Vleugels
Over tien dagen heb ik mijn operatie. Ze gaan de vleugels bij het schouderblad amputeren en daarna zal ik sterfelijk zijn. Ik heb er eigenlijk niet goed over nagedacht, alleen van gedroomd. Tegen de mensen die er naar vragen lieg ik dat ik het zeker weet. Elke leugen kan een gebed zijn.
Elke vrouw kan iemands engel zijn, elke man trouwens ook. Tegen geliefden zeg ik dat ik geen van beiden ben en dan gaan zij naar huis en ik blijf achter op de bank, mijn vleugels netjes ingevouwen. Ze kunnen ze niet zien, vragen alleen ‘waarom zit je zo voorovergebogen, met opgetrokken schouders? Dat is slecht voor je houding.’
Het was lang zoeken naar een plastisch chirurg die een onzichtbare operatie uit wilde voeren. In zijn spreekkamer zat ik tegenover hem en smeekte, bepleitte mijn zaak. Hij luisterde geduldig met zijn handen gevouwen onder zijn kin.
‘Dus als ik het goed begrijp,’ zei hij, ‘haat je… het gebied rond je schouders?’ Vaag gebaarde hij ter hoogte van zijn eigen nek.
‘Het zijn prachtige vleugels,’ zei ik, ‘alleen ze zijn niet van mij.’
‘Van wie dan?’ vroeg de chirurg nieuwsgierig.
‘Van God.’
De chirurg had een oud gezicht dat grijs scheen in het TL-licht. Hij sprak de ganse dag met liggende mensen die naar hem opkeken vanuit hun bedden. Maar als ik rechtop stond was ik langer dan hem, dan moest hij zijn hoofd in zijn nek leggen. Als ik rechtop stond en mijn vleugels uitklapte dan begon de spreekkamer te stralen, als ik klapwiekte en er veren neerdwarrelden scheurden de muren open en begon de onheilige toon te zingen, de breuklijnen in het beton en de arts die zijn gespreide vingers voor zijn ogen hield, geluidloos krijste, zijn zandkleurige haar werd wit en ik –
ik bleef zitten in het kuipstoeltje en boog mijn hoofd.
‘Mag ik je rug even zien?’ vroeg de chirurg, terwijl hij zijn latex handschoenen aantrok. Achter het gordijntje trok ik mijn zwarte t-shirt uit. Hij kwam vlak bij me staan en spreidde zijn vingers, 10 cm naast mijn vleugels.
‘Hier?’ vroeg hij geduldig.
‘Iets naar rechts.’
Zijn handen raakten mijn veren bijna.
Na de afspraak nam ik de nooddeur naar het dak. Vanaf de rand keek ik naar de bomen en het metrostation. Heel even deed ik mijn jas uit en klapte mijn gouden vleugels uit. Een klein rondje, dacht ik bij mijzelf. Een laatste tochtje door de licht. De koele lucht langs mijn veren, de wind die tegen mijn krullen beukte. Maar het mocht niet, want overal waar mijn schaduw viel barstte het beton, verrotte het fruit en kregen de vrouwen miskramen. Alles wat ik aanraak verandert in stro.
Elke keer dat ik verliefd word, wordt diegene zich langzaam bewust van een gouden gloed achter mijn rug, van een brandende intensiteit die hen aantrekt en afstoot. De zuivering begint met verlangen, het opborrelen van de laagste instincten. Ik kan liefhebben als een brandend bos. Waarom zijn ze zo bang voor wat ze begeren? Uiteindelijk wil niemand zich herinneren wie hij was in die paar uur dat hij zichzelf vergat. Ze noemen me de duivel maar dat lijkt me een beetje overdreven. Die ziel verliezen ze gewoon zelf.
Ik kijk over de rand, verder dan de bomen. De stad slaapt en kent mij niet. Over tien dagen heb ik blote schouders en een eindig leven voor me. Dan kan ik over een jaar of vijftig ook gaan slapen, aan het einde van een hele lange dag. Ik ben zo bang dat ik verkeerd kies. Dat ik verander in iemand die ik nooit heb willen zijn. Maar die vleugels moeten eraf. Ze veroorzaken mislukte oogsten en blindheid en tandrot. Als ik voluit zing wordt je doof.
Waar zullen ze mijn vleugels laten? Voeren aan de meeuwen op het dak?
Over tien dagen trekt de plastic chirurg me een blauw schort aan en wenst me succes. Hij wil me alleen niet onder narcose brengen. ‘We werken wel met een plaatselijke verdoving’ zegt hij en weer zal ik smeken, gillen omdat ik de messen kan voelen. Medelijdend kijkt hij me aan terwijl hij in de lucht naast mijn schouders snijdt. De vleugels vallen geknakt en verfomfaaid op de grond. Twee bloederige stompjes steken uit mijn schouders, snikkend en bibberend lig ik op de operatietafel. Het gouden licht dooft.
‘Hoe voel je je?’ zal hij vragen.