metropolis m

Floatation tank West Den Haag

In Eschers befaamde litho Tekenende Handen (1948) is te zien hoe twee handen elkaar tekenen. Begin en einde lopen in elkaar over, en die ‘strange loop’ vormt nu het uitgangspunt voor een grote groepstentoonstelling over kunst en wiskunde bij West Den Haag.

Dit jaar is het 125 jaar geleden dat Escher werd geboren. In het Kunstmuseum Den Haag en Escher in Het Paleis zijn er tentoonstellingen ter ere van dit jubileum. In dezelfde stad toont West Den Haag Gödel Escher Bach: een tentoonstelling die haar titel ontleent aan het boek Gödel, Escher, Bach: an Eternal Golden Braid (1979) van cognitief wetenschapper Douglas Hofstadter. Door dat boek ook als inhoudelijk uitgangspunt te nemen voor de tentoonstelling probeert West Eschers werk vanuit een brede invalshoek te benaderen. West beweegt zo op eigenzinnige manier mee met dit feestjaar.

In Gödel, Escher, Bach wordt het werk van de logicus, kunstenaar en componist met elkaar verbonden. Zelfreferentie vormt daarbij de rode draad. Hofstadter gebruikt Eschers litho Tekenende Handen (1948) als voorbeeld van hoe zelfreferentie gevisualiseerd kan worden. De tekening toont twee handen die elkaar tekenen, waardoor begin en einde in elkaar overlopen. Bij Bachs Canons en Fugues gebeurt iets vergelijkbaars: het einde van de muziekstukken laat de componist al aan het begin klinken en vice versa.

Zodoende laten Escher en Bach hun eigen werk naar zichzelf verwijzen en veroorzaken ze ‘strange loops’, zo wordt Hofstadter geciteerd in de tentoonstellingstekst. Daarmee komen we meteen uit bij de derde hoofdrolspeler in zijn boek: Kurt Gödel. De wiskundige ontwikkelde de zogenoemde onvolledigheidsstelling, die stelt dat sommige waarheden enkel verondersteld en nooit écht bewezen kunnen worden. Dat geldt bijvoorbeeld voor een ‘strange loop’, ofwel een structuur van zelfreferentie: steeds weer terug naar zichzelf terugverwijzend vervalt het in een cirkelredenering.

De tentoonstelling Gödel Escher Bach bekijkt Eschers werk vanuit zulke overwegingen en focust zo meer op de onderliggende filosofische gedachtes van zijn werk dan op de esthetische waarde ervan. Het eerste werk van de tentoonstelling is een tekening van Ernst Mach, dat verschijnt in zijn boek Analyse der Empfindungen (1886), waarin hij een fenomenologische analyse geeft van wat hij ‘het Ego’ noemt. De tekening, View from the left eye, is een zelfportret: het geeft Machs lichaam weer zoals bezien vanuit zijn eigen linkeroog. Rechts is zijn neus gedeeltelijk te zien en ook zijn snor is onderdeel geworden van het portret. Zijn tekenende rechterhand ontdekt ik iets later en doet denken aan Eschers litho Tekenende Handen. Beide tekeningen bevinden zich in een ‘strange loop’: de tekenende handen suggereren dat de werken nog in productie zijn, maar tegelijkertijd zijn ze ‘af’, hangen ze hier als eindproducten. Machs View from the left eye past duidelijk in het thema van zelfreferentie: niet alleen is het een zelfportret is, ook weet het werk begin en eind met elkaar te vervlechten. De tekening vormt daarmee een sterke manier om de tentoonstelling, die zichzelf presenteert als dialoog tussen kunst en wetenschap, te starten.

Ernst Mach

Ik loop verder door de ruimtes van de voormalige Amerikaanse ambassade waar West in gevestigd is. Het gebouw ademt nog steeds een formele sfeer. Sommige werken weten daar sterk op te reageren. Bregman / Deutsch Chimera (2010) van Florian Hecker, bijvoorbeeld. Twee speakers hangen tegenover elkaar in een van de ruimtes. Er zijn harde elektronische geluiden te horen, die doen denken aan alarmen. Ook is er een stem te horen die onverstaanbaar hard door een intercom lijkt te praten. Als ik tussen de twee speakers in sta, is het onmogelijk te lokaliseren welk geluid uit welke speaker komt. Het werk heeft een duizelingwekkende werking. In de kamer is de politieke sfeer nog steeds voelbaar, en Heckers werk voegt daar een extra laag aan toe. Het geluid heeft bijna iets bureaucratisch, ik word er onrustig van. Niet alleen door het harde volume, maar ook door de piepjes en de stem, die me het gevoel geven dat ik iets moet doen. De geluidsinstallatie maakt me bewust van mijn lichaam en heeft daarmee een onverwachte connectie met het thema zelfreferentie en Machs tekening. Het is alsof het geluid refereert naar mij, naar mijn lichaam in de ruimte.

Veel van de werken verwijzen naar wiskundige theorieën. In haar tekeningen probeert Hanne Darboven de instabiliteit van algoritmes weer te geven. Het werk oogt ingewikkeld en onbegrijpelijk, maar het is dan ook juist die ongrijpbaarheid van de logica en de angstige gevoelens die dit teweeg kan brengen waar Darboven in geïnteresseerd is. Ook de sculpturen van Royden Rabinowitch gebruiken mathematische principes als uitgangspunt. Een aluminium en een stalen kegel staan in een kamer, waar het licht uit de tl-balk op reflecteert. Grappig is hoe ook hier de ruimte meewerkt: het ijzeren lichtknopje lijkt met haar geometrische vormen bijna onderdeel van dit werk. In het tentoonstellingsboekje lees ik hoe Rabinowitch de onpersoonlijkheid van de wiskundige ruimte als metafoor gebruikt, om de bezoeker de confronteren met de grenzen van de menselijke perceptie. Ik lees het tekstje een paar keer, om grip te krijgen op wat er wordt gezegd, maar het lukt mij niet dit in verband te brengen met het getoonde werk zelf.

Hanne Darboven bij West Den Haag

Royden Rabinowitch bij West Den Haag. Foto: Jhoeko

In het theaterstuk I is a strange loop (2019) van wiskundige Marcus du Sautoy en actrice en wiskundige Victoria Gould, wordt wiskunde gebruikt als manier om de grenzen van het onbekende op te zoeken. De oneindigheid willen de twee hier zowel zowel wiskundig als theatraal benaderen. Het voelt echter alsof de makers die twee verschillende werelden nog niet echt met elkaar hebben weten te vervlechten. Het theaterstuk voelt meer als een wiskundige theorie die voor de gelegenheid in een theatraal format is gegoten, dan als een échte dialoog tussen kunst en theorie. Dat onvermogen is ook in sommige andere werken voelbaar. Veel werken gebruiken ingewikkelde wiskundige theorieën, of roepen zware vragen over kunstmatige intelligentie en het menselijk bewustzijn op. Hierdoor kan de tentoonstelling, die werk van maar liefst 33 verschillende kunstenaars bevat, soms iets te veel worden. In de poging om de diepte in te gaan, wordt het soms wat oppervlakkig.

Dat maakt het des te leuker om een werk tegen te komen dat het thema van zelfreferentie speelser benadert, zoals The King (1972) van Eleanor Antin. In deze film is te zien hoe Antin zichzelf transformeert tot man en zo een van haar terugkerende performance persona probeert te belichamen: The King. Te zien is hoe Antin haren aanbrengt op haar kin en zo probeert zichzelf een zo perfect mogelijke baard te geven. Ze is constant bezig met hoe zij haar eigen gezicht kan transformeren tot iets anders, maar tegelijkertijd poogt ze deze nieuwe persoon samen te laten vloeien met zichzelf.

Ook de film Berg (2021) geeft een interessante invalshoek op het thema zelfreferentie. Ik plof neer op een zitzak en kijk naar de indrukwekkende zwart-witbeelden van een berg. Het zwart-wit abstraheert de vormen van het landschap. Bijzonder is dat na het zien van de voorgaande werken, het mij opeens opvalt hoe de bergtoppen doen denken aan geometrische vormen. Terwijl ik kijk naar het imposante wolkenlandschap en het stromende water, besef ik me dat alle voorgaande werken een sterk wetenschappelijk, technologische en vooral menselijke tendens hebben. Deze film beweegt weg van dat antropocentrisme. Berg geeft een verfrissende blik op hoe wiskunde en natuur verbonden zijn en decentraliseert het menselijk perspectief. Het harde geluid van wind, donder en water laat me op dezelfde manier klein voelen als de geluidsinstallatie van Hecker. Op een gegeven moment verschijnen er drie mensen in de film, die als mieren rondlopen in dit kille landschap. Hoe ontsta ‘ik’ in relatie tot de berg of de natuur? Dat is een van de vragen waar dit werk mee speelt in deze tentoonstelling.

Eleanor Antin

Joke Olthaar

Het laatste werk van Gödel, Escher, Bach is een ‘installation shot’ en toont het onderzoek van John C. Lily, die in 1954 de eerste floatation tank ontwikkelde: een afgesloten zoutbad waar men in kan liggen. In de floating tank kan het menselijk bewustzijn onderzocht worden in een situatie met zo min mogelijke zintuiglijke input. Ook het boek dat Lily hierover schreef, The Deep Self, wordt er tentoongesteld. Het werk is daardoor wederom zelfreferentieel: het kan evengoed dienen als afsluiter van de tentoonstelling of als aanzet om een sessie in de daadwerkelijke floating tank ​te boeken, die Nicolai en Lornenz Beckmann voor de tenetoonstelling bouwden in de kelder van West. Gedurende de gehele tentoonstelling zijn er privé-sessies te boeken om zelf een floating tank sessie te ervaren. Ik ben benieuwd hoe dicht je tot zelfreferentie komt, liggend in deze floatation tank in de kelder van West.

Floatation tank West Den Haag

De tentoonstelling toont op interessante wijze op hoe veel verschillende manier wiskunde en logica een rol aan kunnen nemen binnen kunst. Door die wisselwerking wordt duidelijk dat niet alleen de wiskunde en logica begrenzingen van onze waarneming kunnen tonen, maar ook de kunstwerken zelf. De tentoonstelling laat zien dat zelfreferentie zowel tijdloos als veranderlijk is en daardoor nooit helemaal te doorgronden. De ongrijpbaarheid van Escher werkt zo op subtiele wijze door in de tentoonstelling. Soms lijken de werken echter te veel naar de formaliteit te hangen, waardoor het geheel wat statisch en zwaar aan kan voelen. Maar misschien is het juist de onmacht die ik tegenover de cijfers, geometrische vormen en oneindigheid voel, waar het hier om gaat.

*In deze review wordt een selectie van de werken van de tentoonstelling besproken en niet alle werken. Hier de volledige deelnemerslijst: Eleanor Antin, Christian Bök, peter campus, Richard Cavell, Louisa Clement, John Conway, Wim Crouwel, Hanne Darboven, Simon Denny, Arthur Reinders Folmer, Suzette Haden Elgin, Hansje van Halem, Florian Hecker, Georg Herold, Herlinde Koelbl, London Fieldworks (Bruce Gilchrist and Jo Joelson), John C. Lilly & Randolph T Dible, Ernst Mach, Giacomo Miceli, Matan Mittwoch, Moshe Ninio, Joke Olthaar, Daphne Oram & Tom Richards, Sigmar Polke, Royden Rabinowitch, Thomas Ruff, Marcus du Sautoy & Victoria Gould, Jeremy Shaw, Kim Soun-Gui, Eugene van Veldhoven, Christopher Williams, Ludwig Wittgenstein

 

Alle foto’s courtesy West Den Haag

 

De tentoonstelling Gödel Escher Bach is tot 27 augustus te zien bij West Den Haag.

Van 24 t/m 28 augustus 2023 vindt bij West ook de conferentie ‘Thinking the Float Tank’ plaats, waar wordt ingegaan op de geschiedenis en filosofie achter de float tank. Experts uit binnen- en buitenland geven hier lezingen en presentaties, en het is mogelijk om een sessie te boeken in de Float Tank. 

 

 

 

Stella Kummer

is schrijver en redacteur bij tijdschrift Simulacrum

Recente artikelen