De muren hebben oren Watou 2011
Drie jaar na het vertrek van Gwy Manderlinck, de bezieler van de Poëziezomers, lijkt het Kunstenfestival Watou zijn plaats te hebben veroverd in het West-Vlaamse landschap. De Westhoek, een streek die het vooral van het oorlogstoerisme moet hebben, heeft door dat verlengde succes een nieuw imago gekregen. Hoewel. Watou 2011 lijkt evenzeer te varen op nostalgisch sentiment. Artistiek leider van het Kunstenfestival Jan Moeyaert plaatste de derde editie van ‘Verzamelde verhalen’ onder één noemer: herinnering.
Veel locaties zijn opgebouwd vanuit een nostalgische reflex. De organisatoren koesteren het imago van Watou als het dorp van de verstilde tijd. Hierdoor dreigt het dorp een escapistisch oord voor de rustzoeker te worden. De kunst in de kerk van Watou lijkt tegemoet te komen aan dat verlangen naar stilte en tijdloosheid. Traditioneel wordt hier kunst opgesteld die vragen stelt over leven, dood en eeuwigheid. Ook dit jaar hebben de kunstwerken er een existentiële dimensie. Renato Nicolodi, die in dialoog treedt met een film van de Thaise Araya Rasdjarmrearnsook, construeerde er enkele betonnen mausolea. Maar de kille schaalmodellen bieden weinig troost. In een oude kloosterkamer tegenover de kerk kneedde Natasja Lefevre haar herinneringen: tientallen kleine schoentjes in keramiek vormen een monument ter nagedachtenis van een verloren kindertijd (Hoop, 2011). Ook de Douviehoeve, waar Gerolf van de Perre in Dichter in de massa (2008-2010) aan de slag ging met Malte Laurids Bridge, Rainer Maria Rilkes enige roman, staat in het teken van de voorbijgaande tijd. Rilke is aanwezig in zwarte letters op een witte muur: ‘Zo, hier trekken mensen dus naartoe om te leven. Eerder om te sterven, heb ik de indruk. Ik ben de buurt gaan verkennen. Ik heb gezien: hospitalen…’
Onsterfelijk in Watou is dan weer Hugo Claus. Tussen 1990 en 1995 maakte hij samen met Albert Pepermans de reeks prachtige kunstwerken Et voilà, le travail!. In de grote loods van de Douviehoeve wordt die reeks voor het eerst in haar totaliteit tentoongesteld.
Veel kunstenaars op het parcours gaan niet verder dan een beschouwing over het verleden dat genadeloos voorbij is. Toch is op sommige locaties het verleden dwingender aanwezig en wordt de herinnering meer diepgaand onderzocht.
Anno Dijkstra speelt met de levendigheid van het collectieve geheugen: met zijn beelden van groene plasticine refereert hij aan bekende persfoto’s. Het schreeuwende meisje in de kelder van de brouwerij is de door napalm getroffen Kim Phuk. De tientallen witte oren die Yves Velter aan een muurtje in het Blauwhuys vasthechtte, vatten de ambiguïteit van het herinneren misschien nog het best (Sussuro, 2011). De muur is een toehoorder van wat was, maar is monddood. Niet enkel muren zijn drager van herinnering, maar ook het lichaam. Hierover gaat de fotografische reeks Rags and bandages (2008) van Elke Andreas Boon een schuurtje verderop. Zij weet het thema herinneren tot in de diepte te exploreren. Net als de muur van Yves Velter is het lichaam een stille getuige, maar sporen en littekens verraden de aanwezigheid van het verleden. Omdat dat verleden te pijnlijk is, omzwachtelt en verhult Boon het. Het verleden toont zich altijd in versluierde vorm.
Het thema kan bezwaarlijk concreet genoemd worden. ‘Herinnering’ staat op de tien locaties van het parcours voor vluchtige ontmoetingen. Wanneer je naar Watou gaat, zullen het vooral de kleine momenten zijn, de toevallige ontdekkingen, die het de tocht waard maken.
Kunstenfestival Watou
9 juli – 11 september 2011
Elke Couchez