metropolis m

Michel Houellebecq: ‘Als je in anderen een mengeling van ontzetting, medelijden en minachting oproept, dan weet je dat je op de goede weg bent. Dan kun je beginnen met schrijven.’

Nu ben ik pas echt gelukkig, dacht ze terwijl ze de binnentuin van haar wooncomplex doorkruiste na bij het kruideniertje op de hoek een pakje sigaretten te hebben gehaald. Er was een volledige week in de zomer dat de vader van haar zoon, de ‘circusdirecteur’ (hij runt een museum vernoemd naar een dier) met zoon op vakantie was en de ‘gallellie’, haar zoon noemde de kunstwinkel zo, was gesloten.

Eventjes leek de solitaire, zelfbenoemde schrijfweek teniet te worden gedaan door een bevriend stel met koters dat uit Hongkong op bezoek kwam en ja, oh ja, weer een nieuwe liefde die godzijdank buitenboordmotorproblemen had met de net aangekochte lichtblauwe speedbadkuip. Dit laatste klonk lulliger dan bedoeld. Ze had nu eenmaal moeite met intimiteiten op subtiel niveau.

Maar liefje, als je dit leest, en dat denk ik wel want we houden het al vijf weken vol; ik vind je zo ief en euk, en het idee dat je helemaal onder de smeerolie vloekend en tierend je speeddingetje probeert te fiksen, is heel sexy. Ik weet, je bent jong en ik heb een kind, en sowieso doen wij het in de kunstwereld eigenlijk alleen maar met elkaar, en toen ben jij zomaar opgedoken in mijn zelfgecreëerde staat van verwarring in de toepasselijk genaamde disco John Doe en heb je mij achterop je scootertje mee naar huis genomen. Je gameverslaving maakt dat je soms nog half hangend, in je andere, virtuele wereld uit het niets trollen, kabouters of andersoortige buitenaardse wezens van je afslaat en ik vind dat helemaal niet erg. Ik zie een kunstenaar in je. Ik kan het niet helpen, het is mijn werk. Je leidt tot een lek in mijn organisatie. Al mijn energie loopt weg richting jou en ik probeer het maar zo goed mogelijk te doen. En vol liefde had zij op vrijdagmiddag, geheel niet passend bij haar karakter en zonder besef van haar naderende deadline, de jonge man van een pedicuresessie voorzien.

Net als in haar column wist ze op dat moment niet hoe al deze verschillende gedachtegangen met elkaar te verbinden waren tot een zinvol geheel. Wat was de pointe? Ze keek naar de letterbak op de radiator in haar huiskamer, die was gevuld met de onnodige, kleine plastic rotzooi die op onvermijdelijke wijze met een consumerend kind het huis in komen. De letterbak was zorgvuldig gevuld door haar moeder. Oma had zo op woensdag tijdens kleinkindmiddag haar eigen hobby en hield van orde. En vakjes moeten gevuld worden. Zijzelf had maanden naar de lege bak kunnen staren en kunnen fantaseren over de inhoud.

Ze probeerde een logica te ontdekken in de volgorde en ordening van wansmakelijkheden als een minipudding van Albert Heijn, gummidino’s, een paar neppe ogen en zelfs een pluisje. What was her mother thinking?! Alles leek gecontroleerd, georkestreerd.

Al in haar vroege jeugd voelde zij de behoefte tot dereguleren, iets wat zij pas veel later begreep als de essentie van het kunstenaarschap. Niet dat die ziel ooit echt tot ontplooiing was gekomen. Ze was afgehaakt; het was zwaar om altijd alles 26 keer om te draaien. Tenzij je dit dereguleren ook kon zien als klieren. In retrospect zou ze dan eigenlijk nog een heel behoorlijk oeuvre opgebouwd hebben. Er zou zelfs sprake kunnen zijn van een geheel oeuvre lopend tot op heden. Inmiddels klierde ze eveneens drie keer per jaar in Metropolis M, waarbij niet alleen zij, maar menig lezer zich waarschijnlijk afvroeg waar de grens van beleefdheid lag.

Klieren, treiteren, oftewel pesten had ze geleerd van de beste. Haar vader koning Klier was een niet altijd graag geziene middenstander, geschuwd in de regio Utrecht en omstreken. Vanuit zijn imperium, een kledingwinkel genaamd Klereschuur (hij was bijzonder trots op dit uithangbord), runde hij eigenlijk een inquisitiekantoor waarbij de argeloze bezoeker, op zoek naar de juiste maat, met regelmaat ponerende stellingen opgedrongen kreeg. Dit eindigende meestal in een, zittend achter zijn bureau met opengeslagen boek in de hand, luide, rokende en fulminerende eigenaar die de bezoeker bij een onbevredigend antwoord onherroepelijk de deur wees. Bestaat God? van Hans Küng werd niet altijd op de juiste waarde geschat door de boodschappende moeders, zoekende naar een momentje.

Zijzelf begreep goed dat haar vader geen tijd had voor de meer aardse dingen van dit bestaan. Hij was met grootsere zaken bezig: het verfijnen van de fijnmazige technieken van het dereguleren, wellicht treiteren, of om nog preciezer te zijn, het bevragen.

En zo kwam het dat zij dacht aan een uitspraak uit de pas door de VPRO uitgezonden documentaire To Stay Alive van Erik Lieshout met in de hoofdrollen Iggy Pop en Michel Houellebecq over de zin van het lijden, waarbij de tweede van het stel gefingeerd als kunstenaar de stelling poneerde dat je twee soorten kunstenaars hebt; decorateurs en revolutionairen. Zij bedacht zich vol trots dat haar vader vast en zeker in zijn tijd een revolutionair was geweest, waarna ze twee afgeknipte nagels, achtergebleven van de pedicuresessie, in de letterbak legde en dacht: zo, nu is het af.

JMG Jongma

Recente artikelen