Installatie Mark Manders, oorspronkelijk gemaakt voor de legendarische This is the Show and the Show is Many Things, Gent, 1994, courtesy SMAK
Wat maakt een tentoonstelling historisch?
Elke kunstenaar en curator hoopt erop: een tentoonstelling te maken die geschiedenis schrijft en onze kijk op kunst definitief verandert. Lorenzo Benedetti, zelf tentoonstellingsmaker, over dat wat een tentoonstelling onderscheidend maakt in de tijd.
Het is vandaag de dag vrijwel onmogelijk om te denken over de kunstgeschiedenis zonder de grote invloed van de tentoonstelling erop te erkennen. Zowel kunststromingen als grote kunstenaars zijn vrijwel altijd verbonden geweest met de notie van de tentoonstelling en het effect ervan. Wanneer we door de kunstgeschiedenis ‘bladeren’ is het niet moeilijk om in tentoonstellingen haar grote momenten te herkennen. Alle avant-garde kunstenaars en stromingen die we vandaag de dag kennen, gebruikten de tentoonstelling om hun ideeën en posities te verkondigen, ofwel om simpelweg blijk te geven van hun bestaan. Met de aanvang van moderne tijd en haar interesse in het grote publiek, groeide de behoefte om nieuwe kunstvormen direct aan het publiek te tonen. Er kwamen mogelijkheden voor het tonen van nieuwe tendensen in de kunst via tentoonstellingen, zoals ook de manifesten bijdroegen aan de fundamenten van de hedendaagse kunstgeschiedenis, net als de pers met de opkomst van de kunstcriticus. Al in de vroege vormen van publieke tentoonstellingen in het midden van de negentiende eeuw, bleek er een asymmetrie te zijn tussen het grote publiek en het getoonde werk. Veel van de bezoekers van deze tentoonstellingen waren verontwaardigd door wat ze zagen, en dit was nog maar het begin.
Zelfs de term ‘hedendaags’ is onlosmakelijk verbonden met de tentoonstelling. Zij is niet alleen een instrument om in direct contact te treden met het publiek, maar zij synchroniseert en concentreert tegelijkertijd een veelheid aan momenten en situaties. Dit proces genereert een conditie van gedeelde tijd. Zonder tentoonstellingen die op verschillende plekken en tijden in de wereld plaatsvinden en vervolgens beschouwd en gedeeld worden via de kunstkritiek, zou er geen contemporaine situatie mogelijk.
Maar het belang van de tentoonstelling heeft een dubbele dynamiek, die makkelijk tot een conflictueuze situatie kan leiden. Enerzijds zorgt het voor een netwerk van situaties, die bij elkaar een globale kunstscene vormen; anderzijds tonen tentoonstellingen perspectieven die op onbegrip stuiten en pas in de toekomst (wijdverspreid) begrepen worden. Zo kunnen we achteraf gemakkelijk beredeneren waarom bepaalde tentoonstellingen in het verleden baanbrekend waren en van wezenlijk belang voor de kunstgeschiedenis, maar op het moment zelf vaak aan scherpe kritiek onderhevig. Curatoren en directeuren zijn veelvuldig ontslagen vanwege hun keuzes.
We kunnen daarom weliswaar zeggen dat een directe relatie met het publiek essentieel is om nieuwe vormen van kunst te ontwikkelen, maar het is tegelijkertijd niet de mening van dit publiek die het werk uiteindelijk belangrijk of baanbrekend maakt. De rol van de toeschouwer is om een bepaald moment te observeren, zonder dat de toekomstige waarde van het werk volledig bevat of begrepen wordt. Het is om die reden bijna onmogelijk dat een zogenaamde blockbuster-tentoonstelling van grote invloed zal blijken op de kunstgeschiedenis. Dat komt omdat het publiek de inhoud ervan al heeft verwerkt en zo’n tentoonstelling alleen informeert over wat al bekend is. Daarentegen zullen tentoonstellingen die zich richten op het hier en nu, de grootste invloed hebben in de toekomst. De paradox blijft hier dat het publiek enerzijds essentieel is voor experimentele tentoonstellingen die onze tijd weergeven, maar dat deze tentoonstellingen anderzijds pas door een toekomstig (ander) publiek begrepen zullen worden.
Zo nam het Stedelijk Museum in Amsterdam een groot risico toen het in 1905, tien jaar na zijn oprichting, besloot om als eerste een grote overzichtstentoonstelling van het werk van Vincent van Gogh te organiseren. De tentoonstelling was eerder geweigerd door het Rijksmuseum. We weten nu dat een bezoeker deze tentoonstelling tot een van de belangrijkste van de twintigste eeuw heeft gemaakt. Die bezoeker was Piet Mondriaan, die zeer beïnvloed is door deze tentoonstelling. In 1986 realiseerde de Belgische curator Jan Hoet Chambres D’Amis, een tentoonstelling die het gat tussen publiek en kunst overbrugde door de werken verspreid te tonen over meer dan dertig huishoudens in Gent. Hij zei zelf over dit project: ‘Als Albrecht Durer een kind was geweest, dan zou hij deze tentoonstelling bezocht hebben.’ Het is duidelijk dat tentoonstellingen waarschijnlijk vooral belangrijk zijn door het effect dat ze kunnen hebben in de toekomst. Een enkele bezoeker kan doorslaggevend blijken te zijn in een dergelijk proces.
We kunnen zeggen dat het Pavillon du Realisme, door Courbet in 1855 gerealiseerd, een belangrijk statement afgaf over een nieuwe vorm van kunst. Maar voor Courbets tijdsgenoten was het een erg controversiële tentoonstelling. Terwijl hij de inhoud van zijn schilderijen direct liet communiceren met zijn (sociaal-maatschappelijke) omgeving, dacht hij als een van de eersten op een moderne manier over het potentieel van de tentoonstelling zelf. Dit precieze moment markeert een omslag waarbij het niet langer alleen maar mogelijk was om de stijl en voorstellingen in de schilderkunst te veranderen, maar ook de manieren van tentoonstellen.
Namen van belangrijke stromingen in de moderne en hedendaagse kunst zijn vaak verzonnen door kunstcritici bij tentoonstellingen, soms als spottend commentaar of als een sarcastische woordspeling. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij de impressionisten, van wie de eerste tentoonstelling als een schandaal werd gezien. Ook minimalisme werd aanvankelijk als negatieve term gebruikt door Michael Fried, als reactie op de tentoonstelling Primary Structures die door Kynaston McShine werd samengesteld in het Jewish Museum.
Een groot deel van de belangrijke tentoonstellingscycli die we vandaag de dag kennen, zijn voortgekomen uit een crisis. De Biënnale van Venetië kwam tot stand door een gebrek aan belangrijke wereldtentoonstellingen in Italië. Doordat er te weinig industrie was om er een wereldtentoonstelling van te maken, koos men ervoor zich te concentreren op kunst. De documenta ontsprong in een land dat letterlijk in puin lag. Toen de kunstwereld groeide, groeide ook de rol en symbolische waarde van deze twee tentoonstellingen mee. De verwachtingen die ze oproepen zijn vervormd door de behoefte aan traditie die ze in leven roepen, maar die steeds weer kritisch tegen het licht gehouden moet worden door de kunstenaars en de curatoren.
Het belang van de tentoonstelling als platform voor nieuw onderzoek in kunst en cultuur valt moeilijk te onderschatten. Dit is tevens de reden waarom tentoonstellingen de moderne kunst hebben veranderd en mede bepalen hoe de hedendaagse kunst zich ontwikkelt, in elk geval zolang er democratie is.
DIT ATIKEL IS GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M DOORBRAAK NR 6-2017/2018. METROPOLIS M KRIJGT GEEN SUBSIDIE. STEUN METROPOLIS M, NEEM EEN ABONNEMENT. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT AFSLUIT STUREN WE JE HET LAATSTE NUMMER GRATIS TOE. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR [email protected]
Lorenzo Benedetti