metropolis m

Er loopt een duidelijke tendens van naamgeving door Slavernij, de tentoonstelling van het Rijksmuseum waarin voor het eerst in een nationaal museum het verhaal van de Nederlandse koloniale slavernij van 1600 tot 1900 wordt verteld. Een (inter)nationale geschiedenis, die in Nederland tot relatief kortgeleden werd verwaarloosd en zelfs ontkend, wordt hiermee eindelijk benoemd en aan het licht gebracht. De tentoonstelling begint met de Nederlandse kolonisatie van Brazilië in 1630, het begin van het Nederlandse aandeel in de trans-Atlantische slavenhandel, en eindigt met de wetten van 1860 en 1863 waarmee de slavernij op de Nederlandse Antillen en in Nederlands-Indië officieel werd afgeschaft. Van de ene historische mijlpaal naar de andere, worden we door tien persoonlijke verhalen, 250 jaar en vier continenten geleid.

De geschiedenis van de slavernij wordt vaak verteld aan de hand van abstracte figuren en concepten. Dat deze geschiedenis hier gepresenteerd wordt als een menselijk verhaal, over echte mensen met namen, gevoelens en emoties, is op een goede manier confronterend te noemen. Het voelt als een empathische en betrokken manier deze traumatische geschiedenis te representeren. De persoonlijke benadering is bijzonder krachtig in de representaties van tot slaaf gemaakte levens, juist zij die werden ontmenselijkt en ontdaan van hun namen en identiteiten. Het benoemen van deze personen voelt als een poging om menselijkheid en waardigheid terug te geven aan deze levens.

De eerste persoon die we ontmoeten is João Mina, een man van Afrikaanse afkomst die tot slaaf werd gemaakt in Fort Elmina en gedwongen werd te werken op een suikerplantage in Brazilië. Evenals bij Wally en Paulus, andere tot slaaf gemaakten die verderop in de tentoonstelling te zien is, er heel weinig bekend over het leven van João. Het enige document dat van zijn bestaan getuigt is het archiefverslag van João’s verhoor, waaruit fragmenten van zijn leven zijn gehaald. In de audiotour krijgen bezoekers fragmenten te horen van João’s verhaal, die dienen als opstapje naar meer algemene discussies . Hierdoor blijft João’s persoonlijke verhaal opvallend abstract. Bovendien gaat een groot deel van het verhaal in João’s zaal over Johan Maurits, destijds de witte Europese gouverneur van Nederlands-Brazilië: de tentoongestelde voorwerpen hebben ofwel betrekking op hem (zoals het portret van Maurits geschilderd door Pieter Nason), ofwel op de slavenhandel in Nederlands-Brazilië in het algemeen.

Dit gevoel van afwezigheid is natuurlijk niet verrassend – Aimé Césaire omschreef het kolonialisme niet voor niets als een ‘forgetting machine’. Het koloniale archief is een manifestatie van macht en hegemonie. Het zit vol met afwezigheid en uitwissing, en de realiteit is dat officiële schriftelijke verslagen van het verleden eenvoudigweg niet de menselijkheid van de tot slaaf gemaakten en onderdrukten vastleggen. Dit maakt de taak om de verhalen te vertellen van degenen die uit de geschiedenis zijn weggelaten natuurlijk buitengewoon moeilijk. Toch was het opnieuw pijnlijk om te ervaren dat deze verhalen fragmentarisch zijn en vol gaten zitten, vooral in vergelijking met die van de witte Europeanen in de tentoonstelling, die natuurlijk vollediger en rijker zijn. Hoewel ongemakkelijk, is dit gevoel waardevol vanwege de bewustwording die het teweeg brengt van de gewelddadige uitwissing van zwarte levens in geschreven verslagen uit het verleden. Het gevoel van afwezigheid spreekt tot al die mensen, culturen en tradities die verloren zijn gegaan in de koloniale geschiedenis. Hoewel het gebrek aan informatie regelmatig wordt erkend in de audiotour, vond ik dat er weinig expliciet melding werd gemaakt van deze lacunes in het koloniale archief.

De tentoonstelling probeert deze afwezigheid en uitwissing tegen te gaan maar ze blijven door de gehele tentoonstelling voelbaar, zowel in de tekstuele als in de visuele elementen van de tentoonstelling. Van de honderdveertig tentoongestelde objecten zijn er slechts twee kunstwerken waarin tot slaaf gemaakte zwarte mensen centraal staan, en zelfs deze doen relatief idyllisch aan. Daarnaast zijn er veel stereotiepe portretten te zien, waarin zwarte bedienden als secundair of in de schaduw worden afgebeeld. De afwezigheid van het gezicht en de lichamen van de tot slaaf gemaakten creëert een spanning met de eerdergenoemde wens om te benoemen, te herkennen en te herinneren. Artistieke voorstellingen van het leven op de plantages komen vaker voor maar geven doorgaans een verdacht rustig en mooi beeld van de slavernij. Bezoekers krijgen pas een idee van de echte gruweldaden in deze geschiedenis via de audiotour, waarin meer verteld wordt over de afschuwelijke details hiervan – zoals het afhakken van Wally’s hoofd, of de verkrachting van Francesa, een tot slaaf gemaakte vrouw. Wellicht onbedoeld zorgen de opnames ervoor de bevooroordeeldheid van visuele representaties uit het verleden te benadrukken. Hoewel de kunstwerken historisch accuraat zijn (schilderijen werden vaak speciaal gemaakt voor bijvoorbeeld plantage-eigenaren en rijke, witte Nederlanders), voelt de realiteit van deze geschiedenis enigszins ‘gepasteuriseerd’, om een term van Zihni Özdils op te voeren.

De bijna tastbare afwezigheid maakt plaats voor  aanwezigheid naarmate de tentoonstelling vordert in de richting van verzet en afschaffing in de laatste vijf verhalen. Hier wordt verteld over de uitzonderlijke individuen die zich verzetten tegen de slavernij of die de slavernij ontvluchtten, en die daarom goed gedocumenteerd zijn in historische bronnen. Zo ontmoeten we de nationale Indonesische held Surapati, en Tula, de bekende vrijheidsstrijder op Curaçao. Deze verhalen zijn vollediger en representeren een cruciaal perspectief in de tentoonstelling van zwarte mensen die niet alleen slachtoffer zijn maar ook individuen met keuzevrijheid, kracht en zelfbeschikking. Het is ook in de tweede helft van de tentoonstelling dat ik begreep hoe de tentoonstelling het materiële met het immateriële combineert om de verhalen aan te vullen. In het verhaal van Lohkay, dat is gebaseerd op mondeling overgeleverde verhalen en liedjes die van generatie op generatie zijn doorgegeven, begreep ik eindelijk dat geschreven verslagen en historische kunstwerken – waarin zwarte tot slaaf gemaakte mensen afwezig of secundair zijn – niet voldoende zijn om deze verhalen op een evenwichtige manier te vertellen. Het is juist de mondelinge geschiedenis die diepgang brengt en de hiaten en uitwissingen opvult, waardoor de levens van tot slaaf gemaakten vollediger aanwezig kunnen zijn in de tentoonstelling.

Er zijn momenten in de tentoonstelling waarin het overgesimplificeerde binaire idee van de tentoonstelling wordt tegengegaan, bijvoorbeeld in Dirks verhaal, dat illustreert dat sommige witte Europeanen ook bezwaar maakten en zich verzetten tegen de slavernij. Nu en dan horen we de vertellers van de audiotour de historische verhalen relateren aan hun eigen levens en identiteiten. Dit verweeft de hedendaagse stemmen met het verleden, waardoor er een nieuw elaag wordt toegevoegd aan het polyfone karakter van de tentoonstelling.

Terwijl ik naar buiten loop, vraag ik me af wat deze tentoonstelling teweeg zal brengen binnen het Rijksmuseum. Ik denk dat het belangrijk is dat dit geen geïsoleerd project is en dat het zal bijdragen aan de verankering van diversiteit en inclusie in het museum. Dat de tendens van naamgeving niet beperkt is gebleven tot de tentoonstelling wordt duidelijk uit de recente ontdekking dat het anonieme zwarte meisje op een schilderij van Simon Maris Isabella heette. Bovendien zijn 77 objecten uit de vaste collectie tot februari 2022 voorzien van aanvullende muurteksten waarin hun kolonialistische wortels worden getoond. Deze voorbeelden geven hoop dat het streven van het Rijksmuseum om nieuwe verhalen te vertellen in deze tentoonstelling niet op zichzelf staat, maar dat de tentoonstelling deel uitmaakt van een bredere transformatie. Uiteindelijk zal de tijd leren wat de betekenis van Slavernij zal zijn, zowel binnen als buiten het Rijksmuseum.

Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen

Slavernij
Rijksmuseum, Amsterdam
t/m 29.08.2021

Hannah Vollam

is schrijver

Recente artikelen