25 jaar OASE Zelfbeeld van een jubilerend architectuurtijdschrift
Ter ere van het 25-jarig jublileum van OASE werd afgelopen dinsdag in het NAi een symposium georganiseerd waarin ‘de veranderende rol en de toekomst van architectuurtijdschriften’ centraal stond. Architectuurhistorica Beatriz Colomina was uitgenodigd als key-note speaker. Ze plaatste de geschiedenis van OASE in de context van de door haar georganiseerde tentoonstelling Clip Stamp Fold en zette daarmee de toon voor de rest van de middag.
Clip Stamp Fold is de naam van een onderzoeksproject dat werd uitgevoerd door Colomina en haar studenten in Princeton. In meer dan honderd landen werden zo’n 80 tijdschriften in kaart gebracht: kleine, obscure, avant-gardistische publicaties, die ontstonden in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Ook OASE past in een internationale traditie van radicale na-oorlogse architectuurtijdschriften, zo stelden de organisatoren van het symposium. Echter, al luisterend naar het symposium kwam bij mij de vraag op, in hoeverre OASE nu echt tot deze groep gerekend kan worden.
Radicale architectuurtijdschriften kwamen tot stand in een tijd dat architectuur er nog toe deed, zo vertelde Colomina. Hoe uitzinnig de tijdschriften er soms ook uitzagen – Casabella bijvoorbeeld publiceerde een nummer met een levensgrote Kingkong op de voorkant – zij stonden voor een ideaal. Dat ideaal moest gecommuniceerd worden en zo werd in de jaren zestig de culturele waarde van het tijdschrift opnieuw ontdekt. Technologische innovaties op het gebied van printen en drukken – van nieuwe papiersoorten tot offsetdruk en lithokleuren – maakten van het tijdschrift een spannend, nieuw medium met ongekende mogelijkheden voor het communiceren van visionaire, utopische boodschappen. ‘Zoom Wave hits Architecture’ schreef Amazing Archigram bijvoorbeeld midden jaren zestig en drukte deze boodschap uit door een superman-achtige stripfiguur met een laserpistool het woord ‘zoom’ uit elkaar te laten knallen.
Met het verjaardagsfeestje van OASE werd vooral een blik geworpen op een leemte in het Nederlandse architectonische landschap.
Tijdens de, overigens moeizaam verlopende rondetafeldiscussie, stelde OASE-redacteur Maarten Delbeke vast dat zijn tijdschrift zich in de afgelopen jaren steeds meer tot ‘boek’ heeft ontwikkeld. Zowel qua omvang als inhoud heeft het tijdschrift door de steeds wisselende gastredactie, thema’s en wisselende schrijvers meer weg van een boekenreeks. Echter, het is de vraag of juist hierin niet een belangrijk verschil ligt met Colomina’s avant-garde. De intentie van veel van de door haar beschreven tijdschriften was nu juist om als het ware ‘het boek te verbrijzelen’. Dat wil zeggen, de traditionele verhouding tussen tekst en beeld moest veranderen. Dat leidde tot een soort mediale hybrides, reportages waarin noch tekst noch beeld het primaat hadden. Daar lag een nieuw vertrouwen in de zeggingskracht van het beeld ten grondslag: beelden spreken op een wijze die een tekst niet vermag – iets wat je duidelijk terugziet in een tijdschrift als Provo. Het is de vraag of ook OASE tot deze groep behoort.
OASE ontwikkelde zich naar mijn gevoel in de periode daarna: niet het heroïsch moderne van een blauwdruk die gecommuniceerd moest worden, maar een meer een postmoderne preoccupatie met de plaats van theorie en geschiedenis in het ontwerponderwijs staat centraal in het tijdschrift. Ook de meer traditionele tekstgerichtheid van het blad past in deze traditie.
Het was jammer dat tijdens de bijeenkomst in Rotterdam zo veel tijd ging zitten in de uitleg van de tentoonstelling Clip Stamp Fold. Er bleef daardoor te weinig aandacht over voor de specifieke geschiedenis van OASE. Dat de rondetafel discussie niet uit de verf kwam had ook deels te maken met tijdgebrek: het was letterlijk het sluitstuk van de middag. Sowieso bleek het moeilijk om een antwoord te geven op vragen over de invloed van architectuurtijdschriften en de relatie tussen ontwerppraktijk en tijdschrifttheorie: de aanwezige OASE redacteuren spraken vooral over de eigen identiteit van het blad. Zo karakteriseerde Lara Schrijver slowness als een kritisch element van OASE: het vermogen om vragen steeds opnieuw te stellen, om vragen terug te laten komen, ook in een wereld die gedicteerd wordt door wat nieuw is, fashionable en eenmalig. Maar er leek bij de panelleden ook een bepaalde schroom aanwezig te zijn: dit gold zeker voor de redacteuren van andere architectuurtijdschriften, die simpelweg weigerden in te gaan op vragen van de discussieleider.
Hoe het ook zij, met het verjaardagsfeestje van OASE werd vooral een blik geworpen op een leemte in het Nederlandse architectonische landschap. Het ontbreekt Nederland aan een intellectuele geschiedenis van het na-oorlogse architectonisch betoog. In het geval van OASE begint die geschiedenis met het spannen van een denkbeeldige as tussen Nijmegen en Delft; tussen de Socialistische Uitgeverij en de ontevreden studenten in Delft. Wanneer we hiervan een beter beeld hebben, kunnen we wellicht met meer precisie spreken over verleden en toekomst van OASE.
Rixt Hoekstra is wetenschappelijk medewerker bij de Faculty of Architecture, Leopold Franzens Universität Innsbruck.
Rixt Hoekstra