10e Biënnale van Istanbul
10e Biënnale van Istanbul
Not Only Possible, But Also Necessary: Optimism in the Age of Global War
De tiende editie van de Biënnale van Istanbul heeft de titel Not Only Possible, But Also Necessary: Optimism in the Age of Global War meegekregen. Met deze indirecte verwijzing naar Empire (2000), het boek van Michael Hardt & Toni Negri, dat samen met zijn opvolger Multitude (2004) is uitgegroeid tot de bijbel van de anders-globalisten, zet curator Hou Hanru de toon voor een biënnale waarin engagement met de politieke, sociale en economische situatie in de wereld de voornaamste inzet is. Hanru’s inhoudelijke verantwoording voor de tentoonstelling leest als een politiek pamflet waarin de curator met zevenmijlslaarzen een beeld schetst van de geopolitieke verschuivingen in de afgelopen decennia en de huidige realiteit in, wat hij noemt, de new world order: ‘We leven in het tijdperk van de globalisering, een ontwikkeling die niet alleen tot economische, culturele en sociale vooruitgang in verschillende delen van de wereld heeft geleid, maar ook tot conflicten en oorlogen. Met deze realiteit voor ogen is het noodzakelijk om de discussie over modernisering en moderniteit nieuw leven in te blazen, en met activistische voorstellen te komen om de sociale vooruitgang bewerkstelligen.’ Niet alleen voor de beeldende kunst, ook voor de biënnale is hier een actieve rol weggelegd: door midden in de realiteit te staan en met creatieve interventies aan te zetten tot verandering, zowel op sociaal als op cultureel vlak, aldus Hanru. Not Only Possible… is een typische Hou Hanru tentoonstelling, een synthese van thema’s en concepten die de internationaal opererende curator eerder uitwerkte in tentoonstellingen als Cities on the Move (1997/99 in samenwerking met Hans-Ulrich Obrist), Utopia Station (Biënnale van Venetië, 2003) en meer recent in The Trans(ient) City and Global Multitude (in het kader van Luxemburg Culturele Hoofdstad 2007).
De biënnale is onderverdeeld in zes clusters: naast de ‘Special Projects’ met aandacht voor lokale initiatieven, Dream House met site-specifieke installaties en Nightcomers, een filmprogramma met vertoningen op 59 locaties in de stad, vormen drie hoofdtentoonstellingen de pijlers van het concept. Verspreid over het Europese en Aziatische deel van de stad, selecteerde Hanru drie unieke locaties die de tentoongestelde werken niet alleen architectonisch, maar door hun oorspronkelijke functie, ook symbolisch in een specifieke context plaatsen.
De eerste locatie is het monumentale, uit glas en staal opgetrokken Atatürk Kültür Merkezi, gelegen aan het Taksimplein in het westerse hart van de stad. Het AKM is een typisch voorbeeld van sociaalmodernistische architectuur en werd in het begin van de jaren zeventig gebouwd als podium voor politieke en culturele manifestaties van nationaal belang. Architectuur is sinds jaar en dag nauw verbonden geweest met politieke programma’s, aldus Hanru, en het AKM weerspiegelt Atatürks politieke ambities en utopische visie voor de moderne republiek Turkije.
De toekomst van het AKM is echter onzeker. Het gebouw wordt bedreigd met sloop en moet mogelijk plaats maken voor een sjiek businesscentrum. De plannen rondom het AKM staan niet op zichzelf. In de tentoonstelling in het gebouw, getiteld Burn it or Not? zijn werken te zien van gebouwen die eenzelfde lot beschoren zijn. Zo legde de Oostenrijkse kunstenaar Markus Krottendorfer (1976) in een serie kleurenfoto’s de teloorgang van het legendarische Hotel Rossjia in Moskou vast. Het hotel is inmiddels tegen de vlakte gegaan, waarmee wederom een herinnering aan het socialistische verleden van de stad is verdwenen. Met eenzelfde gevoel voor nostalgie fotografeerde Tomoko Yoneda (Japan, 1965) plekken in Hongarije en Estland die onder het oude politieke regiem een belangrijke ideologische betekenis hadden, zoals de ‘ideale’ communistische stad Dunaújváros (voorheen Stalinstad), of de verlaten barakken van het Russische leger in het grensgebied in Estland.
De tentoonstelling World Factory is ondergebracht in een ander modernistisch monument, het Istanbul Manifaturacilar Caşişi (IMC) in het Aziatische gedeelte. In deze betonnen versie van de traditionele bazaar brengen handelaren in meer dan honderd verschillende werkplaatsen en winkeltjes allerhande textiel aan de man. Te midden van de bijna ouderwets aandoende nijverheid zijn installaties, foto’s en video’s te zien met als centrale thema de globalisering van het liberaal kapitalisme, de expansiedrift van multinationals en de invloed hiervan op lokale economieën en de sociale infrastructuur in steden. In haar project Black Sea Files uit 2005 laat Ursula Biemann (Zwitserland, 1955) mede via interviews met bewoners zien wat de gevolgen zijn van de aanleg van een oliepijpleiding op de sociaal-maatschappelijke verhoudingen in een afgelegen dorpje in Oost-Turkije. Teddy Cruz (Guatemala, 1962) toont met landkaarten en diagrammen de impact van een bloeiende Amerikaanse economie op de Mexicaanse grensstad Tijuana, dat aan de ene kant de Amerikaanse markt van goedkope arbeidskrachten voorziet en aan de andere het industriële afval te verwerken krijgt. Cruz laat ook zien dat te midden van deze uitzichtloze situatie mensen het heft in eigen hand nemen en er initiatieven ontstaan voor een betere huisvesting.
Zowel in het AKM als in het IMC liggen de werken inhoudelijk dicht bij elkaar. In het AKM is er zelfs sprake van eenduidigheid, in die mate dat er na de zoveelste foto van een modernistisch gebouw, althans bij mij, conceptmoeheid optreedt. In de laatste tentoonstelling getiteld Entre-Polis, ondergebracht het Antrepo No.3, een grote havenloods naast het Museum voor Moderne Kunst, is het overkoepelende tentoonstellingsconcept veel minder dwingend. Hier staat de stad Istanbul en de dagelijkse realiteit in deze moderne megapool tussen Oost en West centraal. Waar de tentoonstelling in het AKM het verhaal vertelt van het failliet van het utopisch ideaal van het modernisme, en de werken in het ICM vooral wijzen op de complexe gevolgen van de globalisering van de wereldmarkt, is de presentatie in Entre-Polis over het algemeen optimistischer van toon. Istanbul is de ‘multitude’, en te midden van de chaos van verschillende culturen, industrialisering, de explosieve urbane groei en moderniseringsprocessen die zich niet van bovenaf laat plannen, manifesteert zich het unieke vermogen van mensen om zichzelf opnieuw uit te vinden, en een betere wereld te creëren. Een mooi voorbeeld hiervan is de video Tinica van de Turkse kunstenaar Fikret Atay, waarin een jongen van gevonden emmers en blikken een provisorisch drumstel bouwt en tegen de achtergrond van een troosteloze buitenwijk een drumsolo ten gehore geeft alsof zijn leven ervan afhangt.
Het merendeel van de kunstenaars die Hanru voor deze Biënnale selecteerde is afkomstig uit niet-westerse delen van de wereld. Landen, zoals China en Argentinië waar het moderniseringsproces niet zonder slag of stoot plaatsvindt, maar die tegelijkertijd de nieuwe epicentra in de wereld zijn. Ook selecteerde hij opvallend veel jonge kunstenaars, wat niet altijd het meest volwassen werk opleverde (in hoeveel talen moet je de volksliederen van de G8 lidstaten zingen om een werk over globalisering te maken?). Een ander punt van kritiek is de discrepantie tussen Hanru’s doortimmerde tentoonstellingsconcept en de dwingende didactische manier waarop dit via tekstbordjes als context bij de werken gepresenteerd wordt, en de tentoongestelde werken zelf, die over het algemeen veel poëtischer, intuïtiever en autonomer van aard waren dan het politiek engagement doortrokken concept doet voorkomen.
Christel Vesters