Incomplete vertalingen, gefragmenteerde kakofonische uitbarstingen van geluid – Rana Hamadeh over The Ten Murders of Josephine
The Ten Murders of Josephine is een operaproject van Rana Hamadeh dat verschillende opeenvolgende uitingsvormen krijgt, waarbij elke nieuwe vorm de voorgaande overschrijft. Het collectieve werk van de studiegroep die door Hamadeh werd uitgenodigd bij Witte de With heeft geleid tot een tentoonstelling, een theaterproductie bij Theater Rotterdam in december 2017, een publicatie en een film. Die diverse uitwerkingen bevestigen The Ten Murders of Josephine als Hamadeh’s meest ambitieuze project tot nu toe. Tijd voor een gesprek in de stilte voor de ‘waanzin’ begint.
Je werkt aan langdurige discursieve projecten, met methodologieën, vocabulaires en onderzoeksvragen in relatie tot normatieve begrippen over recht, legaliteit en geweld. Sinds 2011 ontwikkel je in Alien Encounters een groeiende reeks voorstellen die handelen rond het begrip ‘alienness’. Hoe wordt dit begrip geïnterpreteerd in The Ten Murders of Josephine?
‘Eén van mijn onderzoeksvragen tijdens de vroege jaren van Alien Encounters was wat het betekent om jezelf als een legal subject, een wettelijk subject, te vormen buiten de paradigma’s van territorium en zwaartekracht waar we aan onderhevig zijn. Het was mijn doel om het vraagstuk te onderzoeken via de inherente en constitutieve voorwaarden in de spanning tussen buitenaards en werelds. Ik probeerde me voor te stellen wat het zou betekenen om discursief van de planeet te glijden. Het samenstellen van methodes en instrumenten voor die actie werd de centrale vraag van het project. Het heeft nooit gedraaid om hoe je rechtspleging kan vormgeven, maar meer om onze begrippen rond rechtspleging en haar instituten te problematiseren, met noties als legaliteit en illegaliteit, militarisme, hygiëne, ziektes, besmetting, immuniteit en theatraliteit. Met The Ten Murders of Josephine voeg ik iets toe aan het lexicon en de methodologieën die ik eerder heb samengesteld, maar introduceer ik ook een fundamentele mutatie van het originele begrip van “alien”. Ik werkte eerder rond de notie van wettelijke subjectiviteit; bij The Ten Murders of Josephine wordt dit gegeven omgezet naar de vraag hoe je een getuigend subject kunt worden.’
Tijdens de Contour Biennale 8 presenteerde je een theatrale installatie die gelezen kon worden als een schets van de opera. De assemblage van fragmenten van script en partituur, stage design en een sturende aanwezigheid van ritme en stem, is ook te ervaren bij een eerder werk met de enigmatische titel Can You Pull in an Actor With a Fishhook or Tie Down his Tongue with a Rope? (2014-2015). Wat is het belang en de invloed van theatraliteit in je werk?
‘Een sleutelconcept bij de voorganger van de opera was het voorstel om rechtspleging te interpreteren als de mate waarin een individu toegang heeft tot theater. Theater is voor mij een term die haar eigen genealogie kent binnen Alien Encounters, waarbij de theatrale wijze van representatie steeds institutioneel gemonopoliseerd wordt en dus beperkt beschikbaar is. Mijn begrip van theater wordt in de opera verder uitgewerkt, waarbij ik niet alleen kijk naar de term theater, maar ook naar de infrastructuren van theater maken. In de opera wordt dat “het theater van het theater” genoemd. In Can You Pull in an Actor With a Fishhook or Tie Down his Tongue with a Rope? werd de relatie tussen theater en getuigende subjectiviteit geïntroduceerd. Tijdens het werkproces van de opera wordt het verder uitgebreid. The Ten Murders of Josephine werkt verder met de impulsen van dit eerdere werk, in het bijzonder de mogelijkheid van een getuigende subjectiviteit om los te denken van rechtspleging en wettelijkheid. Waar ik de getuigenis eerst als instrument inzette, als een vorm van expressie, wordt het nu geactiveerd als vorm van dat wat irrationeel is; zaken die onuitgesproken en onzegbaar zijn, ongemarkeerd en onmerkbaar. Dit is een conditie die niet gestructureerd kan worden door identiteitspolitiek en dus wordt de waarde van de getuigende subjectiviteit ontwricht.’
Het project werd geïnitieerd met de samenstelling van een studiegroep bij Witte de With. Kun je me meer vertellen over het materiaal dat samengebracht werd en hoe het zichtbaar wordt in het project?
‘Ik zou graag willen benadrukken dat veel van de voorstellen die in de opera gemaakt worden, sterk geïnformeerd en geïnspireerd zijn door de diepgravende en genereuze gesprekken die in de studiegroep plaatsvonden, waarbij zowel academici, kunstenaars, denkers, technici, schrijvers, studenten en het team van Witte de With samenkwamen. Een fundamentele tekst voor de syllabus die we samenstelden is Fred Motens In The Break: The Aesthetics of The Black Radical Tradition (2003), van waaruit we een eclectische verzameling van materiaal behandelden, waaronder Spike Lee’s film Bamboozled (2000), Saidiya Hartmans boek Scenes of Subjection (1997) en Sara Ahmeds essay ‘A Willfulness Archive’ (2012). Eén van de vertrekpunten van de opera is een document over de rechtszaak tussen Gregson en Gilbert uit 1783; de eigenaar van een slavenschip liet 150 Afrikaanse slaven verdrinken om verzekeringsgeld te innen voor zijn verwoeste “vracht”. Het document geeft het dispuut tussen de eigenaar van het schip en de verzekeringsmaatschappij weer, maar de rationele verklaringen van beide partijen maakt duidelijk dat de stem van het document niet die van de slachtoffers is, maar van de moordenaars en de juridische structuur die de moord legitimeert. Voor het project is deze rechtszaak een primair document; zij geeft de structuur aan van wat ik een gedocumenteerde stem noem. Ik gebruik hierbij Fred Motens begrip “fonische substantie” om de gefragmenteerde materialiteit van de uitgewiste stemmen van de slachtoffers weer te geven. Het is precies deze fonische substantie die verwijst naar wat ik een “gewist archief van uitwissing” noem. Dit is wat ik bedoel wanneer ik stel dat het getuigende afgestemd is op al wat irrationeel is. Het getuigende duidt in mijn werk op een archief van de wreedheden die schuilgaan achter de gedocumenteerde stem; niet zozeer als een overblijfsel, als wel als iets dat binnenin en ondanks de overblijfselen bestaat.’
Hoe wordt dit ‘gewist archief van uitwissing’ benaderd in de werking van de opera? Wat is de functie van Josephine?
‘In de opera stel ik dat er een dubbele tragedie plaatsvindt. Er wordt getoond dat we enerzijds onbekwaam zijn om het gewiste archief toegankelijk te maken en anderzijds dat we onbekwaam zijn om getuige te zijn van onze eigen onbekwaamheid om toegang te krijgen. In deze crux treedt Josephine op. In Kafka’s werk Josephine the Songstress or The Mouse Folk (1924) is Josephine een muis met een doorsnee stem, maar wanneer ze zingt verzamelen de muizen zich om haar heen. Mijn interpretatie hiervan is dat de muizen zich niet verzamelen om haar te horen zingen, maar om hun samenkomst rond haar te ervaren. Zo worden Josephine en haar stem een medium en uitnodiging om toeschouwer te zijn van het complexe proces van getuige zijn van alle geschiedenissen die we niet volledig kunnen benaderen. Josephine biedt als gebeurtenis en personage een structuur voor de vragen die in dit project gesteld worden rond de gedocumenteerde stem; een uitnodiging voor een samenkomst, om getuige te zijn van onze collectieve onbekwaamheid om getuige te zijn.’
Ik ben geïntrigeerd door hoe je betekenis geeft aan de opera. Met in gedachten de connotaties van het genre, de inherente aanwezigheid van muziek, het narratief en een aanzienlijke schaal van productie, is het opmerkelijk dat jouw interpretatie meer wijst naar het collectieve werkproces van een opera dan grootschalig muziektheater.
‘Enerzijds is het project “operatisch” in die zin dat het spektakel, performativiteit en ervaring behandelt, waarbij de opera al deze aspecten activeert. Ik bekijk de opera als een totaalproject, beginnend bij de samenstelling van de studiegroep. De tentoonstelling bij Witte de With overschrijft vervolgens deze eerste actie en wordt een soort fabriek waar de opera wordt samengesteld. Met deze term erken ik de arbeid en inzet van iedereen die aan dit project werkt, maar het erkent ook het werk van de auteurs en kunstenaars naar wie de opera verwijst. Anderzijds is het onmogelijk om te werken met het begrip opera zonder het instituut opera in overweging te nemen; het toont zich ook als een samenwerking tussen het project en Witte de With als drager.’
Is de opera ook een manier om institutioneel gedachtegoed te herstructureren?
‘Ons idee van spektakel staat voor mij centraal in deze vraagstelling. In het project wordt onderzocht wat het betekent om performance te vrijwaren van de eis om te performen; een vraag die centraal staat in institutioneel denken. Ik bekijk de opera niet alleen als een samenkomst van iedereen die eraan meewerkt, maar ook een samenwerking met Witte de With rond dit soort vraagstellingen. Verder zie ik de opera niet alleen als een uitvergroting van spektakel, maar ook van het moment waarop je jezelf vormgeeft als een getuige, een staatsburger, et cetera.’
Hoe zou je de presentatie bij Witte de With willen introduceren?
‘De tentoonstelling wordt gestructureerd door middel van geluid, waarbij het discursieve materiaal weergegeven wordt op een manier die nu affectief te ervaren is. Het geluid wordt in alle zes ruimtes in een dramaturgische structuur geplaatst, samen met visuele aanwijzingen en fragmenten van de partituur. In deze opstelling worden fragmenten geweven van livegeluidsregistraties van het aanwezige publiek. Een centraal element van de structuur wordt een machine die een orgelboek vertaalt naar geluid. De tentoonstellingsruimte wordt zo een levend organisme waar de ruimtes met elkaar communiceren en een verhouding ontwikkelen tussen de theoretische en narratieve aspecten, en het systeemdesign van de tentoonstelling. Een belangrijke inspiratiebron voor het gebruik van geluid en partituren is M. NourbeSe Philips gedicht Zong! (2008) dat gaat over de zaak Gregson versus Gilbert. In het gedicht benut ze uitsluitend de woorden die gebruikt werden in het document uit 1783, waarbij ze het tekstmateriaal radicaal heeft gefragmenteerd tot louter fonisch materiaal en gebruikmaakt van experimentele typografie.’
Vertaling en bemiddeling hebben een centrale functie in het project. Hoe maak je die zichtbaar in de tentoonstelling?
‘De tentoonstelling is een verhouding van verschillende ruimtelijke zones, tijden, stemmingen en gebeurtenissen die op elkaar inwerken. De uitvoering incorporeert voortdurend onderbrekingen die afhankelijk zijn van de actuele condities van de tentoonstelling. Het totaal van de tentoonstelling onderzoekt wat er gebeurt wanneer je een uitspraak doet in het hier en nu, en dit invloed heeft op een script dat geschreven werd in het verleden. In die zin zoekt de tentoonstelling ook de spanning op tussen het schrijven via de stem en de vocalisatie van het geschreven woord. Een machine vertaalt de compositie en de liveonderbrekingen naar een logica van geluid, die de structuur van voorgaande composities weer ontdoet. Deze liveherstructurering wordt vervolgens onderbroken door het geluid van een telefoon die overgaat. Wanneer de telefoon wordt beantwoord door een bezoeker, wordt de compositie overgedragen naar de hoorn van de telefoon, waar het geluid een heimelijke waarde krijgt; alleen beschikbaar voor diegene die de telefoon beantwoordt. De ontvanger kan ook kiezen een boodschap in te spreken, wat niet alleen de verdere compositie verstoort, maar ook zichtbaar wordt via geschreven tekst op led-displays. Het totaal van al deze interrupties activeert een printer die de broncode van het systeemdesign van de tentoonstelling print, samen met mijn toegevoegde opmerkingen, die de bezoekers kunnen meenemen. Het verhaal is zodoende niet alleen het theoretische werk, noch de narratieve fragmenten die het proces hebben geïnspireerd. Het verhaal in de tentoonstelling draait sterk om de manier waarop de verschillende ruimtes en de liveprocessen elkaar verstoren. Er wordt een complex organisme gecreëerd van incomplete vertalingen, gefragmenteerde kakofonische uitbarstingen van geluid, in een affectieve compositie van zones en tijden. Het is waanzin.’
The Ten Murders of Josephine
Witte de With, Rotterdam
08.09.2017 t/m 31.12.2017
Helena Julian
is curator en schrijver