metropolis m

Scent from Heaven still from the documentary video 2023 C Hien Hoang

In de solotentoonstelling Garden of Entanglement bij Foam onderzoekt Hiền Hoàng de driehoeksverhouding tussen mens, boom en technologie. Ze duikt in rizomatische wortels, tussen schilferend schors, in stambomen en familiegeschiedenissen. Elena van den Boogerd bezoekt de poëtische tentoonstelling.

Als ik de eerste zaal van Hiền Hoàngs solotentoonstelling Garden of Entanglement in Foam binnenstap, wordt mijn aandacht naar buiten getrokken, waar een ekster door de museumtuin hopt. Het rauwe gekras van de vogel snijdt door de warme zomerlucht en echoot in de museumzaal. De bomen in de tuin wiegen zachtjes heen en weer; hun bladeren werpen een dansend schaduwspel op het gras. Het is een klein ecosysteem van geluid, beweging en verstoring, waarin elke aanwezigheid een effect heeft op de ander. In de drieledige tentoonstelling van Hoàng lijkt die logica zich voort te zetten. De multidisciplinaire kunstenaar laat zien hoe menselijke en niet-menselijke levensvormen verstrengeld raken in complexe rituelen van vergeten en vergeven.

Garden of Entanglement opent met de gelijknamige installatie waar Hoàng sinds 2024 aan werkt. Voor dit project brengt de kunstenaar, in samenwerking met een internationale groep wetenschappers, het gedrag van bomen in kaart. Hoe een boom reageert op aanraking of geluid is daarbij zowel onderzoeksvraag als poëtisch vertrekpunt: Wat zullen de bomen over ons onthouden als wij er niet meer zijn? Uit een grote sculptuur in het midden van de ruimte klinkt een krakend geluid, alsof de schilfers van het witgrijze oppervlak onder mijn ogen losbreken. Het object – dat de vorm heeft van een schildpaddenschild – is gemaakt van mycelium, het rizomatische wortelstelsel van schimmels waarmee planten en bomen ondergronds met elkaar communiceren. Over dit ‘schild’ heeft Hoàng kopersulfaat aangebracht. Door deze chemische interventie in het natuurlijke materiaal vormt zich een blauw kristal op het schilferende oppervlak. Hetzelfde reliëf komt terug op de aluminium platen aan de muur, eveneens bewerkt met onder andere kopersulfaat, waarin zich nachtelijke boslandschappen aftekenen. De installatie lijkt te kraken en ademen, vraagt om vertraging en aandacht, maar wat bomen daadwerkelijk van ons zullen onthouden blijft helaas onbeantwoord.

In de volgende zaal speelt een van de drie films uit een ander onderzoeksproject van Hoàng, Scent from Heaven (2023-doorlopend), waarin zij zich richt op één specifieke boomsoort. Wanneer de Aquilaria boom, een inheemse soort uit Zuidoost-Azië, wordt geïnfecteerd met een schimmel of door menselijk toedoen wordt verwond, ontwikkelt zich diep in de stam een bijzonder soort harsachtig hout: het ‘agarhout’. De ‘hemelse geur’ die vrijkomt bij het aansteken van het hout wordt in Hoàng’s geboorteland Vietnam al eeuwenlang gebruikt in spirituele rituelen en pijnverlichting. De boom moet lijden om de mens te helen. Scent from Heaven verbeeldt de contradicties waar Hoàng mee werkt: creatie uit destructie, schoonheid uit trauma. Het resoneert met de gedachte die antropologe Anna L. Tsing formuleerde over de matsutake-paddenstoel in The Mushroom at the End of the World (2015): sommige vormen van leven ontstaan alleen in ruïnes, aan de rafelranden.[1]

Aan weerszijden van de smalle gang hangen stills van de andere twee films uit Scent from Heaven. Waar de film in de vorige zaal bouwt op een vrij directe parallel tussen een geperforeerde boom en een gepijnigde danser – de ogen in de stam gespiegeld in het kostuum van de danser – maken deze stilstaande beelden meer indruk op mij. Zoals die van de handelaar in agarhout die op zijn knieën in een kleine kamer een gigantisch stuk hout verzorgt. Of het absurde beeld van een beschadigde Aquilaria stam die in een steriel laboratorium een CT-scanner wordt ingerold. De stam is als een onwillige patiënt vastgebonden op een witte tafel, alsof hij liever zou opstaan en ontsnappen. Op de kop van de gang hangt een stuk agarhout dat doorboord is met drie stalen pinnen. Ruikend aan de zwartgeblakerde uiteinden probeer ik de ‘hemelse geur’ te herkennen, maar ben er niet zeker van of de zweem die ik waarneem van het hout komt, of van de geurstokjes die in de ruimte zijn geplaatst.

Geur, zo schreef Tsing, is de aanwezigheid van de ander in onszelf – het omhult en verstrengelt herinnering en geschiedenis.[2] Die gedachte ontvouwt zich verder in de tweede helft van de gang, waar de geur van agarhout plaatsmaakt voor het sluimerende geheugen van een familie, als Hoàng de wortels van haar eigen stamboom traceert in Across the Ocean (2021-2024). In een klein geheugenpaleis worden de kleurrijke en gestileerde foto’s van Hoàng afgewisseld met persoonlijke documenten uit het archief van haar tante die – net als Hoàng – als jonge vrouw Vietnam naar Duitsland migreerde. Documentaire en enscenering lopen hier door elkaar. Gefascineerd door de schone schijn die haar tante voor het thuisfront ophield – ‘All is well. Across the ocean,’ schrijft ze – laat Hoàng zien dat er niets neutraals is aan herinneringen. Portretten van haar breed lachende tante hangen naast een afwijzing voor een verblijfsvergunning na ontslag. Een ander beeld toont haar poserend voor een asielzoekerscentrum, dat later zou worden aangevallen door een menigte neonazi’s. Zoals het verwondde hout pas bij verbranding zijn geur prijsgeeft, zo onthult Hoàngs tante haar littekens pas na haar dood. In de beelden, documenten en scans wordt voelbaar wat lang onzichtbaar is gebleven: hoe systemen, stereotyperingen, geschiedenissen hun sporen nalaten. De fysieke boom en de stamboom raken hier verstrengeld – beide dragen ze wonden die slechts in fragmenten te lezen zijn.

De tentoonstelling eindigt met het tweede deel van Across the Ocean. Kleurrijke collages gedrukt op golvend plexiglas worden ondersteund door Kikkoman flesjes. Noedels bungelen uit oren, eetstokjes grijpen een tong en een paar ogen ligt als garnering op een plakje sashimi. Het rimpelende oppervlak van de collages komt terug in een video, waar een performer in schijnbaar ritualistische herhalingen zich langzaam bedekt met plakkerig, geweekt rijstpapier. De referenties aan Aziatische stereotypen die Hoàng aan de kaak wil stellen zijn helder, maar de poëzie die eerder in de tentoonstelling zo trefzeker werd gesuggereerd maakt hier plaats voor expliciete gebaren: visueel aantrekkelijk, maar beduidend minder spannend. De zintuiglijke spanning wordt hier ingeruild voor een meer illustratieve kritiek. Wat eerder fluisterde, lijkt hier te willen roepen.

Ondanks deze stilistische wending blijft de tentoonstelling als geheel gelaagd en uitnodigend. Garden of Entanglement presenteert zich niet als gesloten verhaal, maar als een levend systeem: een netwerk van beelden, herinneringen en zintuiglijke indrukken. Betekenis sijpelt langzaam door – uit een barst in een sculptuur, een geur in een gang, het zwijgen van archiefmateriaal. Zoals mycelium zich ongezien ondergronds vertakt, zo groeit ook Hoàngs werk verder in wat niet direct zichtbaar of begrijpelijk is.

[1]: Anna Lowenhaupt Tsing, The Mushroom at the End of the World: On the Possibility of Life in Capitalist Ruins(Princeton en Oxford: Princeton University Press, 2015).

[2]: Tsing, The Mushroom at the End of the World, 53.

Garden of Entanglement is te zien in het kader van de achttiende Foam Paul Huf Award, die Hiền Hoàng vorig jaar in ontvangst mocht nemen. De tentoonstelling loopt tot en met 10 september 2025.

Elena van den Boogerd

is kunsthistoricus en kunstcriticus.

Gerelateerd

Recente artikelen