metropolis m

Het gaat niet goed met de traditionele galerie. De markt wordt overvleugeld door enkele hypergrote galeries, in de schaduw waarvan de kleinere, en met hen alle vernieuwing en experiment, verdorren. Bood de kunstbeurs aanvankelijk uitkomst, nu die zich definitief verbonden heeft aan de wereld van het grote geld, werkt ook dat model niet meer. De eerste galeries hebben de beurs al demonstratief de rug toegekeerd. Hoe moet het verder met de galerie?

 

De galerie had zijn beste tijd gehad, dat wist ook zij wel. Dat gaf niet, want als er ergens een deur sluit, gaat een andere open, hield zij zichzelf monter voor. Ze kon zich weinig herinneren van de afgelopen vijftien jaar en had daarom ook spijt dat ze nooit een echte knipselmap had bijgehouden. Dat leek toen allemaal niet zo van belang, er gebeurde zo veel, je kon wel blijven knippen.  

Momenteel sloeg ze vooral via internet de kunstwereld gade, zoals overduidelijk velen met haar, het galeriebezoek was nihil te noemen. Zelf had ze haar status quo in een gesprek met een collega vergeleken met het eigenaarschap van een videotheek; je voelt dat het een verloren strijd is. De handel zou zich weldra naar het internet verplaatsen. Er waren al veel handige twintigers met de kunstkennis van een dode zeehond die tonnen omzet maken met kunst op Instagram, had ze zojuist gelezen in een papieren krant. Ze was in schaterlach uitgebarsten om het verhaal van de twee jongemannen die hun zeer succesvolle Instagramkunsthandel begonnen waren naar aanleiding van het liedje Picasso Baby van Jay Z. De rest laat zich raden.

Maar goed, dit was dan de nieuwe generatie, dat was ze zelf ook ooit onderdeel van geweest. En gelijk hadden ze; het model was ook aan herziening toe. De afgelopen week had ze het in rap tempo voorbij zien komen. Als eerste was haar oog gevallen op een videoverslag van een rondetafelgesprek tijdens een beurs in de Italiaanse stad Turijn met de titel After the Castelli Model. De voor haar herkenbare galeriehouders, zittend achter de gesprekstafel, zagen er zonder uitzondering oververmoeid en uitgeput uit. De almachtige beursdirecteur, met het postuur van een sportschoolhouder, zat in het midden en probeerde de groep galeriehouders gemotiveerd in goede banen te leiden richting het gesprek dat vooral hij voor ogen had. Daar leken ze al jaren geen zin meer in te hebben. Het was duidelijk; de groep was aan het muiten, dacht ze aan hun lichaamstaal af te lezen. Het gesprek, of beter de beursdirecteur, leek zich vooral te willen richten op de complexe verhouding tussen kunstenaar en galeriehouder. Ze vroeg zich af of er niet een heel andere, zogezegd prangendere vraag speelde. Die diende zich inderdaad binnen een week aan middels een (versneld) nieuw publiek gesprek, zo mooi talk genoemd, langskomend op de sociale media. Dit keer van het Art Leaders Network 2018 (nog nooit van gehoord). Het was duidelijk; er moest met sterker geschut worden geschoten, met de corporate, evenals intimiderende titel The Art Fair Industrial Complex moest de kunstwereld in het gareel gehouden worden. Wederom was er een rijtje gastsprekers, met dit keer twee beursdirecteuren en een woordvoerder van de vereniging van verzamelaars. 

De galeriehouders hadden het veld geruimd, zoals zij de komende jaren vaker zullen doen, vermoedde zij, en het gesprek richtte zich op de uitspraak van galeriehouder David Zwirner (één van de grootste en rijkste galeries van de wereld) dat hij geen enkel probleem had met het financieel bijdragen aan beursstands van jongere galeries. De kleinere, jongere galeries waren massaal opgehouden te bestaan. Er waren de afgelopen twee jaar zelfs meer galeries gestopt dan begonnen. Dat waren de schrikbarende cijfers. Ze konden financieel het hoofd niet meer boven water houden. De vinger was op de pijnlijke plek gelegd; de jarenlange druk van deelname aan het internationale discours had zijn slachtoffers gemaakt. Ze zag zweetdruppeltjes op het voorhoofd van de almachtige beursdirecteur die normaliter zo zelfverzekerd overkwam. Wat Zwirner aanbood, dat grote galeries de deelname van de kleinere galeries meefinancieren, leek beide beursdirecteuren niet de oplossing. Volgens de één was dat heel moeilijk te berekenen, de ander had een vrij makkelijke berekening toegepast en kwam tot de conclusie dat het weinig tot niets zou schelen op de totale kostenpost van de galeriehouders op haar kleinschalige, desalniettemin prestigieuze beursevenement. De slotsom volgens hen: er waren gewoon te veel beurzen. Het landschap was vergiftigd geraakt. Ja, ja, dacht zij, dat is echt niet het enige probleem. 

Ups en Downs

De kunstwereld had vaker zijn ups en downs gekend sinds 2001. Denk aan 9 september 2001, de crisis na het omvallen van de Lehman Brothers. Nu leek de kunstwereld een forse worsteling met zichzelf te hebben. Er zat, geloofde ze, een existentiële crisis aan te komen. Ze verheugde zich er enorm op, verkneukelde zich zelfs bijna een beetje. De ‘vereconomiseerde’ kunstwereld, opgebouwd rond de explosieve populariteit van de kunstbeurzen de afgelopen twintig jaar, stond op zijn grondvesten te schudden. Ze bedacht zich hoe lang geleden ineens the art fair age van zo’n tien jaar terug voelde, met zijn oneindige zelfvertrouwen in de handel en de vaste overtuiging dat beurzen de biënnales hadden verdrongen, met steeds meer curated programma’s en alsmaar stijgende cijfers, van deelnemers, van bezoekers, van events, van vip-programma’s en debatten, met daarbij een overvloed aan feestjes en side events. Als je toen als galerie niet aan een beurs deelnam, was je niemand, vonden ze voornamelijk zelf. Ze wisten zeker dat dan geen kunstenaar met je wilde werken, geen verzamelaar bij je wilde kopen, zo hielden ze zichzelf voor. Deed je wel aan de beurzen mee, dan kwam iedereen op je af. Niet vreemd dat in die jaren het aanbod aan beurzen, galerietentoonstellingen en buitenlandse reisjes de pan uit rees. Dat ze door de aanwezigheid op al die beurzen in die anonieme hallen met hun standaard beursinterieurs, met tussendoor de even inwisselbare vliegvelden, niet het idee had Amsterdam ooit te hebben verlaten, laten we maar even terzijde. Het belangrijkste is dat jarenlang de beursbiotoop haar wereld was geweest. En dat gold niet alleen voor haar.

De Amerikaanse schrijver Jerry Saltz, Pulitzerprijs voor kunstkritiek inmiddels op zak, schreef voor het digitale magazine Vulture het artikel ‘A Modest Proposal: Break the Art Fair’, en dit gedurende de meest recente Frieze Art Fair in New York, een paar maanden geleden. De titel liegt er niet om: hij benoemt het probleem dat de beurzen voornamelijk financieel voordelig zijn voor de grootste galeries. Ook zij had een jaar met verwondering toegekeken hoe tijdens deze beurs haar buurman zeer marktgevoelige olieverfschilderijen aan de lopende band verkocht, terwijl zij alleen toegelaten werd op deze prestigieuze beurs met moeilijkere inhoudelijke kunst en overduidelijk in de zijlijn mocht functioneren. Saltz vergelijkt de kunstwereld met Amerika: voornamelijk gepreoccupeerd met spektakel, wat non-stop beurzen, biënnales en allerlei andere sensationele aandachttrekkende tentoonstellingen aandoen betekent, terwijl de daadwerkelijke vernieuwing bij de kleine en medium galeries vandaan komt, waar alle risico’s en innovatie plaatsvinden. Zij staan constant onder druk om deel te nemen aan beurzen. ‘Waarom?’, had ze zich op een bepaald moment afgevraagd. Dat was het moment waarop ze voelde dat ze eigenlijk enorm beetgenomen werd. Alles goed en aardig, alles leuk en wel, maar ze was een high risk investor geworden door de stijgende kosten van beurzen, de huur van de galerieruimte en alle kosten er omheen qua productie. Niemand wilde dat eigenlijk weten, noch horen, en zo ging het artikel van Saltz nog wel even door met allemaal punten die ze maar al te goed herkende.  

Weg uit het miljoenenbal

Zo het hoge woord was eruit, dacht ze. De ene na de andere galerie verklaarde in de pers niet langer aan het beursspektakel te willen meedoen. Wat niet wil zeggen dat het einde ingezet werd. Zo simpel bleek het ook weer niet te liggen. Al surfend op het internet kwam ze een hele hoop galeriehouders uit haar generatie en jonger tegen die met buitengewone creativiteit getuigden van overlevingsinstinct. Zij slaagden erin hun ei kwijt te kunnen in nieuwe creatieve ondernemingen, zij het buiten de context van het miljoenenbal van de internationale kunstbeurzen. Neem de Engelse galeriehouder die op het Zweedse platteland een fabrieksterrein ging ontwikkelen tot creatieve industrie. Ze kwam ook geestige karikatuurtekeningetjes tegen van een galeriehouder die ten onder was gegaan aan zijn eigen originaliteit. Hij verzon de meest onmogelijke, prachtige beursstands die zichzelf nooit terugbetaalden. Ook las ze over een galeriehouder die nu behoorlijk verdienstelijke schilderijen maakte. Zijn carrière was begonnen tijdens een beurs waar hij zich zo had zitten vervelen dat hij was gaan schilderen in zijn stand. 

Je kunt zeggen wat je wilt, maar ze was eigenlijk gewoon ook heel erg trots op al haar collega’s die ze door de jaren heen in verre oorden onder feestelijke en soms ook erbarmelijke omstandigheden had leren kennen. En zoals Jerry Saltz in zijn stuk stelt, zit de ware en werkelijke vernieuwing bij die laag, bij die creatievelingen die zonder financieel gedreven strategie met humor, intelligentie en relativering de kunstwereld betreden vanuit hun eigengereide invalshoek. En slechts enkelen zijn zich bewust van de werkelijke waarde daarvan. Deze enkeling biedt nu financiële compensatie. Maar misschien moet die zogezegde humuslaag zich zelf bewuster worden van zijn kracht en vooral zijn eigen ondernemingslust en zich niet laten incorporeren, maar juist verder individualiseren.

Ze moest denken aan de mop van de olifant en de muis die over een brug lopen en waarbij de muis zegt: ‘Wat stampen wij, hè?’ Zonder spitsvondigheid is gewicht ook niks, dacht ze, en stuurde haar stuk naar het kunstblad waar ze ooit als telefonische verkoper was begonnen.

JMG Jongma

Recente artikelen