende hulpmiddelen – die instrumenteel zijn voor de gefinancialiseerde ‘risicosamenleving’ (om een term van Ulrich Beck te gebruiken) en ingebed zijn in het dagelijks leven – uit van simpelere vormen van toekomst, hoe complex ze ook mogen zijn. Bij het berekenen van de waarde van een derivatencontract of het bepalen wie een risico vormt voor kredietverlening, zijn vragen over wat er waarschijnlijk zal gebeuren of zelfs wat er zou kunnen gebeuren (in termen van waarderingsmodellen over mogelijkheid in plaats van waarschijnlijkheid) de norm en niet de uitzondering. De toekomende tijden worden aangehouden, zelfs als (zoals Randy Martin zo duidelijk beargumenteerde in Knowledge LTD: Toward a Social Logic of the Derivative, 2015) de voorspellende modellen die ze poneren voortdurend tegen de grenzen van hun eigen kunnen aanlopen, waarbij ze de toekomst, waarin ze louter waarnemers beweren te zijn, scheeftrekken en zo de inherente grenzen bereiken van de kennis die ze beweren te produceren. De toekomende tijden houden stand, zelfs als, zoals Joshua Ramey betoogde in Politics of Divination (2016), het neoliberalisme de impuls om te voorspellen diep ontheiligt door het uitbreiden van de normen en verwachtingen van vandaag de dag, waarmee de toekomst wordt vormgegeven als een blanco herhaling van de eisen van het heden.

Maar ik zou graag willen beargumenteren dat de manier van voorspellen met de vraag ‘wat zou er gebeurd moeten zijn?’ juist nu tot wasdom komt. Misschien is het zelfs in opkomst als een paradigmatische voorspellende modaliteit van het komende decennium. Deze verabsoluteerde vorm van de voltooid verleden toekomende tijd verdient veel meer aandacht in discussies over de voorspellende voorkeuren van het heden, want het is de werkwoordstijd van de gedwarsboomde toekomst.

Voorheen werd de voltooid verleden toekomende tijd gebruikt voor het beschrijven van het persoonlijke leven, waarbij de nadruk lag op nieuwe vormen van verhalende aandacht voor levenspaden die nooit gevolgd zijn. Neem The Jolly Corner (1908), waarin Henry James een langdurige hallucinatie beschrijft van een niet-geleefd leven: een spookversie van zijn personage Spencer Brydon, zoals hij zou zijn geweest als hij zijn hele volwassen leven in New York was gebleven. Peter Rawlings heeft betoogd dat deze fascinatie voor niet-geleefde levens het antwoord is op verhoogde klassenmobiliteit in de moderne periode. De hernieuwde interesse voor wat levens hadden kunnen zijn, kwam tot leven door de toegenomen keuzes en dilemma’s.

Hoe zit het nu met de verabsoluteerde voltooid verleden toekomende tijd? Aan de ene kant zouden we kunnen zeggen dat voorspellende hulpmiddelen, die soms in de voltooid verleden toekomende tijd zijn gebleven, levenslopen actualiseren en andere levens juist op grote schaal niet-geleefd laten. Het debacle rond de examenuitslagen onthult het vreemde, klokkromme-achtige denken dat kansen biedt en laveert tussen de tegenstrijdige plutocratische en meritocratische connotaties van prestatieverhalen die ontstaan in het licht van steeds ongelijkere samenlevingen. Aan de andere kant zouden we echter kunnen zeggen dat, gezien de enorme infrastructurele, financiële en ecologische ineenstorting die eraan lijkt te komen, de gedwarsboomde toekomende tijden een totaal andere resonantie krijgen: ze vertrekken vanuit persoonlijke onzekerheid en onrust, een paar relatief bevoorrechte levens en neigen naar infrastructurele, politieke en maatschappelijke instorting. Hoe bereken je de verzekeringswaarde van industrieën die zich in een ecologische hoek hebben laten drijven en de voorraden waarvan ze afhankelijk zijn zodanig hebben uitgeput dat ze zowel zichzelf als hun prooi op industriële schaal hebben doen uitsterven? Hoe beoordeel je een hypotheekaanvraag voor onroerend goed ergens in de buurt van de kust, waar door klimaatverandering naar alle waarschijnlijkheid op korte termijn massale overstromingen zullen plaatsvinden? Wat doe je met markten die worden aangedreven door voorspellingen, wanneer de coronaviruspandemie de wereld van de volatiliteitshedgefondsen – de fondsen die juist zijn ontworpen om te profiteren van turbulente marktomstandigheden – op de kop heeft gezet? Op een moment dat de klimaatcrisis verzekeringen ongeldig maakt, waarbij hedgefondsen niet in staat zijn om te dealen met de beweeglijkheid die wordt veroorzaakt door de coronapandemie en vaste banen schaarser worden dan ooit, zou het me niet verbazen wanneer steeds meer algoritmes in de voltooid verleden toekomende tijd gaan opereren. Zo kunnen ze proberen te meten wat er gebeurd zou moeten zijn ter compensatie van een breuk in onze systemen, in een poging alles zo soepel mogelijk te laten verlopen, zoals het zou zijn geweest, zou kunnen hebben zijn geweest, ondanks de vervelende warboel van het heden. Het vissen in het verleden, in de voltooid verleden toekomende tijd, wordt een noodzakelijke voorwaarde voor het doen van voorspellingen in het heden. Het is noodzakelijk voor zover het nodig is om input te leveren om het huidige systeem draaiende houden, eventjes, voor een korte tijd, ondanks het groeiende gevoel dat deze systemen over hun houdbaarheidsdatum heen zijn.

In een essay over kunst en algoritmen stelt Timotheus Vermeulen dat, hoewel veel algoritmen opereren middels het ‘wat als?’-model, vertrekkend vanuit een bekend heden op zoek naar een mogelijke toekomst, enkele kunstenaars (en anderen) werken met wat Vermeulen ‘altergoritmen’ noemt: algoritmen die met een alsof-model werken en vertrekken vanuit een feitelijke toekomst, alsof het zo is, en van hieruit paden terug vinden naar het virtuele heden, naar ‘onzekere en onstabiele vertrekpunten’. Ik hou van dit hoopvolle voorspellende uitgangspunt, de aanvoegende-voorspellende stemming waarnaar Vermeulen wijst. Maar het is belangrijk denk ik om deze subjunctieve vorm van zoeken te situeren in relatie tot de meer uitgeputte, gedwarsboomde wijzen van toekomst die behoren tot de voltooid verleden toekomende tijd. De ‘wat zou er zijn gebeurd?’-manier van voorspellen is getuige van de ineenstorting van systemen en de (wreed optimistische?) dromen die, misschien onbewust, verstrikt raakten in hun eigen radertjes. In ons heden dat (als ik het zou moeten voorspellen) de komende jaren nog veel meer grootschalig trauma zal gaan veroorzaken, met klimaatverandering, klimaatapartheid, een pandemie, de financiële instorting en een steeds groter wordende ongelijke verdeling van rijkdom, die de kwetsbaren van deze wereld veel harder zullen raken, moet men misschien uitgaan van de getraumatiseerde voorspellende modus van het ‘wat zou er gebeurd moeten zijn?’; de aanzet om de tandwielen gewoon te smeren, zodat de boel nog een tijdje gaande wordt gehouden. Misschien moeten we hiermee beginnen en proberen de ‘wat gebeurd zou moeten zijn’ als een getraumatiseerde voorspellende modus te zien, dat probeert dit heden glad te strijken, als simpelweg de som van de voorspellingen uit het verleden. Als we dat doen, kan er plek worden vrijgemaakt om te proberen het denken over het heden als iets anders te zien dan deze som van nu onhoudbare eerdere voorspellingen.

Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen

1 Zie Against Prediction (2007) van Bernard Harcourt, Black Box Society (2016) van Frank Pasquale of Weapons of Math Destruction (2016) van Cathy O’Neill.

Emily Rosamond

is kunstenaar, schrijver en docent Visual Cultures aan Goldsmiths in Londen

Recente artikelen