metropolis m

Hannah van Bart in Landhuis Oud-Amelisweerd, foto Gert Jan van Rooij

Voor het derde huis van onze zomerse serie woonhuizen waar vandaag hedendaagse kunst wordt getoond, bezoekt Laura van den Bergh Landhuis Oud-Amelisweerd, waar nu de tentoonstelling van Hannah van Bart te zien is. Het huis en de tentoonstelling bieden een even veilige als vruchtbare omgeving voor dagdromers.

Landhuis Oud-Amelisweerd is een plek om in weg te dromen. Als je dagdromen niet worden opgewekt door de kronkelende wandeling ernaartoe langs vruchtbaar mossige paden en rijkbebladerd geboomte, dan worden eenmaal binnen je zintuigen wel geprikkeld door de weelderige geschiedenis van het huis, de vele lagen bont beschilderd behang, de verhalen over de rijke, machtige en eenzame zielen die het bewoonden. Of je kan er tot 20 augustus de solotentoonstelling van Hannah van Bart bezoeken, waar je oog in oog staat met haar even zelfbewuste als dromerige personages. Zelf beschouwt Van Bart haar werkproces, in de woorden van curator Laurie Cluitmans, als ‘geworteld in de werkelijkheid met de blik op het ongrijpbare’. Ik kan me eigenlijk geen betere woorden bedenken om een bezoekje aan Oud-Amelisweerd te omschrijven.

De geschiedenis

Het is een bewolkte vrijdagochtend als ik met mijn vader richting Bunnik fiets voor een bezoek aan Landhuis Oud-Amelisweerd. Ik heb dan nog niet het citaat van Hannah van Bart gelezen, dat nog dagen door mijn hoofd zal spoken: ‘Het licht en de huid zijn net zo veranderlijk en vluchtig als de wolken.’ Vandaag zijn de wolken echter onverbiddelijk, een hoogpolig grijs tapijt dit zich uitstrekt boven de bossen van Oud-Amelisweerd. Met de Kromme Rijn als richtingwijzer wandelen we het laatste stuk slingerend langs de bosrand richting het statige landhuis. Bij binnenkomst worden we door vriendelijke vrijwilligers direct de Vogeltjeskamer in gedirigeerd. 

Landhuis Oud-Amelisweerd, foto Gert Jan van Rooij

De Vogeltjeskamer

De Vogeltjeskamer (detail)

Landhuis Oud-Amelisweerd en de omliggende buitenplaats danken hun naam aan een dertiende-eeuwse ridder die – heel chique op z’n Latijn – Amelis de Insula werd genoemd, al heette hij in het Nederlands gewoon Amelis uit de Weerd. Het huis kent een bewogen geschiedenis, aan elkaar geregen door intrigerende bewoners die elk op hun eigen manier hun tijdsgeest vangen. Het landhuis zoals het er nu staat, werd in 1770 gebouwd door baron Gerard Godard Taets van Amerongen die ook de omliggende landgoederen inrichtte als park met uitgebreide tuinen. In Oud-Amelisweerd bewaarde Taets van Amerongen zijn omvangrijke boekencollectie en organiseerde hij deftige salons voor de Utrechtse elite, waar ook de geliefde schrijver Belle van Zuylen zich graag liet zien. Veel van de bijzondere behangen die nog steeds de muren sieren, stammen uit deze tijd – zo ook die van de ‘Vogeltjeskamer’. Langs de muren van deze voormalige theesalon kronkelen granaatappelbloesems omhoog die beschutting bieden aan tal van handgeschilderde vogeltjes in allerlei kleuren. Het is wonderbaarlijk hoe deze kleuren al ruim 250 jaar zo levendig zijn gebleven.

In 1808 werd het landgoed verkocht aan de toenmalige koning van Holland, Lodewijk Napoleon – inderdaad: broertje van. Lodewijk Napoleon had eigenlijk al een paleis in hartje Utrecht (tegenwoordig huist daar de bibliotheek van de Universiteit Utrecht), maar vanwege zijn kwakkelende gezondheid zocht hij een lusthof om de verstikkende binnenstad te ontvluchten en zich te omringen met bomen en frisse lucht. Hij liet het landhuis inrichten met kostbaar meubilair en bijpassend behang, geheel naar de smaak van die tijd. Dit waren geen subtiele of zoetgekleurde printjes. Je moet je voorstellen dat alles, maar dan ook alles, gehuld was in een fel turquoise met witte sjabloonbloemetjes.

Lodewijk Napoleon was een gulle koning voor Nederland, zo gul dat zijn oudere broer hem in 1810 gebood af te treden en hij het eigendom over Oud-Amelisweerd verloor, nog voor hij er goed en wel zijn intrek in had genomen. In 1811 kwam het landgoed in handen van Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein, een steenrijke advocaat en op dat moment burgemeester van Utrecht. Om zijn weelde tentoon te stellen kocht hij meerdere buitenplaatsen op door het hele land, waaronder Kasteel Drakesteyn, momenteel in bezit van prinses Beatrix. Ook in Landhuis Oud-Amelisweerd etaleerde Bosch van Drakestein zijn rijkdom, hij liet het gehele huis regelmatig opnieuw behangen volgens de allerlaatste mode. Zijn nazaten zouden er de rest van de negentiende eeuw genieten van het tierige leven.

Met het aanbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam hier verandering in. De familie – die inmiddels hun naam had veranderd naar Bosch van Amelisweerd – stelde het landhuis beschikbaar aan de St. Jozefkweekschool in Zeist, die er met twintig leraren en 57 leerlingen haar intrek zou nemen. Even verderop, in het hart van Utrecht, zou het carillon van de Domtoren voor het eerst in bijna 350 jaar het zwijgen worden opgelegd. Tegen het einde van de oorlog werd Landhuis Oud-Amelisweerd gevorderd door Duitse soldaten. In de enorme keuken van het landhuis werd voor hen gekookt, waarbij de rook tijdens koude winternachten het trappenhuis in werd gedreven om de bovenverdieping te verwarmen. Toen de oorlog voorbij was, verkocht de familie Bosch van Amelisweerd het huis in 1951 aan de Gemeente Utrecht, die het verhuurde. De laatste bewoner van het huis was Theodora De Wijs, die er na het overlijden van haar man nog negentien jaar in haar eentje zou blijven wonen. Tot 1989 kookte ze in de Fazantenkamer op grote flessen butaangas en bewaarde ze haar jachtgeweer naast de voordeur – die ze weigerde open te doen voor onbekenden.

De Chinese kamer

De Chinese kamer (detail)

Het zou daarna nog een aantal jaar duren tot Landhuis Oud-Amelisweerd werd opengesteld voor het publiek. Stichting Oud Amelisweerd probeerde aanvankelijk om het landhuis om te bouwen tot culturele broedplaats, maar slaagde er niet in de financiën bij elkaar te krijgen. In 1994 droeg de gemeente het beheer van het pand over aan het Centraal Museum, dat er in de zomermaanden rondleidingen en tentoonstellingen organiseerde. Kunstenaars konden er een residency doen en speciale gasten van het museum mochten er overnachten. In de zomer van 2012 werd het landhuis op initiatief van Huis Doorn omgedoopt tot Pop-up museum MOA en bood het onderdak aan een uitgebreide collectie werken van Armando. Kort daarop zou ik, als piepjonge kunstgeschiedenisstudent, het landhuis voor het eerst bezoeken. Ik zie nu nog voor me hoe de wenkbrauwen van onze enthousiaste, bebrilde professor op en neer wippen terwijl hij ons op de verschillende behanglagen wijst.

MOA ging in 2018 failliet. De komende twee jaar beheerde Huis Doorn onder de naam Pop-UP MOA het landhuis, maar ook dat sloot, mede vanwege de pandemie, snel haar deuren. Sinds 2021 werkt Stichting Landhuis Oud Amelisweerd samen met verschillende makers en instellingen uit Utrecht om exposities en activiteiten te organiseren in en om Landhuis Oud Amelisweerd. Er vinden residencies, voorstellingen, workshops en concerten plaats, in de tuinen zijn regelmatig exposities ingericht, zoals nu Growing Structures met werk van studenten van de HKU. Binnen is de begane grond gewijd aan de geschiedenis van het landhuis, het historische behang en de voormalige bewoners. De eerste verdieping wordt tussen 2022 en 2026 ingericht door het Centraal Museum, waar het een programmering van solotentoonstellingen verzorgt. Ook de huidige tentoonstelling van Hannah van Bart maakt hier deel van uit. 

De tentoonstelling

Aanvankelijk – dat wil zeggen, als ik ze thuis op mijn scherm zie verschijnen – ben ik niet heel enthousiast over de schilderijen van Hannah van Bart. De kleuren doen flets aan. De gezichten van de geportretteerde mensen zijn asymmetrisch, de houdingen onhandig. Ik word enthousiaster bij het vooruitzicht van het geschilderde behang in Landhuis Oud-Amelisweerd dan van de schilderijen die er hangen. Maar eenmaal in het trappenhuis dat naar de bovenverdieping leidt, verandert mijn scepsis na het zien van een video-interview tussen directeur van het Centraal Museum, Bart Rutten, en de innemende kunstenaar. Even geestdriftig als ingetogen gebaart Van Bart naar haar schilderijen, wijst op details, legt methodes uit, wisselt hartstochtelijke uitspraken af met verlegen glimlachjes. Soms zegt ze spontaan iets om er vervolgens bedachtzaam nuance in aan te brengen. Ik weet dat het onder recensenten not done is om het oordeel over de kunst af te laten hangen van dat over de maker ervan, haar uiterlijk of haar persoonlijkheid – de schilderijen moeten immers voor zich kunnen spreken. Maar Van Bart is zo ontwapenend en enthousiasmerend dat ze me dwingt mijn eigen vooroordelen onder ogen te komen en met geopende blik haar werk tegemoet te treden.

Beiden: Hannah van Bart, zonder titel, 2021, foto door de auteur

Hannah van Bart, zonder titel, 2021, foto Gert Jan van Rooij

Dwalend door de kamers van de bovenverdieping ontdek ik hoe gevoelig en gelaagd de schilderijen zijn. Sommige lijken half af, alsof de kunstenaar halverwege afgeleid raakte of alsof de aangebrachte verf weer van het doek is weggegumd. De drie portretten zonder titel (Untitled, allen uit 2021), zijn hier een mooi voorbeeld van. De doeken zijn vaal van kleur, de jurken van de vrouwen lijken op te lossen in de grond of in de lucht. Een van de vrouwen staat samen met een zwarte kat in een verkoold landschap, zwarte vlekken maskeren haar ogen; de tweede vrouw, sigaretje in de hand, lijkt op te doemen en tegelijkertijd weg te vallen in een zachte nevel die de kleur heeft van een roze bewolkte zonsondergang; de derde vrouw is gehuld in een zandkleurig ruitjespatroon dat door lijkt te lopen in de even zandkleurige bakstenen muur waar ze voor staat, haar rechterhand is tot vuist gebald. In sommige schilderijen doemen onverwachts sprekende kleuren op; lichtroze of hemelsblauw.

Net als de muren van Landhuis Oud-Amelisweerd zijn de schilderijen van Van Bart opgebouwd uit meerdere lagen. Van Bart schildert haar figuren om ze vervolgens met schuurpapier weg te schuren, daar weer overheen te schilderen en vervolgens weer te schuren. Dit proces kan jaren in beslag nemen. In een van bovengenoemde schilderijen valt de blauwe mouw van de vrouw op. Zoals Van Bart vertelt aan Rutten: ‘Er is een moment geweest dat die figuur blauw was, dat dat de overheersende kleur was. En zo moet er gevochten worden, tot er opeens dit soort momenten zijn.’ Ze gebaart naar de blauwe vlekken die op de achtergrond van het schilderij staan. ‘Waarom dat momenten zijn die bepalend gaan worden, is omdat ze alles pakken. Heel dichtbij en heel veraf wordt hetzelfde.’ Ze vergelijkt het met een wandeling buiten, waarbij soms, op specifieke momenten, een uitzicht opeens een perfect plaatje lijkt te vormen. ‘In mijn werk zit de vraag: hoe kan je zo’n moment laten voortduren? Hoe kan je dat moment pakken?’

Hannah van Bart, 'Girl Standing', 2014, foto door de auteur

Hannah van Bart, 'Friend', 2019, foto door de auteur

Er valt me nog iets op: alle personages lijken op elkaar, alsof het allemaal mensen uit dezelfde familie zijn. In de catalogus die bij de tentoonstelling gepubliceerd wordt, schrijft Hans den Hartog Jager dat deze overeenkomsten verraden dat Van Bart eigenlijk niet geïnteresseerd is in haar individuele personages: ‘Sterker nog (en dat is even schikken): Van Bart beschouwt haar personages niet eens als mensen, maar ziet ze als dragers van rijke, complexe verbeeldingen van ideeën, indrukken, zoektochten, fantasieën die nu eenmaal het beste als mens (of als hond of als vos) gepresenteerd kunnen worden.’ Het is een mooie gedachte, maar ik merk dat ik zelf juist steeds meer onder de indruk raak van de menselijkheid van de personages, en dan met name hun beweeglijke gezichten. Ik blijf lang staan voor schilderijen als Young woman with grey coat (2014), Her unshakeable conviction to say no to the proposal stirred her from her anxious slumber (2015) en Friend (2019). Op het bordje dat bij dat laatste schilderij hangt, vertelt Van Bart: ‘Ik zie een menselijke figuur, een portret, als onbekend terrein. Je kunt heel dichtbij komen en denken dat je een gezicht kent, om er vervolgens achter de komen dat dat toch niet zo is. Een gezicht kan zich blootgeven en een glimps tonen van een groot deel van het leven dat verborgen blijft en geleefd wordt in dromen. Toch blijft het allemaal onbekend. De man op het schilderij bestaat niet.’

Van Bart verzint en schildert ook onderwerpen die geen mens zijn, al maken die schilderijen op mij minder indruk. In een schilderij is een gekunsteld stukje bos te zien, met hoge bomen die ondersteboven weerspiegeld worden in modderige regenplassen. In Face to Face (2008) zitten een redelijk angstaanjagende hond en kat met de ruggen naar elkaar. Ook zij lossen half op in het landschap, maar hun Egon Schiele-achtige lichaamsbouw, die Van Barts menselijke personages juist op krakkemikkige wijze tot leven wekt, roept hier slechts een geforceerd spookachtige sfeer op.

Hannah van Bart, 'Face to Face', 2008, foto door de auteur

Hannah van Bart, 'Dark recollections (Nacht und Traume)', 2018-19, foto Gert Jan van Rooij 

Soms combineert Van Bart haar menselijke figuren ook met dieren, zoals in Nacht und Träume (2017), waarop een menselijk personage een berengezicht draagt. Het is onmiskenbaar kundig geschilderd en het roept onmiddellijk een Animal Farm-achtig gevoel van ongemak bij me op. Toch zijn het juist de gezichten – de menselijke – van Van Bart die me bijblijven. Daarin komt het beweeglijke van haar schilderstijl het mooiste naar voren en lijkt het alsof de uitdrukkingen veranderen afhankelijk van mijn eigen perspectief en gemoed. Kijkend in hun gezichten, is het alsof de personages diep in dromen verwikkeld voor zich uit staren om een fractie van een seconde later op te veren: ‘He? Zei je wat?’ Zoals Van Bart het zelf omschrijft zijn op haar schilderijen ‘het licht en de huid net zo veranderlijk en vluchtig als de wolken’.

Het blijft zeldzaam dat een tentoonstellingsruimte en de werken die erin te zien daadwerkelijk een dialoog aangaan en dermate veel in elkaar naar boven halen. Gaston Bachelard merkt in zijn La poétique de l’espace (1958) al op dat het huis onderdak biedt voor dagdromen, dat het ertoe dient de dromer veilig te houden en dat een huis een voorwaarde is om vredig weg te kunnen dromen. De vele lagen historie aan de muren van Landhuis Oud-Amelisweerd vormen een inspirerend kader om de schilderijen van Van Bart door te bekijken. Daarom is het jammer dat de schilderijen op witte schotten, los van de met linnen beklede wanden, gepresenteerd zijn. De schotten zijn wit en flets, alsof er speciaal stukken wand uit een white cube naar binnen zijn gehaald om de schilderijen aan op te hangen. Hoewel het begrijpelijk is dat de werken niet direct in het eeuwenoude behang zijn verankerd, is deze oplossing wel erg onsubtiel. Het mag de ervaring echter niet verpesten. Landhuis Oud-Amelisweerd biedt precies de dromerige historische gelaagdheid waar Van Barts personages veilig in kunnen mijmeren.

Meer informatie over de tentoonstelling van Hannah van Bart is te vinden op de website van Landhuis Oud-Amelisweerd.

In de bossen en langs de paden rondom Landhuis Oud-Amelisweerd is ook t/m 1 oktober 2023 de tentoonstelling ‘Growing Structures’ te zien, met werk van studenten van de HKU.

 

Laura van den Bergh

is eindredacteur van Metropolis M

Recente artikelen