metropolis m

Voorbij het regime van de zichtbaarheid is ruimte voor andere vormen van aandacht. Zo is zorg (care) in het internationale kunstdiscours een belangrijk begrip geworden, op basis waarvan steeds meer kunstenaars en instellingen zich onderscheiden. De vraag is hoe zorg nog beter in kunst te verankeren, en wat voor hulpmiddelen en methoden kunnen we gebruiken voor preventieve zorg.

‘Don’t yuck my yum’ zeggen maatschappelijk werkers, seksvoorlichters en workshopbegeleiders om in een gemengde groep een veilige ruimte te creëren. Ik had het over deze uitdrukking (in het Nederlands te vertalen als ‘zeg niet dat mijn eten slecht smaakt’) met studenten van het Dutch Art Institute toen we bespraken hoe we dit jaar willen samenwerken binnen de studiegroep COOP ‘All about my mother’, begeleid door Sepake Angiama en Nina bell F. (Binna Choi, Yolande van der Heide en ikzelf) en geleid door Casco Art Institute. De studiegroep kijkt naar collectieve vormen van organiseren en niet-patriarchale instellingen. Voor velen was het de eerste keer dat ze deze uitdrukking hoorden. Maar bekritiseerd en gekleineerd worden door anderen vanwege iets waarvan jij geniet en wat soms al lastig kan zijn om te delen, dat is niets nieuws. Volgens schrijver en maatschappelijk werker Marcus Borton zou het nog een stap verder kunnen: ‘yum another’s yum’; vreugde beleven aan andermans vreugde als een mogelijkheid om samen te leren en als een manier om wederzijds respect te bevorderen. Borton: ‘Me affirming your existence, desires, and joys doesn’t negate or steal from, nor reveal, my own.’

Compersie (jaliefgevoel) is het tegenovergestelde van jaloezie. Hoewel het woord niet officieel in het woordenboek staat, helpt deze term bij het benoemen van een niet-erkende gedraging in de interpersoonlijke communicatie. Het nodigt de luisteraar uit om na te denken over hoe ze delen wat ze ‘yuck’ vinden en wat ze ‘yum’ vinden. ‘Don’t yuck my yum’ is een spreekwoordelijke geneeskrachtige zalf als reactie op woorden die (ongewild) pijn doen. We zijn gewend aan de ‘yum’ en ‘yuck’ als onderdeel van evaluatie en beoordeling in de kunstkritiek. Observatie en interpretatie worden als messen geslepen op het snijblok van ‘hoe dingen met woorden te doen’. Het is geen wonder dat de kunstwereld tegelijkertijd een toevluchtsoord en een onveilige plek is.

Als iemand die zich aangetrokken voelt tot de manier waarop taal ruimte creëert voor een beter begrip van ervaringen om verhalen te vertellen en te delen, ben ik geïnteresseerd in hoe communicatie kan helpen bij een sociale planning en plaats kan maken voor nieuwe soorten zorgrelaties, dat wil zeggen: nieuwe vormen van interesse in de behoeften van anderen. Ik verwijs hier naar het woord planning zoals Stefano Harney en Fred Moten erover schrijven in The Undercommons: Fugitive Planning & Black Study (2013): ‘In the undercommons of the social reproductive realm, the means, which is to say the planners, are still part of the plan. And the plan is to invent the means in a common experiment.’ Ik beschouw zorg hier als een surplus, een overvloed, dat bij het omarmen ervan patronen maakt die nieuwe relaties bepalen door middel van planning. 

Deze gedachte heeft de manier veranderd waarop ik het einde zie. De eerste keer dat ik echt te maken kreeg met de dood was toen ik werkte met de Amerikaanse kunstenaar Barbara Hammer (1939 -2019), een pionier in de queerkunst en -film. Twee jaar lang hebben Carmel Curtis en ik een tentoonstelling van Hammers werk in het Leslie Lohman Museum in New York voorbereid, het eerste retrospectief van een lesbische kunstenaar in het museum (7.10.2017 t/m 28.1.2018). Haar ziekte veranderde mijn relatie met tijd en planning, met periodes van urgentie, ingekorte atelierbezoeken door vermoeidheid, incidentele bezoekjes in het ziekenhuis en een diepe empathie. De mogelijkheid van haar dood vóór de opening van de tentoonstelling overschaduwde onze voorbereidingen en ik dacht er vaak over na – onvermijdelijk bij de samenwerking met een kunstenaar die op sterven lag. De uitdagingen wat betreft de planning met de instelling werden surrealistisch. Soms zei Barbara dat ze de tentoonstelling waarschijnlijk nooit zou kunnen zien, een voorgevoel dat onderdeel werd van het plan. Barbara hielp me om me voor te bereiden op haar onvermijdelijke dood, maar hoezeer ik ook gewend raakte aan het idee, ik was er niet klaar voor. De tijd vertraagde. Dat laatste jaar van Barbara’s leven kenmerkte zich vanwege die dreigende realiteit door een koortsachtige productie en enkele opwindende samenwerkingen. Ik denk aan dat moment; hoe onze samenwerking slechts het begin was van een zeer intense periode van bewust sterven. 

In de laatste maanden van haar leven raakte Barbara in toenemende mate activistisch betrokken bij het recht om te sterven in de staat New York, om waardig te mogen sterven op een zelfgekozen moment. In veel opzichten plande ze haar dood, met interviews, performances (zoals die in het Whitney Museum of American Art die Nicole Eisenman ‘een omgekeerde begrafenis’ noemde), een onderkomen voor haar archief, een fonds voor lesbische filmmakers, enzovoorts. Haar ziekte duurde jarenlang en ze kon niet alles plannen, maar ze was er klaar voor. Ze ligt aan de basis van mijn huidige interesse (en die van anderen) in de zorg voor het levenseinde, en ze heeft mijn begrip van wat het betekent om met ziekte te leven en te werken en de dood te plannen getekend. Als je ‘leeft alsof je sterft’ kan communicatie zonder consequenties zijn óf een zorgvuldige overdracht van je leven.

Ik heb veel nagedacht over zorg in kunst en cultuur en ben nu enigszins ambivalent geworden. Hebben we nog een evenement of tekst over zorg nodig zonder de noodzakelijke institutionele en organisatorische veranderingen die écht iets zouden kunnen betekenen in onverschillige tijden? Het gebrek aan specificiteit verhoogt de foutmarge in plaats dat het ruimte creëert als een vangnet. Het evolutionaire knutselen aan de zorg in de Verenigde Staten en ook in de Europese context, geleid door de meest gemarginaliseerden, is langzaam geïmplementeerd in instellingen, maar het blijft door de kieren weer naar buiten glippen. Bovendien kan het soort zorg dat we willen helaas nooit echt institutioneel worden.

Als we van kunstruimtes echt een toevluchtsoord willen maken, moeten de praktijken van die ruimtes ervoor zorgen dat dat mogelijk is. Ik strijd ervoor dat bepaalde aspecten solide en institutioneel moeten zijn, zodat zorg niet langer een individuele aangelegenheid is. Het probleem met zorg is dat het vaak pas dichtbij komt als het om iemand in je directe omgeving gaat – je zou je dus eigenlijk altijd kunnen afvragen: wat als het je moeder, vrouw, dochter of zus was? 

Communicatie is onbetwistbaar een van de meest uitdagende aspecten van interpersoonlijke relaties en elke collectieve onderneming. Het opwindende deel van een esthetische en poëtische praktijk is de mogelijkheid om iets af te leiden, te deduceren of te concluderen in plaats van expliciete uitspraken te doen. Interpersoonlijke communicatie daarentegen is performatief in haar verschillende uitingen van spraak en de culturen die haar socialiseren. Ik schrijf als iemand uit Florida, waar de ‘zuidelijke gastvrijheid’ zich uit als buitensporige, doch charmante indirecte communicatie. Hier in Nederland is de directe communicatie efficiënt, maar soms gevoelloos en tactloos (het heeft geen zin om iemand te vertellen dat hij of zij er moe uitziet als je ook gewoon zou kunnen vragen hoe het met diegene gaat).

Ik zou graag hulpmiddelen voor communicatie ter beschikking stellen die oefening vereisen als een voorstel voor preventieve zorg met een principe van planning. Van institutionele tot interpersoonlijke studie, ze moeten niet worden geïnstrumentaliseerd voor weer een evenement over zorg. Het moet een evenement van zorg zijn en van het misschien saaie dagelijkse werk achter de schermen. Deze relatiepraktijk vergt standvastigheid en flexibiliteit, waarmee zaadjes van hoop geplant kunnen worden die ooit zullen ontkiemen. Ik stel preventieve zorg voor als een vorm van planning en communicatie die het soort sociale verbondenheid creëert die we nodig hebben in het licht van de klimaatcrisis en sociaal onrecht.

1) Preventief wil niet zeggen dat conflicten worden vermeden. Het anticipeert eerder op de ervaringen en behoeften van de ander, in tegenstelling tot reactionaire zorg die een reactie is op onverschillige omstandigheden. De toegankelijkheid in kunstinstellingen is door veel beperkte kunstenaars en activisten ingrijpend aangepakt. Accessibility in the Arts: A Promise and a Practice (2019) van kunstenaar Carolyn Lazard is wat dat betreft zeer uitgebreid. Curator Taraneh Fazeli heeft geschreven over zorg in verband met ‘access notes’, oftewel toegankelijkheidsaantekeningen, en de manier waarop ze curatorische en institutionele zorg verlenen. Ze kunnen variëren van een gebaar van liberale welwillendheid tot een vorm van radicale planning. Instellingen kunnen de grenzen van hun gebouwde omgeving aanpakken en informatie delen om een idee te geven van wat men kan verwachten tijdens een bezoek. Access notes hebben ook betrekking op ras, geslacht en klasse. Wanneer je gaat samenwerken, kun je iemand vragen om een toegangsdocument in te vullen, waarvan de templates eenvoudig online te vinden zijn.1 De beperkingen van mensen kunnen zichtbaar of onzichtbaar zijn en mensen kunnen zich wel of niet met hun beperkingen identificeren. Sommige aantekeningen in een toegangsdocument kunnen iemands persoonlijk voornaamwoorden betreffen, de begeleiding van iemand van kleur naar witte omgevingen, e-mailadres en werkuren, wat iemand met een angststoornis nodig heeft of iemand die vaak moe is, enzovoorts. Stel je voor dat er veel meer duidelijkheid zou zijn over de behoeften van anderen en die van jezelf en hoe we dan misschien beter op elkaar kunnen anticiperen en minder zomaar iets aannemen over anderen.

2) Een dekoloniale praktijk van geweldloze communicatie met besef van traumatische ervaringen moet worden toegepast met inachtneming van de vier i’s van onderdrukking. Onderdrukking is geïnstitutionaliseerd, ideologisch, interpersoonlijk en geïnternaliseerd. Het is belangrijk om deze vier als samenhangend te beschouwen bij het aanpakken van één van de i’s om te kunnen begrijpen hoe hun samenspel mensen zowel in gevaar brengt als schade en geweld kan voorkomen. Wanneer iemand een trauma heeft meegemaakt, kan het proces van daarmee leren omgaan en het trauma ‘genezen’ lang duren en niet-lineair zijn. Dit kan betekenen dat iemand op zijn hoede is omdat situaties, mensen of bepaalde informatie als een bedreiging kunnen aanvoelen, wat het natuurlijk moeilijker maakt om open te staan ​​en kwetsbaar te zijn. Het is heel belangrijk om triggers te identificeren, de behoeften te achterhalen om te leren hoe je met iemand kunt communiceren.

3) In The Tyranny of Structurelessness (1970) beschouwt Jo Freeman een hoge mate van communicatie als een noodzakelijk principe om een democratisch proces te waarborgen en politiek effectief te zijn: ‘Information is power. Access to information enhances one’s power… The more one knows about how things work and what is happening, the more politically effective one can be.’ Daarom is dit ook een integraal onderdeel bij geweldloze communicatie met besef van traumatische ervaringen en bij het verkennen van non-monogamie: bied een overvloed van informatie aan, zodat mensen volledig geïnformeerde beslissingen kunnen nemen. Doe dit vooraf om een ​​overdachte reactie toe te staan en de mogelijkheid te geven om betrokken te zijn bij een beslissing die iemand aangaat. Dit geldt voor het aanduiden van de duur van een symposiumpresentatie tot aan de voorwaarden van iemands freelancewerk.

4) Activist en maatschappelijk organisator Mia Mingus heeft een grote hoeveelheid materiaal over verantwoordingsprocessen gedeeld op haar website Leaving Evidence. Ze schrijft: ‘If you’ve harmed someone (or even just acted really crappy or not in alignment with your values), take the time to truly put the work into being accountable. Changing your behavior is not done overnight. Proactively build support in your life – as in now and every day, every week, so that you have folks who can support in the hard work of transformation… Accountability is your responsibility.’ Ik denk dat het afleggen van verantwoording een van de meest krachtige en politieke hulpmiddelen is bij het oplossen van conflicten en het bouwen aan vertrouwen. Met andere woorden, own your shit. Erken je gevoelens, prikkels en fouten. Herstelprocessen zijn noodzakelijk voor genezing en groei. De tijd die eraan wordt besteed maakt ook tijd vrij voor zorg in de toekomst.

1 ‘Access Docs for Artists’ van Leah Clements, Alice Hattrick en Lizzy Rose, 2018, via: www.accessdocsforartists.com

Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen

Staci Bu Shea

is curator at Casco Art Institute: Working for the Commons

Recente artikelen