Chantal Akerman – Passages, juni – augustus 2020, Eye Filmmuseum, Amsterdam, foto: Studio Hans Wilschut, courtesy Fondation Chantal Akerman en Marian Goodman Gallery, Parijs
Een gebroken spiegel op een wereld waarvan gedacht werd dat ze voorbij was- Passages van Chantal Akerman in het Eye Filmmuseum
Door een speling van het lot blijkt Passages van Chantal Akerman (1950-2015) bij de opening in Eye een spiegelbeeld van onze wereld. Zonder coronacrisis had de overzichtstentoonstelling, die aanvankelijk eind maart al zou opengaan, bij eerste aanblik vermoedelijk doen denken aan beelden van vroeger. Nu weerspiegelden Akermans verstilde beelden de verlaten straten en gebouwen van de afgelopen maanden, en zelfs de wachtrijen voor de Jumbo en de Albert Heijn.
Passages laat verspreid over zes zalen acht werken zien, zowel hele films als omvangrijke installaties, die vaak van films zijn afgeleid of er een tweeluik mee vormen. De opening is Akermans vlammende, korte debuutfilm in zwart-wit Saute Ma Ville (1968). Ze maakte die als 18-jarige met zichzelf in de hoofdrol. In de keuken, net teruggekomen van boodschappen doen, draait een jonge vrouw al schoonmakend door. Ze schroeft het tempo van haar handelingen op, overschrijdt haar grenzen. Opruimen en chaos creëren worden een. De manier waarop het poetsen van haar schoenen uitmondt in het zwart maken van haar benen, doet denken aan Bruce Naumans make-up films uit hetzelfde jaar. Maar bij Akerman gaat het om iets anders: een vrouw die opstandig haar benen bevuilt als weigering om in het patroon te passen. De ontploffing aan het eind van de film is geïnspireerd door Jean-Luc Godards Pierrot le Fou, een film die ze bij toeval zag door op haar 15e van school te spijbelen en die haar vanuit het niets op het idee bracht zelf films te gaan maken.
[blockquote]Waarom film alleen op doek? Akerman was niet de eerste filmmaker die zich het afvroeg, wel een van de eersten die de overstap naar de installatie als medium maakte
Ze besefte dat film andere mogelijkheden in zich droeg, dat film een taal kon zijn om zich in uit te drukken en om onderzoek te doen. De tentoonstelling maakt duidelijk dat ze dit besef tot in het uiterste in de praktijk heeft gebracht. Waarom film alleen op doek? Ze was niet de eerste filmmaker die zich het afvroeg, wel een van de eersten die de overstap naar de installatie als medium maakte. De installatie D’Est, au bord de la fiction (1995) bestaat uit 25 grote beeldbuismonitoren. Opgesteld in groepjes van drie tonen ze fragmenten uit het dagelijks leven in landen uit de invloedsfeer van de voormalige Sovjet-Unie aan het begin van de jaren ‘90. We zien hobbelige straten, vervallen gebouwen, passagiers in krakkemikkige bussen, stationshallen met reizigers, boerinnen die bieten rapen op een veld, een vrouw die worst snijdt, kinderen spelen in de sneeuw, en overal zien we lange rijen wachtende mensen die gelaten of verslagen voor zich uit staren.
Akerman maakte D’Est, au bord de la fiction met het materiaal van haar experimentele documentaire D’Est (1993)– opgenomen in het retrospectief dat Eye gelijktijdig aan de tentoonstelling vertoont – waarvoor ze vrijwel meteen na het vallen van de muur naar Oost-Europa vertrok. Waar de film de kijker grijpt door de trage opeenvolging van statische long takes en lange tracking shots en het gevoel geeft iets van de reis zelf mee te maken – als in een loop blijven we met de camera langs mensen en gevels glijden –, biedt de installatie de bezoeker door de overvloed aan beelden en de mogelijkheid verschillende sequenties gelijktijdig waar te nemen een somber panorama, een gebroken spiegel op een wereld waarvan gedacht werd dat ze voorbij was. Voor Akerman was dit niet alleen het vastleggen van de tijd die historie aan het worden was. Het was ook een blik, wellicht een laatste, op een maatschappij die haar deed denken aan het Oost-Europa van de Tweede Wereldoorlog. In de nu eens wachtende, dan weer langzaam voortsjokkende groepjes mensen, met hun uitdrukkingsloze gezichten en houding van verslagenheid, zag ze de lange rijen mensen op weg naar de concentratiekampen.
Deze betekenis wordt pas manifest bij de 25ste en laatste monitor. Die staat alleen, achter een wand. Het beeld is meestal donker. Het duurt even voordat duidelijk wordt dat de schuin omhoog gerichte camera langzaam voortbeweegt onder een donkere hemel, en net nog het schijnsel van lantarens en stoplichten in haar kader meeneemt. In de voice-over, die in vertaling integraal op de wand is afgedrukt, vertelt Akerman hoe het maken van D’Esthaar pas na voltooiing deed ontdekken waar de film over ging: over mensen die stonden te wachten ‘om te worden vermoord, geslagen, of uitgehongerd, of die lopen zonder te weten waarheen, in groepjes of alleen’. ‘Dus dat was het, dat was het weer’, zei ze tegen zichzelf toen de film af was.
Met Saute Ma Ville en D’Est, au bord de la fiction toont de tentoonstelling tussen welke uitersten Akermans werk heen en weer pendelt: cinema en beeldende kunst, registratie en onderzoek, observatie en het uitdrukken van emoties, documentaire en fictie, figuratie en abstractie, meestal thematisch gefundeerd in het bevragen van identiteit en persoonlijke etnografie. Van dat spectrum maken de andere werken in de tentoonstelling op verschillende manieren deel uit. Bij een eerste kennismaking kan het lastig zijn hun strekking te duiden. De uitgewogen composities met vaste kadrering en de verrassende opeenvolging van sequenties verleiden om te blijven kijken, en stukje bij beetje geeft zich iets van betekenis en bedoeling bloot.
Bijna terloops brengt de tentoonstelling schakels tussen werken aan het licht. Opvallend zijn de kleine ruimtes en smalle gangen, niet alleen de passages die in beeld zijn gebracht, maar ook de doorgangen in de ruimtelijke installaties. In een bioscoopzaal zou vermoedelijk minder opvallen dat ook de spiegel een terugkerend element is. Zo is er de spiegel waarin Akerman zichzelf uitdagend bekijkt in de keuken van Saute en die van In the Mirror (2007) waarin een jonge vrouw hardop pratend haar naakte lichaam beoordeelt. In het door de Amerikaans structurele film geïnspireerde Hotel Monterey (1972) ontstaan spiegelingen op de gladde wanden als de camera zich langzaam door de vaal verlichte gangen heen en weer beweegt.
Akermans uitgewogen composities met vaste kadrering en de verrassende opeenvolging van sequenties verleiden om te blijven kijken, en stukje bij beetje geeft zich iets van betekenis en bedoeling bloot
En er is het spiegelbeeld op de gelakte tafel waarin de vrouw in Woman Sitting after Killing (2001) peinzend opgaat. Deze installatie toont op acht naast elkaar geplaatste monitoren de laatste minuten van de film Jeanne Dielman, 23 Quai du Commerce, 1080 Bruxelles (1975). De film maakte Chantal Akerman op haar 25ste op slag beroemd. Ze introduceerde een radicaal andere filmstijl, waarin het verstrijken van de tijd en de fysieke ervaring van de kijker belangrijke grootheden zijn, en waarmee ze met de nadruk op herhaling van huishoudelijke activiteiten een ongekend alternatief bood voor de geijkte manieren waarop vrouwen in films werden gerepresenteerd. In de minimalistische installatie zien we met tussenpozen van soms luttele seconden acht maal dezelfde sequentie. Het is het einde van de film, als de hoofdpersoon, door het ervaren van ongewild genot en het plegen van een moord, de vaste patronen in haar leven heeft doorbroken. De in serie gezette, minuscule bewegingen zijn op zichzelf al intrigerend. Voor wie de film kent, versterken ze het besef van het gewicht van de emoties en de verbijsterende leegte die zich van de hoofdpersoon meester heeft gemaakt.
Met elkaar vormen de eerste vijf werken een sterk begin van de tentoonstelling. Daarna betreden we een andere wereld, in een lichte zaal met witte wanden. In het midden zweeft een grote spiraalvormige, stoffen sculptuur. Het is een dubbele spiraal, een spiegelspiraal, waar je als bezoeker in een vloeiende beweging doorheen kunt lopen. Op de transparante stof worden langzaam bewegende teksten geprojecteerd. In een videoprojectie achter een tussenwand is Akerman in vaag zwart-wit liefdevol in gesprek met haar moeder. Ze praten over het dagboek van haar Poolse grootmoeder, die Auschwitz niet overleefde. Ze lezen Poolse zinnen, haar moeder vertaalt, en Akerman laat zien dat ze net als haar moeder de teksten met eigen zinnen heeft aangevuld. Het zijn deze teksten over identiteit en verleden die op het transparante slakkenhuis, de dubbele spiraal van de tijd, worden geprojecteerd.
De installatie vormt duidelijk de inhoudelijke kern van de tentoonstelling. Letterlijk zegt Akerman dat haar moeder de inhoud van haar oeuvre is. Wie dat nog niet wist, komt te weten dat haar moeder, die Auschwitz wel overleefde, gevormd is door vervolging en vernietiging. De zaal is belangrijk voor het begrip van Akermans werk en het intieme gesprek tussen moeder en dochter is meer dan aangrijpend. Doordat de sculptuur visueel in het niet valt bij de vormentaal van de films en video-installaties, mist dit deel van de tentoonstelling echter de kracht om tegelijkertijd verbindend te zijn en boven de getoonde onderdelen van het oeuvre uit te stijgen. Maar misschien was dat ook niet de bedoeling, en moeten we de ordening en inrichting vooral zien als aanmoediging om te beseffen dat we ons in deze afwijkende, lichte ruimte in de volle realiteit bevinden, en niet op de rand van fictie.
De laatste twee installaties zijn tegengestelde panorama’s. In Tombé de nuit sur Shanghai(2009) zien we in lange, statische shots de haven en de met lichtreclames getooide hoogbouw van Shanghai, waar traag de tijd verstrijkt terwijl klanken van bijna vergane hits als I will survive de ruimte vullen. Onder de projectie staan twee Chinese nepaquaria met kleurige vissen die op de tonen van de muziek hun rondjes zwemmen. In Now (2015) breekt de pleuris uit. Op vijf in de donkere ruimte gehangen schermen trekken in razend tempo beelden van een woestijn langs. De camera jaagt. Een nederzetting met palmen schiet voorbij. Uit luidsprekerboxen galmen chaotische geluiden, die naarmate de gewenning aan de beelden toeneemt nog luider en indringender overkomen. Krijsende vogels, vallende stenen, mitrailleurgeratel, een muezzin, het geklop van paardenhoeven, gillende vrouwen, kerkklokken, een explosie, een haan die kraait. In de twee nepaquaria die ook hier opduiken, staan de vissen stil. Als kijker neem je bijna ongemerkt een positie in. Je begeeft je van een vrijblijvend panorama in een politieke ruimte, waarin steeds meer stemmen en identiteiten herkenbaar zijn, en het trauma invoelbaar en aangrijpend is. De verleiding is groot om voor een interpretatie terug te keren naar Akermans moeder, en te vragen hoe we haar geschiedenis met het heden verbinden.
Als kijker begeef je je van een vrijblijvend panorama in een politieke ruimte, waarin steeds meer stemmen en identiteiten herkenbaar zijn, en het trauma invoelbaar en aangrijpend is
Een soortgelijke vraag zweeft boven de hele tentoonstelling. Wat is de betekenis van Akermans beelden, films, installaties voor onze tijd? Wereldwijd hebben ze in enkele decennia filmmakers en kunstenaars beïnvloed. Visueel blijven ze overrompelend en hun geëngageerde, bevragende, persoonlijk-politieke inhoud is opvallend actueel. Maar als er iets is waarmee haar werk de verhoudingen met onze tijd op scherp zet, is het de positie van de kijker: de actieve rol waarin het de kijker manoeuvreert, van wie zelf beslissingen worden verwacht, die via abstracties en kleinigheden de inhoud bloot moet leggen, die moet duiden en zich moet afvragen, en die het verglijden van de tijd en de ervaring van het kijken fysiek ondergaat.
VOLG METROPOLIS M OOK OP INSTAGRAM
Passages is te zien tot en met 30 augustus 2020.
Tijdens de tentoonstelling vertoont Eye een uitgebreid retrospectief van Chantal Akermans films. Ook zijn er lezingen en gesprekken over haar werk met onder andere editor Claire Atherton (3 juli) en filmmaker en scenarist Eric de Kuyper (28 juli).
Erik Viskil
is schrijver en onderzoeker, en tutor film & theory, Masters Design Academy Eindhoven