Regels
Op de parkeerplaats van Boer Geert, de broodjeszaak met het neonlichtbord in de vorm van een boerenjongen, staan we op gepaste afstand in onze thee te blazen. De ex-vrouw van mijn oom wordt op dit moment aan de overkant van de weg ten grave gedragen. Vanwege het virus mocht er maar een beperkt aantal genodigden in de aula en met de kist meelopen naar het graf.
Met de nabestaanden die niet in de aula pasten hadden we een haag van plastic regenjassen en paraplu’s gevormd op de beregende parkeerplaats van het uitvaartcentrum. De auto met daarin haar kist reed stapvoets voorbij. Daarachter liepen haar kinderen, mijn neef en nichtjes, knipperend tegen het weer en met hun blikken bevestigend dat ze onze komst waardeerden.
Ik mimede diep medeleven, maar kon mijn eigen gezicht niet zien.
Na de enkele minuten die dit eerbetoon duurden, zijn we als gezin naar Boer Geert getrokken om thee uit papieren bekers te drinken. Om onduidelijke redenen heeft mijn vader voor ons allemaal mangothee uitgekozen. Op de picknickbanken om ons heen is met een rood-met-wit-lint de zitafstand aangegeven, maar twee jongens zitten op het tafelblad. Het begrafenisterrein ligt tegenover de bouwmarkt, de keukengigant, de kringloop en Boer Geert. In de parkeervakken zitten mensen vanuit hun open autodeuren pistoletjes braadworst te eten.
De bestelrij slingert de hoek om.
Veel trainingsbroeken, zwarte truckerspetten en kleine schoudertasjes voor mobiele telefoons en geld. Vrouwen en mannen in fitnessleggings met daarboven wijde truien. Stijl, geblondeerd haar en korte, verzorgde nagels met een witte rand. Het ontbreekt hier aan sokken met patroontjes. Gerri Eickhof draagt ze, voor de fotosessie bij een lang interview in de Volkskrant. Zijn overhemd staat een knoop te ver open en zijn ogen zijn gesloten, alsof hij huilt. In het interview vertelt hij hoe hij geen verslag wilde doen van de uitvaart van Gerard Reve. ‘Ik zat nog op de middelbare school toen [Reve] op televisie vertelde dat hij vond dat er tunnels moesten komen van de Bijlmer naar de rest van Amsterdam, zodat de Surinamers die er woonden zich ongezien konden verplaatsen. Je kon het blanken immers niet aandoen ze voortdurend te confronteren met negers.’
Ik wist het niet, van Reve, al echoot er vaag een uitspraak die hij deed over ‘onze roomblanke dochters’ in de klankkast onder mijn schedeldak. Het blijkt een zin uit een gedicht:
Onze roomblanke dochters onteerd / Waarheen, mijn Vaderland? / O Nederland, ontwaak! / Gooi al dat zwarte tuig er uit: / Ons land voor ons! / Op, naar de Blanke Macht!
Dit droeg Reve voor in 1975, het jaar waarin Suriname onafhankelijk werd, tijdens de Nacht van de Poëzie. In een overhemd dat zowel met een hamer en sikkel als met een hakenkruis was bestikt (door wie?). Door de ene shockerende laag op de andere te stapelen ontstaat er een kakafonie aan betekenis, met daarachter een ongrijpbare mening. Gerri Eickhof: ‘De volgende dag hadden we een les Nederlands, en daar stak de leraar de loftrompet over zijn held Reve, en toen heb ik gewezen op die tv-uitzending. Daar moest ik niet over zeuren, dat waren grapjes, ironie.’
Het is niet meer genoeg om te bewijzen dat iemand iets heeft gezegd, je moet bewijzen hoe het werd bedoeld.
Daar kunnen de kijkers thuis over meestemmen. Bij voldoende ophef trekken de adverteerders zich terug, maar na een excuusvideo of de zomervakantie kan de belediger meestal weer aan de slag. De mensen die echt hun stem of inkomsten verliezen, verdwijnen naar de achtergrond.
In verschillende gemeentes zijn dichters te werk gesteld onder de titel De eenzame uitvaart. Zij maken een vers voor iemand die alleen sterft, zonder nabestaanden die de dienst zullen bijwonen. Het voorlezen van het gedicht door de dichter functioneert als het overgangsmoment. Er is vaak niemand in de aula om te luisteren, behalve een gemeenteambtenaar en een medewerker van de uitvaartdienst. Dit ritueel, voor een lege zaal, is ingesteld om een symbolisch onderscheid te maken tussen mensen en afval.
De ex-vrouw van mijn oom krijgt vanwege het virus een kort moment met een beperkt publiek. Ze was een lieve vrouw. Er zijn bossen in Nederland waar je een uur niemand tegen kunt komen tijdens het wandelen; en er zijn rijen voor voedselbanken en miljonairs met een eigen evenement in de RAI. Op met een telefoon gefilmde beelden vallen tieners op het strand een ordehandhaver aan. Een meisje in een bikini schopt hem vanuit een kolkende massa voeten en vuisten. De ordehandhaver verliest zijn voortanden, wordt afgevoerd met een gebroken kaak.
Afstand kun je voorschrijven, maar niet controleren.
In de eerste maanden van de lockdown voelde het alsof ik ouders had die het land zo recht aanharkten dat je langs alle akkers linialen kunt leggen, maar na de eerste wankele, solidaire stapjes is het volk gaan puberen. Van een ‘diep-socialistisch land’ veranderen we weer terug in een gigantische supermarkt, waar de manager met opgestroopte mouwen een A4’tje ophangt met CAPSLOCK LETTERS. Daar kan naar worden gewezen als het ontspoort. ‘Die regels hangen er toch?’
Aan de plastic hoorns van de levensgrote koe op de parkeerplaats van Boer Geert wappert rood-met-wit-afzetlint. We blazen in onze mangothee en discussiëren over de uitdrukking ‘als hij voor mijn auto overstak, zou ik gas geven,’ of die echt Noord-Hollands is, of in heel Nederland voorkomt.