metropolis m

Dood en verderf zijn sexy in de macabere maar gelikte videoinstallatie Songs for Dying van Korakrit Arunanondchai. Aan de hand van videobeelden van protesten in Thailand, een zwemmende onderwaterschildpad en zijn eigen stervende grootvader, verbeeld Arunanondchai het levenseinde als een bezielde oorsprong, een fenomeen vol spirituele mogelijkheden. Luuk Vulkers is onder de indruk, maar mist de aanwezigheid van het leven.

De laatste tijd denk ik veel na over het expliciet verbeelden van menselijk lijden, geweld, oorlog en de dood, zowel in de media als in de hedendaagse beeldende kunst. Wat doen dergelijke horrorbeelden precies met ons? Kunnen ze kwaad, bijvoorbeeld door ons cynisch of apathisch te maken? Of doen ze juist goed werk door ons met een realiteit te confronteren die vaak ver van ons afstaat? Het zijn vragen die ook Susan Sontag bezighielden in het laatste boek dat ze publiceerde, Regarding the Pain of Others (2003). Ze heeft geen klare antwoorden. Sontag wijst op de menselijke neiging naar ramptoerisme en voyeurisme: het leed van een ander wordt maar al te vaak als exotisch spektakel geobserveerd. Maar tegelijkertijd ziet ze wel degelijk mogelijkheden voor horrorbeelden om compassie op te wekken en daarmee ook een moreel bewustzijn aan te wakkeren. Het beeld moet echter alleen als opmaat gezien te worden: aan empathie alleen heeft niemand iets, als het niet wordt omgezet in actie.

De praktijk van Korakrit Arunanondchai (1986, Bangkok, Thailand) biedt een interessant perspectief op deze kwestie, vooral als het de omgang met dood en verderf betreft. Zijn werk bestaat hoofdzakelijk uit video’s die in meeslepende totaalinstallaties getoond worden (horror vacui is een understatement). Ze zijn misschien het best te omschrijven als beeldessays waarin Arunanondchai verschillende binaire tegenstellingen met elkaar verenigt: technologie en spiritualiteit, westerse filosofie en Thaise animistische tradities, de materiële en de metafysische (geesten)wereld, persoonlijke ervaringen en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen, leven en dood. Het komt allemaal samen in enigszins fragmentarische maar toch ook sterk verhalende cinema. Arunanondchai werkt vaak met regisseur Alex Gvojic en performer Tosh Basco (artiestennaam: boychild). Op materieel vlak is hij goed uitgerust. Er wordt gebruikgemaakt van drones, steadicams en handcamera’s op uitgebreide sets met veel aandacht voor decor, kleding en make-up. Ook gevonden beeldmateriaal, stemvervormers en opzwepende muziekcomposities worden veelvuldig ingezet. Kortom: het zijn grootschalige producties, en dat merk je. Met hun esthetische, modieuze en gelikte vertelstijl doen de films me nog het meest denken aan muziekvideoclips.

Deze vertelstijl staat in contrast met de inhoud van de werken. Arunanondchai schuwt het macabere niet. Er is expliciet lijden en een omineuze sfeer. Dit geldt zeker voor zijn twee laatste videowerken, Songs for Living (2021) en Songs for Dying (2021). Apart van elkaar zijn ze de afgelopen tijd op veel locaties getoond en als tweeluik vormden ze, met de bijbehorende sculpturale installaties, al verschillende solotentoonstellingen. Op dit moment zijn ze te zien in From Dying to Living bij Moderna Museet Stockholm.

In beide video’s is de dood alomtegenwoordig: een langzaam verbrandende vogel, lijken, een stervende grootvader, een zak met organen, een veld vol identieke grafzerken, een grot vol mensenschedels en botresten, een voiceover die vertelt over de compostering van lichaamsvlees. Interessant is dat de films van Arunanondchai geen aversie ten aanzien van de dood uitdragen, integendeel. De dood wordt behandeld als een bezielde oorsprong, een fenomeen vol spirituele mogelijkheden. In combinatie met de kenmerkende videoclip-esthetiek verwordt de dood zo niet per se tot het spektakel waar Sontag voor waarschuwde, maar wel tot iets… cools. Waar Sontag zich afvroeg hoe de verbeelding van de dood de mensheid vooruit zou kunnen helpen, lijkt Arunanondchai zich eerder af te vragen hoe de dood verbeeld kan worden op een manier die onze perceptie van het fenomeen zelf verandert.

Songs for Dying werd gemaakt tijdens de eerste corona-lockdown, toen Arunanondchai voor ongeveer een jaar in zijn geboortestad Bangkok verbleef en niet naar zijn gedeeltelijke woonplaats New York kon terugkeren. Het werk begint met een oudere vrouw, een sjamaan in een ceremonieel gewaad, die de toeschouwer maant om mee te komen. Haar stem bestaat uit een robotisch gezoem dat enkel uit de ondertitels begrepen kan worden: ‘All the ghosts are waiting to sing with you. Your consciousness is scattering, let it become light. You can be everywhere in any time. And soon be everything.’ De sjamaan leidt de toeschouwer naar een een mysterieuze rituele bijeenkomst met brandende kaarsen en dansende mensen. Voor je goed kan ontwaren wat er gaande is zie je een verstilde, oude hand op een ziekenhuisbed. Het is de hand van de grootvader die de kunstenaar grootbracht.
De meest aangrijpende scènes uit Songs for Dying betreffen die met Arunanondchais stervende grootvader.     Er is een indringende groepsmeditatie waarin hij wordt voorbereid op vredig sterven, het bewust slaken van de laatste adem. Er zijn fragmenten uit de negen dagen durende rituele uitvaart, beelden van een jongere Arunanondchai die kletsend met zijn springlevende grootvader over het strand wandelt, en van het uitstrooien van zijn as in de oceaan onder begeleiding van biddende monniken. De oceaan waar Arunanondchai zijn grootvaders as in uitstrooide ziet de kunstenaar als de ‘decompositional unifier’, de ontbindende vereniger: een soort collectieve, non-hiërarchische soep waarin we allemaal materieel samenkomen en uiteenvallen. Geesten kunnen volgens Arunanondchai de materiële wereld belichamen maar deze ook overleven, waardoor herinneringen of trauma’s voortbestaan.

In het water volgt de camera een zwemmende schildpad die we later in gewonde staat terugzien. Het suggereert een band met de grootvader, een voortbestaan van zijn geest. De schildpad brengt de kijker mee naar de zandstranden van het Zuid-Koreaanse eiland Jeju. Hier vonden in 1948 en 1949 massamoorden plaats, waarbij militairen in opdracht van de president ongeveer 30.000 burgers doodden. Het was vijftig jaar verboden om openlijk over het bloedbad te spreken. Wie het toch deed, kon worden opgesloten en gemarteld. Te zien zijn archiefbeelden van lijken in greppels, botresten die worden opgegraven. Maar ook een indringende rituele herdenkingsceremonie die de eilandbewoners ontwikkelden in de jaren dat ze niet over het bloedbad mochten praten. Huilend zet een vrouw een mes tegen haar eigen keel.

Het videowerk Songs for Dying werd oorspronkelijk voor de 13e Gwangju Biënnale in Zuid-Korea geproduceerd, wat het integreren van de geschiedenis van Jeju iets logischer maakt. En toch blijft daar iets wringen. Want deze tragische geschiedenis van onderdrukking wordt aan de toeschouwer gepresenteerd binnen een narratief waarin de dood als een soort extatische bevrijding wordt neergezet. De oorlogsmisdaden worden zo enigszins gedepolitiseerd en onderdeel van een circle of life-achtig spiritualisme.

Een gelijksoortig mechanisme treedt in werking bij de beeldfragmenten die Arunanondchai toont van de protesten die recentelijk in Thailand plaatsvonden tegen het regeringsbeleid en de greep die de monarchie op het land heeft. Wederom zijn het krachtige beelden van massa’s die een collectieve symboliek ontwikkelen. Zo werd het opsteken van drie vingers, een gebaar uit de dystopische sci-fi-filmreeks The Hunger Games, in groten getale gebruikt om een verboden sentiment uit te drukken. Maar onder deze beeldfragmenten spreekt een voiceover over een ecosysteem van bomen: ‘You told me this was from a past life when I was living as a tree in the forest. It was a time of rapid climate change. And the trees had to work together to create their own micro climate.’ Arunanondchai is gefascineerd door de samenwerkingsverbanden die bomen aangaan door te communiceren via hun wortels en de uitwisseling van chemische stoffen. Terwijl de Thaise protesten op het scherm onrustiger worden, vervolgt het verhaal over een bos vol bomen die elkaar moeten helpen: ‘Singing together provided the trees with a sense of unity and timelessness’, besluit de voiceover. Het heeft iets wrangs: samen zingen geeft deze ‘bomen’ een gevoel van harmonie – ja, dat zal, maar het gaat de problemen in Thailand niet oplossen. Die zijn juist bij uitstek verankerd in een specifieke tijd en een context van verdeeldheid. De implicatie lijkt dat we ons als druppels in dezelfde oneindige oceaan van spirituele bevrijding dienen te verzoenen met ons lot.

Het is een terugkerende kwestie bij Arunanondchai. Natuurlijk, een bos is een mooi symbool om collectiviteit te overdenken. En net als de rituele ceremonies op Jeju en de protestgebaren in Thailand kunnen ook de kunstenaars eigen ‘songs’ gezien worden als volgeladen symbolen om censuur mee te omzeilen; een poëtische taal om gestalte te geven aan ideeën die in klare taal niet beschreven mogen of kunnen worden. Maar toch lijkt Arunanondchai’s metafysische ambitie af en toe over de wereldse realiteit heen te walsen. Of in andere woorden: dood en verderf zijn nog nooit zo sexy geweest als bij Arunanondchai, maar helaas komt dood vaak onterecht en dat gegeven lijkt niet te bestaan in de kunstenaars non-hiërarchische oersoep.

Ook de video Songs for Living doet suggereren dat Arunanondchai meer thuis is in het metafysische niet-bestaan dan in de aardse realiteit. Het werk is iets ondoordringbaarder dan Songs for Dying maar spreekt gelijksoortige thema’s aan. Er zijn wederom verschillende rituele bijeenkomsten, waarvan één er veel wegheeft van een ayahuasca-ceremonie, inclusief braaksel dat over gezichten stroomt. Er is een oceaanbodem met een roestige pijpleiding die voor enige tijd door de camera gevolgd wordt. Er is een groep mysterieus verklede ‘engelen’ die op hoverboards door New York scheuren. Arunanondchai maakte dit werk in de tijd dat lockdown-maatregelen wereldwijd opgeheven werden en in dergelijke scènes geeft hij gestalte aan het gevoel van een hernieuwd soort samenzijn na isolatie. Echter mis ik de intieme verbondenheid die de scènes met Arunanondchai’s grootvader toevoegen in Songs for Dying. Het werk is hierdoor afstandelijker dan zijn voorganger.

Mijn aanvankelijke vragen over de waarde die expliciete verbeeldingen van menselijk lijden en de dood al dan niet hebben in onze hedendaagse maatschappij lijken door Arunanondchai niet eenduidig beantwoord te worden. De dood is prachtig, daarvan heeft de kunstenaar me volledig overtuigd. Tot het zover is blijft het leven echter nog ontzettend oneerlijk, en voor die realiteit is er in zijn werk helaas maar weinig ruimte. Ik denk terug aan Sontag en het horrorbeeld als opmaat naar een moreel bewustzijn: ‘Compassion is an unstable emotion, It needs to be translated into action, or it withers.’ Berusten in je kosmische lot is natuurlijk ook een actie, het is alleen de vraag of dit is wat Sontag voor ogen had.

Luuk Vulkers

is schrijver en curator

Recente artikelen