metropolis m

Op 30 oktober 2021 waren ING en de Nederlandse Staat de gedaagde partijen in het Court for Intergenerational Climate Crimes (CICC), een speciaal gerechtshof dat uitspraken doet over intergenerationele klimaatmisdaden. Het CICC is in september 2021 geopend in Framer Framed. Het is een gerechtshof als kunstproject, dat door het uitoefenen van een specifieke verbeelding de realiteit van intergenerationele klimaatrechtvaardigheid dichterbij laat komen.

Het CICC is een project van Jonas Staal en Radha D’Souza, gemaakt in opdracht van Framer Framed in Amsterdam, waar een complete zittingszaal werd ingericht. Het is een intergenerationeel gerechtshof waar partijen in solidariteit en samenwerking met inheemse gemeenschappen wereldwijd multinationals en andere partijen kunnen aanklagen. Het CICC ontwikkelt hiermee een vorm van mondiale, meer-dan-menselijke klimaatrechtvaardigheid die tegelijkertijd dient als aanvulling op democratische tekorten in liberale democratieën. Met The Intergenerational Climate Crimes Act biedt het CICC een juridisch kader waarbinnen inheemse gemeenschappen zich, zonder deel uit te maken van de Nederlandse demos, kunnen verzetten tegen ontheemding die wordt veroorzaakt door in Nederland gevestigde bedrijven. Ook vormen van niet-menselijk leven kunnen in het CICC bescherming krijgen tegen deze multinationals.

Deze opschaling van rechtvaardigheid is nodig om ervoor te zorgen dat systeembanken zoals de ING niet langer straffeloos de klimaatcrisis kunnen blijven financieren. Als de multinationals die het ecologische evenwicht verstoren, berecht kunnen worden, houden zowel het globale Noorden als Zuiden beter zicht op een enigszins leefbare planeet. De korte termijn van de huidige democratische politieke cultuur sluit niet aan bij het langetermijndenken dat nodig is om de klimaatcrisis hoofd te bieden. Weliswaar heeft de Nederlandse burger invloed op de wetgeving die het volk en haar leefomgeving zou moeten beschermen, maar de overheid verzuimt – ondanks wetgeving, akkoorden en vonnissen – haar plicht om burgers te beschermen tegen het dreigende gevaar van een onleefbare planeet, dat wordt veroorzaakt door de klimaatcrisis en gefinancierd door grote banken.
Ik bezocht in Amsterdam de hoorzitting van de zaak die was voorgedragen aan het CICC door aanklager Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO). SOMO is een kritisch, onafhankelijk kennis- en onderzoekscentrum dat zich al sinds 1973 bezighoudt met het blootleggen van de ongekende macht van multinationals. In deze zaak werkt SOMO in solidariteit met andere partijen en inheemse gemeenschappen in Indonesië, Kameroen en Brazilië. Het doel is om de bouw van kolenenergiecentrales op West Java (ID), de aanleg van palmplantages in Littoral (CM), en sojaplantages in Para (BR) een halt toe te roepen en als intergenerationele klimaatmisdaden te berechten. Deze ondernemingen verslechteren of vernietigen de condities voor menselijk en niet-menselijk leven dusdanig dat volgens SOMO de rechten van wederzijds afhankelijke vormen van leven worden geschonden. ING financiert de bedrijven die achter deze ondernemingen zitten, terwijl de Staat dit oogluikend toestaat. De publieksjury van het CICC mag beoordelen of de aangeklaagden hiervoor verantwoordelijk gehouden mogen worden.

Bij binnenkomst wordt me door de griffier van het CICC, Staal zelf, duidelijk gemaakt dat ik met alle andere aanwezigen onderdeel zal zijn van de publieksjury. Omdat ik aan het einde van de zitting zelf tot een oordeel moet komen of ING en de Staat schuldig zijn aan intergenerationele klimaatmisdaden, maak mijn notities met andere intenties dan ik eigenlijk van plan was in het kader van deze recensie. In de woorden van wijlen Augusto Boal, Braziliaans theatermaker, bevind ik me opeens in de rol van ‘spect-actor’; een participant van het theater met invloed op de uitkomst. Deze activatie van mijn deelname maakt de hoorzitting tot een oefening voor een realiteit waarin het CICC uitspraken kan doen over intergenerationele klimaatmisdaden. In die zin heeft de hoorzitting verschillende overeenkomsten met de uitgangspunten van het participatieve theater van de onderdrukten: het humaniseren van de deelnemers door de uitoefening van een spel waarin op een realistische en geloofwaardige manier een einde aan de onderdrukking wordt gemaakt.

Bij de hoorzitting in het CICC gaf Rodrigo Fernandez, die aanwezig was namens SOMO, een presentatie over het problematische bedrijfsmodel van ING, waarin gevaren worden geëxternaliseerd voor een hogere winst, en de rol die de Staat hierin speelt middels privatisering en deregulatie van het bankwezen sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw. Aansluitend beantwoorde de aanklager enkele vragen van de voorzitter, die dieper ingingen op de rol van de Staat en de Europese Unie in het omvormen van het publieke bankwezen naar global investment banking. Vanuit Indonesië trad Meiki Paendong aan als getuige om te vertellen over de desastreuze gevolgen van de bouw van twee kolenenergiecentrales in Cirebon op de levenscondities van lokale gemeenschappen van vissers en zoutboeren. Ook Emmanuel Elong vanuit Kameroen en Fabrina Furtado vanuit Brazilië deelden hun getuigenissen. De publieksjury en de rechters, Radha D’Souza, Sharon H. Venne, Rasigan Maharajh en Nicholas Hildyard, stelden de getuigen enkele vragen, met name over informatie die ING heeft ontvangen of had moeten inwinnen om de ecodidale en sociaal destructieve gevolgen van hun investeringen in kaart te brengen om te kunnen beoordelen en in hoeverre deze principes van ING schenden. Tot slot kregen de gedaagden de mogelijkheid zich te verdedigen. Ondanks dat beide partijen een dagvaarding hadden ontvangen, was er geen vertegenwoordiger van ING of de Staat aanwezig. Helaas, het was interessant geweest om de verdediging te horen.

Het oordeel van de publieksjury was unaniem: schuldig. Het vonnis volgt nog maar zou, het Urgenda-vonnis als model nemend, zo kunnen klinken: Het CICC heeft geoordeeld dat ING moet stoppen met het financieren van bedrijven of consortia die met kolencentrales in Indonesië, palmplantages in Kameroen en sojaplantages in Brazilië de condities voor menselijk en niet-menselijk leven op deze aarde dusdanig vernietigen dat de rechten van wederzijds afhankelijke vormen van leven worden geschonden. Alle partijen zijn het erover eens dat een mondiale klimaatcrisis, aangejaagd door multinationals die investeren en handelen in fossiele brandstoffen en ontbossing het noodzakelijk maken om maatregelen te nemen ter vermindering van de ecocide en ontheemding van mensen en dieren in de genoemde gebieden. Op basis van het huidige beleid van ING zullen duizenden mensen, dieren en andere vormen van leven worden ontheemd, vermoord of vernietigd.

Het CICC heeft besloten dat de Nederlandse Staat ervoor moet zorgen dat systeembanken die mondiaal investeren in ecocidale, sociaal destructieve activiteiten onder een internationaal rechtssysteem moeten worden kunnen gebracht, zodat deze systeembanken geen winst of marktvoordeel meer kunnen halen uit wetteloosheid of straffeloosheid. Op basis van het huidige beleid van de Staat zal geen enkele systeembank in Nederland juridisch aansprakelijk zijn voor de destructie van de levenscondities in West Java, Littoral, Para en andere gebieden. Dat is onder de ING beleidsnorm van gepaste zorgvuldigheid, onder de klimaatrichtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) en onder de norm die in de klimaatwetenschap en het internationale klimaatbeleid noodzakelijk wordt geacht voor de geïndustrialiseerde landen.

Het is de rol van de Staat om het dreigende gevaar van de klimaatcrisis die mede veroorzaakt is door de systeembanken te keren, gegeven ook haar zorgplicht voor de bescherming en verbetering van het leefmilieu. De effectieve controle op het illegale handelen van in Nederland gevestigde systeembanken is een taak van de Staat. De Staat kan zich niet verschuilen achter het argument dat de oplossing van het wereldwijde klimaatcrisis niet alleen afhangt van Nederlandse inspanningen. Elke rivier, zee en ieder territorium dat niet onomkeerbaar wordt verwoest draagt namelijk bij aan het voorkomen van de gevaarlijke onleefbaarheid van de aarde.

Dit vonnis opschrijven was voor mij een emanciperende oefening. Door zorgvuldig te formuleren dat aangeklaagden schuldig zijn aan klimaatmisdaden komt de mogelijkheid om in te grijpen in de onrechtvaardige realiteit dichterbij. Al zullen er geen juridische consequenties volgen, het is een veroordeling waar ING en de Staat zich moeten tegen verdedigen.

Joram Kraaijeveld

is curator, docent en schrijver en zet zich als zodanig in voor de positie van de kunstenaar in en de waarde van de kunsten voor de samenleving. Hij werkt aan actieve vormen van solidariteit binnen en buiten de kunsten

Recente artikelen