Gabi Dao en Junghun Kim. Foto door Fabian Landewee
Een herstelplek voor verroeste lichamen – The Ground Up and The Washed Down bij A Tale of A Tub
Kan ijzer moe worden? Hoe klinken grotten? Wanneer is een steen ‘bijzonder’? In de tentoonstelling The Ground Up and The Washed Down bij A Tale of A Tub in Rotterdam onderzoeken kunstenaars het spanningsveld tussen technologie en natuur en bevragen zij hoe het lichaam kan rusten tussen deze twee werelden in.
A Tale of A Tub bevindt zich in het Justus van Effencomplex, dat werd gebouwd als huisvesting voor havenarbeiders. De huidige expositieruimte diende oorspronkelijk als gemeenschappelijk badhuis en wasruimte. Sinds de bouw in 1922 is het complex veel van haar gemeenschappelijke voorzieningen en sociale functies verloren. A Tale of A Tub plaatst kritische vragen bij deze helaas welbekende sociale, politieke en culturele ontwikkeling en probeert vanuit de kunst na te denken over hoe wij in de 21ste eeuw een nieuwe invulling kunnen geven aan gemeenschappelijke voorzieningen.
De tentoonstelling The Ground Up and The Washed Down vertrekt vanuit deze gedachte, met de stad Rotterdam als uitgangspunt. Rotterdam is een plek waar tegenstellingen tussen mens en machine, natuur en verstedelijking, verleden en toekomst sterk voelbaar zijn, waar de onmogelijkheden van de Moderniteit belichaamd worden. De tentoonstelling onderzoekt hoe het lichaam zich in dit kapitalistische uitputtende labyrint kan herstellen en uit kan rusten. Bijzonder is hoe deze vraag inspeelt op de oorspronkelijke functie van het gebouw. Het badhuis was een plek waar men na een lange werkdag in de haven de vermoeiende dag van zich af kon spoelen en zo het lichaam kon helpen herstellen. Hoe kan deze functie vanuit kunst benaderd worden?
Ik begin de tentoonstelling in de kelder, waar de werken van Fileona Dkhar en Dagmar Bosma te zien zijn. In de kille donkere ruimtes zorgt een zacht oranje licht voor een subtiele zonnegloed. In de eerste ruimte is de film Ancestral Echoes van Dkhar te zien. In de film zijn de geestelijke voorouders van de Khasi-inheemse gemeenschap uit India te horen, waar Dkhar ook toe behoort. De echoklanken verwijzen naar de mijnbouw die de Britse kolonisatoren introduceerden en verwoorden het pijnlijke verleden in hun moedertaal. De film toont landschappen met rode aarde, de kleur is bloederig en indrukwekkend. Tegenover de film staan drie keramieken sculpturen in de vorm van stalagmieten op de grond. Een lichtspotje laat het glazuur glanzen, zodat het doet denken aan de natheid van grotten. Achter de stalagmieten rijzen de schaduwen van de sculpturen op als bergen.
Een van Bosma’s werken uit de serie SCRAP METAL DREAMBOAT blokkeert een doorgang van de ruimte. Hen verfde een textiele doek met roest, die is opgehangen in de doorgang. De oranje-bruine kleur die het roest heeft achtergelaten, is zacht en aards, maar doet op dezelfde manier als beelden uit Dkhars film denken aan opgedroogd bloed. Bosma gebruikte schroot van het Eiland van Brienenoord voor de werken. Dit eiland diende eerst voor scheepswerven en daarna als terrein voor de bouw van de Rotterdamse metro. De gemeente besloot hierna echter om er een getijdenpark van te maken en verbouwde het om meer bezoekers te trekken. Tegenover het eiland staat het hoofdkantoor van Van Oord, een bedrijf dat zich bezighoudt met gaswinning in Mozambique en Nigeria – wat sterk geassocieerd wordt met mensenrechtenschendingen en gewelddadige conflicten.
De transformatie van het eiland maakt een interessante koppeling met de transformatie van het complex. Daarnaast dient de verroesting van het ijzer dat gebruikt werd door Bosma als metafoor voor een veranderend en uitgeput lichaam. Wat gebeurt er als wij technologie vanuit een lichamelijke ervaring benaderen? Hen gaat op zoek naar de queerness en korporaliteit van materiaal, als uitweg uit vastgeroeste patronen, maar ook als heling in de rationele onrust. Het is een ode aan het uitgeputte lichaam. De vlezigheid van het ijzer komt ook terug in een andere werken uit deze serie van Bosma, zoals het geraamte gemaakt uit ijzeren schroot dat op de grond ligt. Eroverheen ligt een natte witte deken, waar het verroeste ijzer kleuren op afgeeft. Het doet me denken aan de Lijkwade van Turijn. Het ijzeren bebloede lichaam laat zijn vormen achter in de doeken.
Bosma gaat op zoek naar de queerness en korporaliteit van materiaal, als uitweg uit vastgeroeste patronen, maar ook als heling in de rationele onrust
Vanuit de kelder neem ik de trap omhoog naar de begane grond, waar het werk van Junghun Kim and Gabi Dao tentoongesteld is. Kim groeide op in Zuid-Korea en raakte gefascineerd door de onderlinge verwevenheden en relaties in de natuur, waar alle kleine systemen een holistisch en gebalanceerd geheel vormen. Kim houdt zich bezig met de verontrusting die mensen hierin teweegbrengen en onderzoekt hoe het evenwicht weer hersteld kan worden. Zijn werk The spaces between objects are trajectories of your imaginations is een poging om ons op een andere manier naar ecologie te laten kijken, vanuit een zorgende blik. De grond is bezaaid met zand, schelpen, sperziebonen, uien, peren, takjes en stenen. Ze liggen op een kleed waar verschillende kleuren in elkaar over vloeien. In het midden staat een keramieken sculptuur, die als een toren uit een zee lijkt te rijzen. Aan een tak groeien ogen als ware het bladeren, die je vanaf verschillende hoeken van de ruimte aankijken. Interessant is hoe de verschillende voorwerpen op de grond andere gevoelens oproepen. De groenten lijken misplaatst, terwijl de stenen en schelpen beter lijken te ‘passen’ in deze ecologische omgeving. De omgeving werkt esthetisch gezien goed, maar lijkt soms te haperen in het overbrengen van de boodschap. Ik lees echter dat Kim ook workshops geeft in deze ruimte en vraag me af of daarbij wel de diepgang wordt opgezocht die ik bij de installatie mis.
Het videowerk Last Lost Time van Gabi Dao is te zien in dezelfde ruimte als Junghun Kims werk. Dao maakte een film over de Vancouver Art Gallery waarin hen zich richt op de samenhang tussen politiek, xenofobie, cultuur en de bedrijfswereld. Enkele oprichters van de galerie waren betrokken bij praktijken die bijdroegen aan de kolonisatie van Canada. In de film worden van verscheurde onherkenbare foto’s collages gemaakt. Het zijn interessante beelden die prikkelen: het gescheurde papier heeft iets gewelddadigs en de onherkenbaarheid van de originele beelden geeft een mysterieuze en ongrijpbare sfeer aan de film. De collages worden afgewisseld met rood omcirkelde krantenkoppen waarin reclame gemaakt wordt voor ‘zuivere en witte’ suiker. Het woord ‘wit’ lijkt onschuldig in deze context, maar ik leer hoe dezelfde bedrijven die de kolonisatie van Canada faciliteerden, consumenten aanspoorden om hun ‘schone’ geraffineerde suiker te kopen door xenofobie te gebruiken tegen hun suikerproductie-concurrenten uit Hong Kong. Een vergelijkbare xenofobische houding tegenover Chinese immigranten werd ook zichtbaar tijdens Covid, waarmee Dao pijnlijk laat zien hoe de vervlechting van politiek, de bedrijfswereld en kolonisatie nog altijd sterk aanwezig is in de hedendaagse maatschappij.
Het gescheurde papier heeft iets gewelddadigs en de onherkenbaarheid van de originele beelden geeft een mysterieuze en ongrijpbare sfeer aan de film
Hieke Pars’ werk begint bij de trap naar de eerste verdieping. Ze bedekte de aluminium trapleuning met Rotterdamse grond om zo het gesprek met de geschiedenis van het gebouw aan te gaan. Het is alsof Pars letterlijk de Rotterdamse grond terug wil brengen in de vernieuwingen van het gebouw. Ik neem de trap naar boven, waar haar andere werken gepresenteerd zijn in de vensterbanken. Het zijn boormonsters van verschillende locaties in Rotterdam, waaronder het Feyenoord Stadion. Pars plaatst vraagtekens bij wat wij als significante archeologische vondsten classificeren en hoe wij vervreemd zijn geraakt van de bodem. De stenen lijken onbelangrijk, maar tonen een betekenisvol element van onze relatie met de stad. Een relatie die hersteld moet worden. Het werk is simpel, maar daardoor juist effectief.
Het laatste werk dat ik bekijk is van Gayatri Kodikal en heet Ultrasonic Tigress. Het gaat over de verdwijning van een tijgerin die door digitale tracking software werd gevolgd. Kodikal maakte een performance over de relatie tussen natuur en technologie, waarin het verhaal van de tijger als allegorie dient voor politieke ontsnapping aan surveillance en het ultrasonische als niet-menselijke blik op ecologie. De performance heb ik helaas gemist maar Kodikal maakte ook een installatie ter aanvulling op de performance. Op de muur staan zinnen uit de performance die onderbroken worden door platen met daarop afgebeelde tijgers en geluidsgolven. Het visuele element is net iets te voor de hand liggend naar mijn mening, en geeft het interessante verhaal waarop Kodikal dit werk baseerde niet de nodige diepte. De zinnen intrigeren me echter wel. Net als bij Junghun Kims werk vraag ik me af of de diepgang die ik mis misschien in de performance wordt gegeven.
The Ground Up and The Washed Down biedt vernieuwende perspectieven op lichamelijkheid, natuur en technologie. De kunstenaars laten zien dat natuur en technologie niet twee losse werelden zijn, maar in elkaar overlopen en vastgroeien. De stad is ecologisch, ijzer is lichamelijk, grotten hebben stemmen en suiker is politiek. De werken gaan interessante onverwachtse connecties met elkaar aan, niet alleen inhoudelijk maar ook visueel. Kleuren lijken van werk naar werk te bewegen. De uitgelopen modder op de trapleuningen en het gekleurde tapijt lijken samen symbiotisch te zijn ontstaan. De curator, Yin Yin Wong, slaagt erin om deze visuele laag tot gemene deler te maken, zonder te onderliggende theoretische overlappingen teniet te doen.
*De performance van Raffia Li is ook onderdeel van de tentoonstelling, maar wordt in dit artikel niet besproken. De performance is te zien op 27 augustus 2023.
De tentoonstelling The Ground Up And The Washed Down is t/m 27.8.2023 te zien bij A Tale of A Tub in Rotterdam. Voor meer informatie zie de website
Stella Kummer
is webredacteur bij Metropolis M, schrijver en eindredacteur bij tijdschrift Simulacrum