Martha Rosler Culture Class
Al meer dan twintig jaar neemt Martha Rosler het voortouw in de geëngageerde kunst. In de jaren 70, 80 en 90 deed ze dit vooral vanuit haar artistieke praktijk. Dat ze zich nu minder op kunstproductie focust betekent echter niet dat haar affiniteit met het onderwerp afgenomen is. Integendeel, zo toont haar nieuwe boek Culture Class.
Meer dan twintig jaar geleden, in 1989, maakte Martha Rosler voor de toenmalige Dia Art Foundation in New York het drieledige tentoonstellingsproject If you lived here… Het project rond dakloosheid in SoHo -dat ondertussen een canoniek is geworden, zoals onder andere aangegeven wordt door een retrospectieve rond het project die in 2010 ook Casco aandeed – is sprekend voor Roslers positie tegenover de door cultuur aangevuurde gentrification.
Rosler verweet de Dia Art Foundation deel uit te maken (of sterker, een exponent te zijn) van een algemene tendens van huurinflatie in de wijk. Dit culmineerde in haar poging om een aantal daklozen onderdak te bieden in de tentoonstellingsruimte van Dia, die door het instituut uiteindelijk juridisch omzeild werd. Met If you lived here… zette Rosler de toon voor de community art vanaf de jaren ‘90 – of toch op z’n minst voor de meer geëngageerde en kritische vormen van community art.
De laatste tijd werd Rosler steeds meer beschouwd als dé centrale figuur bij uitstek in de maatschappijkritische hedendaagse kunst. Dat leidde niet enkel tot een reenactment van If you lived here…, maar ook tot Meta-monumental Garage Sale, een terugblik op een aantal van haar tentoonstellingen in de jaren ’70 in MoMA, en tot The Martha Rosler Library, een project waarbij de boeken van de kunstenares de wereld rondreisden en voor het publiek toegankelijk werden gemaakt. Dit laatste project werd georganiseerd door het online magazine e-flux. Zelf legde Rosler zich de laatste jaren echter vooral toe op docentschappen, lezingen en dergelijke.
Van dezelfde Martha Rosler –bij wie de thema’s van If you lived here… in haar latere werk overigens wel vaker terugkeerden- is recentelijk Culture Class verschenen, opnieuw met de steun van e-flux. Culture Class een compilatie van essays geschreven tussen 2010 en 2012, met een duidelijke focus op de rol van kunstenaars en de kunstwereld in grootstedelijke, culturele gentrification. En ja, net zoals het fenomeen waarover ze schrijft zich sinds 1989 alleen maar duidelijker en duidelijker is gaan manifesteren, zo is ook Rosler’s kritiek aangescherpt.
In het eerste essay, “Take the Money and Run? Can Political and Socio-Critical “Survive”?”, vraagt ze zich af wat de positie van de kunstenaar in de hedendaagse samenleving is, en of deze positie nog wel een werkelijk kritische en politiek gechargeerde kunstproductie toestaat. Met andere woorden, ze onderzoekt “whether choosing to be an artist means aspiring to serve the rich”.
Toegegeven, dit essay is niet bepaald bescheiden van opzet; niet alleen is Roslers vraagstelling behoorlijk breed, ook is ze niet waanzinnig vernieuwend of origineel –er zijn hele boekenkasten vol geschreven over haar onderwerp van keuze. Maar toch; Rosler redt het. Meer nog, doordat ze “de positie van de kunstenaar” specifiek als een economische positie interpreteert –een positie in het spanningsveld tussen de roep van de vrije markt enerzijds en de dreigende armoede anderzijds- en doordat haar opvatting van wat kritische of politieke kunst is weloverwogen en historisch geïnformeerd is.
Het titelessay uit de bundel, is een drieledige uitwerking van de Hermeslezing die Rosler in 2010 gaf in ’s Hertogenbosch, waarin ze de rol die ‘business evangelist’ Richard Florida aan de zogenaamde creatieve klasse toekent in de (economische) ontwikkeling van steden. In het drieluik bespreekt ze hoe armere stedelijke wijken –Rosler haalt haar voorbeelden vooral uit haar eigen stad, New York- doelbewust getransformeerd worden tot woon-, werk- en consumptieterrein voor de middenklasse.
Hier biedt Rosler tegengewicht aan het te vaak gefêteerde creatieve heroplevingsmodel, dat volgens haar de reële problemen zoals armoede of slechte huisvesting niet oplost, maar hoogstens maskeert of verplaatst. Een ander leidmotief in Culture Class is het problematiseren van de ‘creatieve industrie , die ontmaskert wordt als een neoliberale fictie. Op erg overtuigende wijze ontleedt Rosler de naïve hype rond creativiteit, waarbij ze het onderscheid onderstreept tussen de coorperate creatievelingen (van mensen in de publiciteit tot vastgoedmakelaars) en kunstenaars, die vaak daadwerkelijk vertrouwd zijn met economisch precaire situaties.
Veruit het meest optimistisch gestemde stuk uit de bundel is "The Artistic Mode of Revolution: From Gentrification to Occupation". Zoals de titel doet vermoeden, schreef Rosler dit essay tijdens en naar aanleiding van het enthousiasme rond de Occupy-beweging. In tegenstelling tot de negatieve aanpak in de andere delen –die zich toch in de eerste plaats laten lezen als een kritiek op wat Rosler wereldwijd ziet gebeuren- worden er hier alternatieve mogelijkheden geboden.
"The Artistic Mode of Revolution" is een logisch vervolg op de drie "Culture Class"-essays, in die zin dat het de analyse van de gentrification overneemt als vertrekpunt. Rosler vraagt zich af hoe kunstenaars zichzelf nog een rol kunnen toebedelen in het nadenken over en werken aan de toekomst. Haar antwoord is hier lijnrecht: kunstenaars moeten de kant kiezen van de occupation, niet die van de gentrification.
Tot slot is er "Contemporary Art at Center and Periphery", waarin de globalisering van de kunstwereld central staat. Het essay gaat vooral over het succes van de internationale evenementencultuur in de kunstwereld, met de parade aan biënnales als grootste exponent. Deze laatste tekst is dan ook een verwerking van een toespraak die Rosler op de biënnale van Singapore hield, waar ze zelf ook haar werk Proposed Helsinki Garden at the Singapore Biennale presenteerde. Ook hier is volgens Rosler min of meer hetzelfde mechanisme aan het werk: kunst wordt geïnstrumentaliseerd en omgezet tot cultureel kapitaal waarvan verwacht wordt dat het ook andere vormen van kapitaal zal aantrekken.
Met Culture Class heeft Martha Rosler een aantal teksten gebundeld die samen een uitstekend beeld geven van haar denken over kunst, cultuur en gentrificatie. De essays zijn zonder uitzondering even scherp als helder geschreven. Rosler is erudiet, argumenteert vanuit concrete voorbeelden, en koppelt haar besprekingen van de actuele situatie nooit los van relevante historische ontwikkelingen – in de kunst, maar bijvoorbeeld ook met betrekking tot industrialisering en verstedelijking.
Bovendien is haar onderwerp brandend actueel. In een tijd waarin kunst benaderd wordt als brandstof voor de ontwikkeling van city branding ten koste van de eigenlijke inwoners van de steden zelf, en waarin cultuurbeleid meer en meer gestoeld is op een simplistisch en fundamenteel neoliberaal vertrouwen in de zogeheten creatieve industrie, is het enorme verrijking (en zelfs een opluchting) een kritische blik op deze ontwikkelingen toegereikt te krijgen.
En inderdaad, een dergelijk perspectief is precies wat Rosler biedt.
HIER meer info over het boekje Culture Class
Steyn Bergs
is kunsthistoricus en criticus, en werkt momenteel bij Casco – Office for Art, Design and Theory in Utrecht