metropolis m

Brief aan
Beste Joost Zwagerman

Met ingang van dit nummer presenteren we een nieuwe rubriek. In Brief aan wordt een persoon uit de (inter)nationale kunstwereld gevraagd een open brief te schrijven aan een of meerdere personen, bestaand of niet, om een kwestie die hem of haar raakt aan te kaarten. We zijn blij dat Egbert Dommering de eerste brief voor zijn rekening heeft willen nemen, in polemische stijl gericht aan Joost Zwagerman.

Ik schrijf deze brief in oktober, juist als u een actie voert tegen een beslissing van de gemeente Alkmaar om het cultuurcentrum YXIE niet door te laten gaan. Die beslissing is meer dan een jaar geleden door de gemeente genomen en juridisch niet meer terug te draaien. U stookte honderden intellectuelen op om hun naam aan dit potje mosterd na de maaltijd te verbinden, omdat u hen in de waan heeft gebracht dat het zou gaan om het niet door laten gaan van een ‘Lucebertmuseum’ (zoals het vrij spoedig na uw actie in de pers werd genoemd). Als Lucebert één ding niet heeft gewild, dan was het een aan hem gewijd museum en dat was dus ook niet de wens van zijn erven.

Deze narcistische actie was niet de reden om u een brief te schrijven, maar misschien is zij toch wel illustratief voor wat ik wil gaan beweren.

De reden is het stuk in de Volkskrant van 3 oktober 2012 waarin u zich boos maakt over kunstcritici die kritisch blijven na de opening van het Stedelijk Museum te Amsterdam. In het bijzonder bevallen een aantal essays in het boek Stedelijk Collectie: Reflecties u niet, waarin deskundigen uit de nationale en internationale wereld van de hedendaagse kunst een aspect uit de collectie belichten. Ze schrijven volgens u niet duidelijk. U geeft als enige voorbeeld het slotessay van Dorothea von Hantelmann, verbonden aan de Freie Universität in Berlijn, dat over de huidige en toekomstige agenda van de beeldende kunst gaat. Nu is dat essay inderdaad niet zo helder geschreven, maar wat mij toch vooral opvalt, is dat u niet op de inhoud van dat stuk ingaat, zoals u niet ingaat op de vraag die velen van de door u gelaakte critici bezighoudt: is het Stedelijk Museum, dat het museum van de toekomst was, het museum van het verleden geworden?

U hebt het niet alleen niet over de inhoud, u vindt het zelfs schandelijk dat mevrouw Von Hantelmann in het essay het woord ‘strategie’ in de mond heeft genomen, omdat in uw woorden dan ‘de kunstenaar als zetstuk op het Strategobord’ wordt gebruikt, ‘met de ingewijde kunstscribent die het speelbord ongevraagd domineert met taal die geen taal is, maar loos jargon.’ En verder: ‘Nog altijd schijnt het schrijven over kunst gepaard te moeten gaan met een even bombastisch als onwelriekend jargon dat zelfs de meest hartstochtelijke liefhebber verslagen achterlaat.’ Tjonge, denk ik dan, ik heb het altijd bij het verkeerde eind gehad; ik sla uw Volkskrant-stukken meestal over, omdat ze voor mij het midden houden tussen anekdotisch gebabbel en quasidiepzinnigheid, geschreven in – om even in uw metafoor te blijven – zweetvoetenproza.

Nu heb ik er toch maar eens uw verzamelbundel Alles is gekleurd (2011) bij genomen. Die heeft mij als hartstochtelijke kunstliefhebber niet over de streep getrokken. Nadat u 44 bladzijden heeft vol gebabbeld over Andy Warhol, onder meer naar aanleiding van de tentoonstelling in Post CS, samengebracht in het hoofdstuk in de bundel met de meesterlijke woordspeling in de titel In het Warhola, besluit u (even de neus dicht knijpen): ‘Er blijkt niet alleen niets achter het warholeske oppervlak schuil te gaan… Het is het ultieme Niets wat Andy Warhol inmiddels lijkt te belichamen. Het raadsel is dat er geen raadsel is. Als dat geen groot en dwingend raadsel is.’ Als dat alles is wat u over Warhol heeft te beweren, dan blijft toch wel de conclusie overeind staan dat u het eigenlijk nooit over de inhoud van de hedendaagse kunst heeft.

U schrijft in die bundel ook over Damien Hirst en de door hem in het Rijksmuseum tentoongestelde diamantenschedel die veel bekijks heeft getrokken. Uw zoon van tien jaar die het met zijn klas had bekeken raakte er niet over uitgepraat. En u vindt dat geweldig, omdat ‘een elitegezelschap van kenners en specialisten bakkeleien’ of dat wel passend was in het Rijksmuseum. Kan het zijn dat Warhol u misschien bij de neus heeft gehad met dat ‘niets’, en dat zijn werk het verloren gegane besef van waarde in de vercommercialiseerde samenleving, ook in uw kunstzinnige ziel, als een spiegel zichtbaar heeft gemaakt? Hirst en Rembrandt op gelijke hoogte. Anekdotes over kunst. De totale nikserigheid. Het is maar een bombastische hypothese.

Met vriendelijke groet,

Egbert Dommering

Egbert Dommering is emeritus hoogleraar Informatierecht aan de Universiteit van Amsterdam en samen met zijn echtgenote verzamelaar van hedendaagse kunst. Zij schreven het boek Imaginair museum (2008) over hun collectie. Dommering onderhoudt een eigen kunstblog, zie: www.egbertdommering.nl

Egbert Dommering

Recente artikelen