metropolis m

Gedurende de eerste maanden van de lockdown leek het erop dat  we op radicale wijze gewezen werden op het belang van kunst voor de samenleving. Toch werden we laatst voor de zoveelste keer met de neus op de feiten gedrukt: grotere instellingen binnen de culturele sector worden consequent belangrijker geacht dan hun kleinere soortgenoten en zijn vervolgens niet in staat solidair te zijn met kleinere kunstinitiatieven.

Hoewel musea en presentatie-instellingen de afgelopen zes maanden gesloten waren, is de realiteit dat grote delen van de kunstsector de afgelopen zes maanden hebben doorgewerkt. Door de flexibilisering van de arbeidsmarkt is het merendeel van de kunstprofessionals ZZP’er. De meesten van hen zijn op meer terreinen dan alleen in de kunst werkzaam, waardoor velen van hen in aanmerking kwamen voor staatssteun. Sterker nog, velen kregen meer steun dan ze vóór corona in het  competitieve financieringssysteem van de creatieve sector zouden hebben verdiend. Paradoxaal genoeg is het nemen van een bijbaantje – waardoor er minder tijd overblijft voor de creatieve praktijk – een manier gebleken om aan overheidsfinanciering te komen.  

Kleinere kunstruimtes en initiatieven kregen dankzij de steun meer financiële ruimte om tijdens de coronacrisis juist actiever te worden. Ze maakten verbazingwekkend goed gebruik van de beschikbare gelden, opereerden op kleine schaal, deels online, deels fysiek, pasten zich aan, creëerden nieuwe netwerken en bouwden bruggen. Het was geen ideale situatie, maar het werd slim omgetoverd tot iets positiefs. Ik noem enkele van die initiatieven: Cultural Workers Unite, varia, Laurel, When Site Lost the Plot, The Hmm, ~reclame~, Tilde, Mistral, Salwa Foundation, enzovoort. De sector heeft ook een indrukwekkende heropleving van politiek engagement gezien in de vorm van solidariteit met de slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag in de kunstwereld, precaire arbeidsomstandigheden voor kunstprofessionals, gentrificatie en, de laatste mijlpaal, de kwestie van het Palestijnse volk dat momenteel vecht tegen het onderdrukkende regime van Israël. Allemaal onderwerpen die in de kunstwereld voorheen van ondergeschikt belang waren, of die voor de pandemie totaal niet speelden, maar de sector nu hard lijken te raken. De kunstenaars die zich inzetten voor deze kwesties maken deel uit van de uitgebreide, kritische, levendige kunstsector in Nederland – al werd dat tijdens corona door velen blijkbaar niet erkend.

Op 22 mei 2021 maakte de Nederlandse overheid bekend dat musea op 5 juni weer open mochten gaan. Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ingrid van Engelshoven juichte dat besluit toe: ‘eindelijk kan het publiek weer daadwerkelijk wegdromen bij al het moois dat de culturele en creatieve wereld ons te bieden heeft.’ Sommige kunstprofessionals reageerden verheugd en beweerden dat ze al bijna een half jaar hadden gewacht om weer toegang te krijgen tot cultuur. In de haast die er was om de grotere instellingen te steunen, werden de kleinere initiatieven al gauw vertrapt. Bovendien was de reactie van deze geliefde grotere instellingen voor veel onafhankelijke kunstprofessionals dan ook als een mes in de rug.

Op 27 mei publiceerde de Boekmanstichting ‘Ongelijk Getroffen, Ongelijk Gesteund’, een rapport over de impact van de coronacrisis en de financiële steunmaatregelen op de creatieve sector. Het levert zware kritiek op minister Van Engelshoven en haar voorkeur voor de trickle down-financieringsregeling voor de sector, waarbij de gedachte is dat gaat ervan uit dat als grote instellingen voldoende financiering krijgen, het geld als vanzelf door zal sijpelen naar  kleinere initiatieven en onafhankelijke kunstprofessionals. Het rapport laat zien dat 73 procent van de grote instellingen het ontvangen geld heeft opgepot, waarbij de ZZP’ers, wier positie juist beschermd moest worden door de financiering, werden wegbezuinigd. Bovendien benadrukt het rapport dat slechts een kwart van de ZZP’ers in de creatieve sector in aanmerking is gekomen voor TOZO-financiering. Terwijl juist de kleinere initiatieven tijdens corona nog het meest gedaan hebben om de cultuur nog levendig te houden.

Een antwoord van de minister is vooralsnog uitgebleven.

Op het moment van dit schrijven word ik weer gebombardeerd met uitnodigingen, nieuwsbrieven, reminders voor online events, rondleidingen en paneldiscussies en ander voorbeelden van de te verwachten post-coronaversnelling. Ik vraag me af wat de erfenis van anderhalf jaar pandemie zal zijn. Of we zullen moeten wennen aan de exclusieve VIP lijsten en minder bezoekers tegen te komen per vierkante meter in de grote musea.  Of de anderhalve meterregel zal blijven gehandhaafd? Hoe mooi was het geweest als we in plaats hiervan bewustwording, solidariteit met mensen in precaire omstandigheden en  een kritische houding bij het maken en het presenteren hadden vastgehouden?

Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen

Alina Lupu

is kunstenaar

Recente artikelen