metropolis m

Het was een ironisch toeval dat de opening van de 11e Biënnale van Istanbul, samengesteld door What, How & for Whom (WHW), een curatorencollectief afkomstig uit Zagreb, samenviel met de 29e verjaardag van de staatsgreep in Turkije, die ervoor zorgde dat de linkse politiek, mensenrechten, democratie en vrijheid van meningsuiting jarenlang op een zijspoor werden gezet. De Turkse militaire coup uit 1980 heeft de legende van de linkse beweging niet alleen afgekapt, maar ook gemystificeerd. We zullen nooit te weten komen of de bevrijdende invloed van de Turkse Constitutie uit 1961 echt effect zou hebben gehad op de ontwikkeling van de linkse politiek in Turkije, of niet.

In de context van de globale economische crisis, stelt WHW voor, in navolging van de geëngageerde theatermaker Bertolt Brecht, een van de belangrijkste vragen binnen de moderne filosofie te herformuleren: ‘what keeps mankind alive?’ De directe wijze waarop WHW de vraagstellingen van deze biënnale presenteert, verwijzend naar de linkse traditie van het socialisme en marxisme, zet de geschiedenis van de Turkse democratie op scherp. Het organiseren van een biënnale gebaseerd op Brechts bewering dat ‘een crimineel een bourgeois is en vice versa’, in een land waar veel mensen werden gestraft en opgesloten omdat ze vochten voor een betere wereld; waar anderen werden opgepakt louter en alleen omdat ze als anarchisten of communisten te boek stonden, is al controversieel op zichzelf, los van wat er getoond wordt.

De controverse wordt echter nog groter als je weet dat de biënnale wordt gesponsord door een van de grootste familiebedrijven uit Turkije, die haar marketingstrategie luister bijzet met de slogan: ‘Koc Holding nodigt je uit voor de Istanbul Biënnale.’ Het dilemma dat ontstaat als gevolg van de discrepantie tussen het statement van de curatoren en de rol van de sponsor is niet alleen interessant binnen de context van Istanbul, maar evenzeer een afspiegeling van de hedendaagse kunstpraktijk die is vastgelopen op de vraag: kan kunst politiek en kritisch zijn, terwijl zij wordt gefinancierd door het bedrijfsleven en wordt gereguleerd door de markt.

Zoals in veel snelgroeiende metropolen, heeft ook het nieuwe kapitaal in Istanbul ontdekt dat de cultuurpolitiek een van de beste investeringen is om je positie op de wereldmarkt te verstevigen. In deze situatie waarin het nieuwe kapitaal hongerig is naar succes en bereidwillig om elke kunstorganisatie met internationaal aanzien te ondersteunen voor het vergroten van de naamsbekendheid, is het te berde brengen van het Brechtiaanse, politieke model niet zozeer iets risicovols, maar een noodzakelijkheid. Zeker nu de erfenis van dit (linkse) gedachtegoed al vermarkt wordt in de vorm van Che T-shirts en koffiemokken met het portret van Mao Zedong, om nog maar te zwijgen over de historische cover van Newsweek (februari 2009) met de tekst: ‘We zijn allemaal socialisten’.

Tijdens de persbijeenkomst presenteerde WHW de inhoudelijke en organisatorische structuur van de biënnale als een soort institutionele kritiek die volkomen transparant was over de financiële structuur, het demografische en het sociale profiel van de kunstenaars. Zo’n statement zijn we gewend zijn van kunstenaars maar niet van curatoren, maar het was in deze context de juiste manier om publiek en pers te informeren.

De biënnale vindt plaats op enkele locaties, waaronder Tütun Deposu (Tobacco Warehouse), dat bestaat uit twee tentoonstellingsgebouwen. In het eerste gebouw daagt een lyrische combinatie van de conceptuele werken van Mladen Stilinovic,Vyacheslav Akhunov en Hamlet Hovsepian en het collectief What is to be done?, ons uit de mogelijkheid van een nieuwe avant-garde te overdenken door te tonen waar verzet en esthetiek samen kunnen komen. Een voorbeeld hiervan is de film Chronicles of Perestroika van Dmytri Vilenski waarin het volksverzet in Rusland uit de jaren tachtig in beeld is gebracht.

In de volgende ruimte wordt de spanning zichtbaar tussen Cengiz Çekils kranten uit de jaren zeventig, waaruit alle tekst is weggehaald zodat alleen het beeld overbleef, en Jinoos Taghizadehs hologram collages, die Iranese kranten uit de tijd van de revolutie vermengt met beelden uit de westerse kunstgeschiedenis. De kloof tussen deze twee werken wordt opgevuld door het geluid van Taghizadehs video Good Night, waarin Iraanse slaapliedjes uit 1979 te horen zijn. Ook in tijden van oorlog, exploitatie en ellende proberen moeders hun baby’s vredig in te laten slapen.

De tentoonstelling in het Antrepo gebouw bij de Bosporus heeft een meer didactisch karakter. Er is sprake van een heldere structuur die het publiek makkelijk door de tentoonstelling leidt en die je bij de les houdt, net als je dreigt je aandacht te verliezen. Er zijn enkele werken die de toeschouwer onmiddellijk onderdompelen in hedendaagse, politieke werkelijkheid. Hrair Sarkissians in documentaire stijl gefotografeerde Execution Squares toont stadspleinen in Syrië waar openbare terechtstellingen plaatsvinden. Artur Żmijewski’s film Democracies bestaat uit videobeelden van publieke politieke gebeurtenissen in diverse steden. Ze transformeren de discussie over de openbare ruimte tot een contextueel gevoelige vorm van politieke actie.

De derde locatie van deze editie is de Griekse school (Feriyeköy), die in 2002 werd gesloten door gebrek aan inschrijvingen. Het heeft nu alle trieste kenmerken van een verlaten, stoffig gebouw. De beslissing om de werken te integreren in de context van de school pakt in visueel opzicht erg goed uit. Vanuit de ramen kijk je over het gras uit, je ruikt de verlaten klaslokalen en ziet de afbeeldingen van Atatürk, de Turkse vlag. Alles in de Griekse school vormt tezamen een real life scenario die de vraag ‘what keeps mankind alive?’ van een ander perspectief voorziet.

De vrouwelijke psyche in het werk van Nilbar Güneş, Lisi Raskin, Sanja İveković en Ruti Sela & Maayan Amir is een voltreffer die de bezoekers de trappen van de school op laat stormen. Doordat de tentoonstelling hier de persoonlijke momenten uit onze collectieve herinnering weet te raken, wordt ook de sociale kritiek op de hedendaagse maatschappij overtuigender, met als hoogtepunt het werk van Sociéte Realiste en Doa Aly.

De posters van de 11e Istanbul Biënnale werden in de stad geplakt op het moment dat het avondnieuws berichtte over de straatgevechten tussen demonstranten en politie, tijdens de internationale bijeenkomsten van het IMF. Het Brechtiaanse toneel bestond hier uit een echt gevecht waar een aantal ‘acteurs’ ook de prijs voor betaalden. Tegen zo’n de achtergrond zou het juist interessant zijn geweest om echt over een alternatieve vorm van de tentoonstelling na te denken, een subversieve strategie die de hedendaagse politiek binnen zou kunnen dringen. In dat opzicht zou je de biënnale van WHW conservatief kunnen noemen, terwijl de titel veel verwachtingen oproept. Vanwege de compromissen die zijn gesloten kan deze biënnale bekritiseerd worden als een treffend voorbeeld van de neoliberalisering van het marxistische gedachtegoed.

Toch is deze biënnale waarin vooral kunstenaars afkomstig uit de periferie, met name de Balkan en het Midden-Oosten, figureren, en die de identiteit van en de discussie over linkse politiek centraal, een goede tentoonstelling. Ze betekent nogal wat in een land waar het nog steeds niet mogelijk is om je een betere wereld voor te stellen zonder hiervoor de prijs te betalen.

Adnan Yildiz is kunstcriticus en curator, Berlijn

Adnan Yildiz

Recente artikelen