Kunsthistorische noodzaak – Interview Hal Foster
Hij geldt als een van de belangrijkste kritische stemmen in de kunstkritiek van na 1980: Hal Foster, kunsthistoricus en criticus, voormalig redacteur van Artforum, Art in America en October en tegenwoordig professor aan de Princeton Universiteit. Arie Bouman sprak naar aanleiding van zijn laatste boek over de noodzaak van het bedrijven van kunstkritiek in een onrustige tijd
Zou u om te beginnen kunnen vertellen hoe u op het idee van dit boek Bad New Days kwam? De ondertitel Art, Criticism Emergency doet het voorkomen alsof er een gevoel van urgentie was en is bij de totstandkoming van dit boek.
‘In de Verenigde Staten en Europa ondergaan we voortdurend de ene na de andere noodtoestand sinds de aanslagen van 9/11. Maar in feite is deze toestand van onrust veel normaler dan we vaak denken. Het was aan de orde van de dag in veel Europese landen tijdens het interbellum. Als kunsthistoricus dacht ik na over hoe avant-gardes in de geschiedenis reageerden op deze langdurige perioden van crisis, totdat ik me realiseerde dat deze vraag werd gedreven door wat vandaag speelt. Daarom ben ik me in het boek op de huidige kunstpraktijk gaan richten.’
Uw boek geeft vier stromingen aan om tot een beter begrip te komen van de ontwikkelingen: abject, archivaal, mimetisch, precair en postkritisch. Wat was uw doel met het maken van dit historische overzicht?
‘Dit zijn geen historische stromingen maar termen die ik aandraag als een manier om ons te kunnen oriënteren op de kunst van de afgelopen decennia. Het is de periode van na de val van de Berlijnse muur waarin het neoliberalisme tot wasdom is gekomen. Mijn boek is geen historisch overzicht, ook al denk ik dat het belangrijk is om te beseffen dat verschillende denkbeelden verschillende (kunst)praktijken beheersen. Als we ons dat niet realiseren bezwijken wij op zijn best onder een statisch pluralisme en op z’n slechts onder een cynisch whateverness. We zijn op de een of andere manier postideologisch geworden en dat is een gevaarlijke ideologie op zich. Net als de notie dat we postkritisch, posthistorisch, et cetera zijn. In mijn schrijven verzet ik me hiertegen. Ik vind het lui dandyisme.’
In de eerste drie hoofdstukken (‘Abject’, ‘Archival’, ‘Mimetic’) beschrijft u kunst en kunstenaars die het doel beogen om iets zichtbaar te maken, een onderliggend werkelijkheid die ten grondslag ligt aan onze ervaring van de wereld om ons heen. Is dit de essentie van kunst, deze kracht om iets te onthullen over onze alledaagse werkelijkheid?
‘Je vraag heeft een heideggeriaanse bijklank die mij vreemd is. Betekenissen zijn niet noodzakelijkerwijs verborgen, ze liggen juist aan de oppervlakte van de dingen. Dit is de les van poststructuralisme. Kunst kan natuurlijk openbarend zijn, maar het is niet een intrinsieke kracht die kunst bezit. Het is een kracht die wij er als het ware erin ontdekken.’
In het hoofdstuk ‘Precarious’ schetst u de contouren van kunst die zich actief manifesteert binnen politieke debat. Hoe ziet u de relatie tussen kunst en politiek?
‘Nog niet zo lang geleden was het heel gewoon om kunst en politiek los van elkaar te zien, maar vandaag de dag gelooft niemand meer dat ze niet zijn verbonden. Desalniettemin is deze aandrang vaak nadelig voor de kunst, voor haar semi-autonomie. Ik word niet erg geraakt door politieke kunst en vind dat zulke informatie en vermaningen vaak makkelijker en effectiever elders te behalen zijn. Dat gezegd geloof ik wel in de politiek van kunst maken.’
Hoe kunnen we kunst die politiek gemaakt is beoordelen?
‘Ik geloof dat ik dit al ten dele heb beantwoord, dus laat ik er dit over zeggen. De hedendaagse kunstpraktijk, zoals die van Thomas Hirschhorn, zoekt een manier om zich te ontdoen van de oude tegenstelling tussen verplichting en autonomie. Ik stel dat autonomie en politiek niet tegen elkaar hoeven te worden uitgespeeld.’
Uit de citaten van Hirschhorn die u aandraagt over zijn recente project Gramsci Monument komt een tegengesteld beeld naar voren. Aan de ene kant is er een verheerlijking van armoede zoals we die kennen uit de christelijke traditie aan de andere kant stelt hij zich ten doel de zwakken van de samenleving te emanciperen en op te voeden. Gaat zijn werk in die zin over de schoonheid en eerlijkheid van armoede of juist over de noodzaak om armoede uit te bannen?
‘Er is een ethische oproep in het werk van Hirschhorn die past bij de christelijke traditie, maar dat betekent niet dat zijn werk daardoor noodzakelijker wijs belachelijk moet worden gemaakt. Ik geloof niet dat hij de zwakken in de wereld probeert te emanciperen. Het is waar dat het soms lijkt alsof hij in hun naam spreekt en dat brengt problemen met zich mee, zoals het probleem van “ideologisch rentmeesterschap”, zoals Walter Benjamin het noemde, en “de vernedering van het praten voor anderen” zoals Deleuze opmerkte. Desondanks voelt Hirschhor, mijns inziens correct aan, dat dit risico het meer dan waard is en door actief samen te werken met de gemeenschap namens wie hij spreekt, probeert hij ook dit te voorkomen.’
Zijn we in de kunst dan het grote verhaal kwijtgeraakt in de afgelopen decennia?
‘Ik leg mij hier zeker niet bij neer. Wat ik voorstel is een strikt scenario, een alternatief dat het midden houdt tussen formeel verzet en mimetische escalatie. Beide zijn serieuze praktijken voor het heden. De reden dat ik het boek beëindig “in lof van de actualiteit” is omdat ik geloof dat kunst, kunstkritiek en kunstgeschiedenis nog steeds het vermogen hebben tijd te overwinnen en zaken aan de orde stellen.’
Hal Foster, Bad New Days, Art, Criticism Emergency, New York 2015, ISBN 9781784781453x
Arie Bouman
is kunstenaar