
Cultuurclash 7de Shanghai Biënnale

De 7e Shanghai Biënnale, die 16 september jongstleden is geopend, heeft als titel TransLocalMotion. Het verwijst naar de meest prangende problematiek van het moderne China: de migratie van bewoners van het platteland naar de steden en de hiermee gepaard gaande sociaal-culturele problemen. Vanuit Nederland nemen Jeanne van Heeswijk (Project), Mieke van der Voort (Context), Toing Ang (Project), Marianna Castillo Deball (Project), Lonnie van Brummelen & Siebren de Haan (Keynote) en Suchan Kinoshita (Context) deel.
De wens van de curatoren, Henk Slager, Julian Heynen en Zhang Qing, was om de vaste kaders van het museum te doorbreken en een brug te slaan naar de publieke ruimte zelf, de People’s Square in Shanghai. Een open, vrije onderzoekende houding stond centraal. Maar kunstenaars vragen om nog tijdens de Olympische Spelen hun licht te laten schijnen op een politiek gezien uiterst netelige kwestie in China, tentoongesteld in Shanghai’s meest conventionele museum het Shanghai Art Museum, het was misschien wel een van de moeilijkste uitgangsposities die de curatoren hadden kunnen kiezen.
Het concept van de tentoonstelling bestond uit drie onderdelen: de zogenaamde keynote-projecten, elke curator koos een kunstenaar uit die een groot deel van de tweede verdieping van het museum ter beschikking kreeg; het onderdeel ‘Project’; 25 kunstenaars die met hun werk reageren op en opereren vanuit de directe, openbare omgeving van het museum als casestudy; en ‘Context’, kunstenaars die op het thema migratie in brede zin reflecteerden.
Zo vooruitstrevend als sommige Europese projecten waren – ondanks, of juist dankzij de restricties en de censuur – zo behoudend was helaas de selectie van Chinese kunstenaars. Internationaal doorgebroken talenten als Xu Zhen, Cao Fei en Yang Fudong, maar ook de jongere, experimentele scene, ontbraken nagenoeg volledig. Dat de glimmende en alom bekende beelden van de grijnzende chinezen van Yue Minjun tot keynote project werd gekozen door curator Zhang Qing, zegt wat dat betreft genoeg. Het stond in schrijnend contrast tot de sobere en ingehouden presentatie van Lonnie van Brummelen & Siebren de Haan. Van Brummelen & De Haan ondervonden veel tegenslagen bij de uitvoering van hun project. Het werd hen verboden te filmen in China, hun visum werd zelfs tijdelijk ingetrokken. Ze maakten uiteindelijk enkele ‘illegale’ filmopnamen vanuit een boot met een kleine videocamera en besloten de camera als object tot prominent onderdeel van de installatie te maken, daarmee verwijzend naar hun filmische blik, die niet werd getolereerd.


Opbouw van de installatie, met op de voorgrond het werk ‘Monument of Sugar’ (2007)


Tiong Ang (Project) wist met zijn project op prachtige wijze een brug te slaan naar het Chinese publiek, dat zich bij de opening in drommen om het werk verzamelde. En zo waren er absoluut meer juweeltjes te zien: Mieke van der Voorts prachtige, poetische film Kial vi ne skribas min pli? A travalogue , Inci Eviners prachtige muuraquarellen en de humoristische, maar tegelijkertijd bijtende animaties van Tang Maohong. Van een vernieuwend publiek karakter van de tentoonstelling, of het openbreken van kaders, bleef in de praktijk echter weinig over. De openbare ruimte bleek al snel verboden voor kunstenaars om in te ageren. Een van de weinige, doortastende en doorgewinterde kunstenaars die daar wel in slaagde was Jeanne van Heeswijk, die ondanks een verbod toch T-shirts wist uit te delen op People’s Square. Dagen later waren deze nog steeds te terug te vinden in het straatbeeld van Shanghai.





Een werkelijk open en kritische reflectie was vanuit de selectie van Chinese kunstenaars in ieder geval niet mogelijk, overal sijpelde een overkoepelende politieke boodschap door: migratie als de weg naar vooruitgang en ontwikkeling naar een hogere economische en sociale status. Er werden wel de moeilijkheden getoond die dit meebrengt, maar échte wrijvingen, zeg maar de echte problematiek werd vakkundig weggepoetst. Jammer is dat dit een westers publiek de indruk zou geven dat de Chinese hedendaagse kunst behoudend is, of dat die vrijheid van meningsuiting in China wat betreft de beeldende kunst niet zou bestaan, wat absoluut niet het geval is. Op de Triennale van Ghuangzhou: Farewell to Post-Colonialism , bijn tegelijkertijd geopend in het van oudsher vrijere zuiden van China (want veel verder af gelegen van het politieke centrum), was veel experiment en openlijk politiek geengageerd werk te zien.
Maakt dit deze 7e Shanghai Biënnale tot een mislukking? Nee, in die zin dat het prachtige kunstprojecten heeft opgeleverd, die zich al vreemde eend in de bijt bewegen in een frontale cultuurclash. Maar het moet gezegd: de kloof tussen de idealen van de curatoren en de omstandigheden van een biënnale als staatsinstituut bleek erg groot, gevleugelde termen als artistic research en migratory aesthetics ten spijt.
Met kop en schouder de beste Chinese kunstenaar die ik tegen kwam in Shanghai was Yang Fudong, die zijn prachtige en schrijnende nieuwe film East of Que village toonde in de galerie ShangHart. Een film die een desolaat beeld bood van een eenzame nederzetting op het platteland, waarin ronddolende honden de hoofdpersoon zijn. Dichterbij het China van nu kon je in Shanghai niet komen.
Context




Andere voorbeelden uit Project




http://www.shanghaibiennale.org/
Ingrid Commandeur