Osterholt & Uitentuis, artists-in-residence Rio de Janeiro, Brazilië
Wouter Osterholt (Leiden, 1979) en Elke Uitentuis (Sneek, 1977) werken sinds 2005 samen aan projecten waarin ze de frictie tussen regelgeving en het gebruik van (openbare) ruimte onderzoeken. De projecten komen voort uit observaties van specifieke plekken en hangen samen met politiek en mentaliteit in het desbetreffende stad of land. Hun doel is een platform voor progressieve opiniepeiling te creëren waarop heersende omstandigheden, gevoelige onderwerpen en (onuitgesproken) gedachten en dromen kunnen worden geanalyseerd.
‘Als kunstenaars een residentie willen gebruiken om zich terug te trekken uit de dagelijkse routine, kunnen ze daarvoor ook op een Waddeneiland of in een hotel gaan zitten.’
De afgelopen twee jaar verdeelden ze hun tijd onder andere over de Townhouse Gallery in Caïro, Egypte en Capacete in Rio de Janeiro, Brazilië. Wat hebben de residencies hun opgeleverd?
Waarom het buitenland? Is Nederland niet interessant genoeg?
‘Omdat we vaak in een specifieke context en met de mensen daarin samenwerken, raakten we al snel verstrikt in het net van sociale kunst in pracht- en vinexwijken. Het was bijna noodzakelijk om weg te gaan uit Nederland om aan dit kader te ontsnappen en ons werk te kunnen verbreden. Waarheen maakte in eerste instantie niet zoveel uit, maar we zochten wel naar plekken met een interessante politieke context. Vanwege onze context gerichte manier van werken moeten we ter plaatse zijn. Persoonlijke contacten met mensen zijn daarbij van onschatbare waarde, omdat je zo politieke achtergronden te weten komt die je online niet vindt. In Nederland zijn we gewend dat bijna alle archieven op internet te vinden zijn, maar in Brazilië is dat slechts in beperkte mate zo.’
Hoe gingen jullie in Brazilië te werk?
‘We wilden graag naar Rio vanwege de segregatie tussen de verschillende bevolkingsgroepen in de stad. We zijn ons gaan verdiepen in de gated communities in Barra da Tijuca – het met hekken omgeven gedeelte van de stad waar de rijken wonen – en stuitten daarbij op een plan uit de jaren zeventig voor honderden ronde woontorens, waarvan uiteindelijk slechts vier torens zijn gebouwd. Twee daarvan zijn bewoond, één is ingestort en de vierde is als een soort spooktoren overgebleven. De projectontwikkelaar heeft honderden kopers opgelicht en is er met het geld vandoor gegaan. Gaandeweg kwamen we erachter dat, naast Lucio Costa, ook modernist Oscar Niemeijer bij het project betrokken was, maar dat zijn bureau uit gêne die betrokkenheid nergens noemt. Wij wilden begrijpen wat zich daar heeft afgespeeld.’
Is dat geen taak voor journalisten?
‘Jawel, en er zijn ook eerder al lokale onderzoekers geweest, maar zij kregen geen toegang. Juist doordat wij uit het buitenland kwamen en zoveel moeite deden om het vertrouwen te winnen, hebben we uiteindelijk toestemming gekregen het hele pand te documenteren. De laatste ruimte die we betraden bleek het kantoor van die verdwenen aannemer te zijn. Daar vonden we een schat aan door weer en beesten aangetast archiefmateriaal: interviews, bankafschriften, originele tekeningen van Niemeyer etc. Niemand had dat nog boven tafel gekregen. Het onderzoek had dus ook enorme nieuwswaarde.’
Jullie behandelen veel sociaal-maatschappelijke thema’s in jullie werk. Hoe zorg je dat daar iets mee gedaan wordt?
‘Door voorwaarden te creëren waarbinnen (nieuwe) sociale gebeurtenissen en verhoudingen kunnen ontstaan. Het publiek wordt in ons werk vaak betrokken bij het productieproces. We denken dat de mensen die meewerken er vaak iets aan overhouden. Ze krijgen de mogelijkheid over zaken na te denken waar ze normaal niet bij stilstaan. Er worden ook nieuwe contacten gelegd tussen participanten en het bestaande contact verandert van aard. Daarnaast vinden we het belangrijk dat anderen zien wat er elders in de wereld speelt. Daarom geven we altijd één of meer presentaties ter plaatse en vervolgens in Nederland.’
Jullie gaan vaak een tweede keer terug naar een residentieplek. Vinden jullie het niet bezwaarlijk om opnieuw fondsen aan te schrijven?
‘Nee, we maken gebruik van bestaande middelen om ons werk te realiseren. Wel is er een risico wanneer we een werk niet afronden binnen de gegeven periode. Wij geloven echter dat kunst een goed instrument is om vooronderstellingen inzichtelijk te maken en te analyseren. Omdat dit vaak tijd nodig heeft, keren we geregeld terug.
Ook is het zo dat we een residentie zeker niet als veredelde vakantie voor kunstenaars zien. Het is geweldig om de kans te krijgen op een andere plek in de wereld een werk te ontwikkelen en kennis te delen. In de gevallen dat we geld van de staat, publiek geld, ontvangen, vinden wij dan ook dat je een publieke rol moet willen vervullen.’
Heeft een residentie nog wel zin als het op routine begint te lijken?
‘Wanneer je gebruikt maakt van een residentie, zou het verplicht moeten worden om op de omgeving te reageren. Maar als je veel weg bent, kun je op een gegeven moment geen verandering meer aan en daardoor niet meer openstaan voor wat een plek te bieden heeft. Je moet daarom af en toe naar huis om op te laden. Als kunstenaars een residentie willen gebruiken om zich terug te trekken uit de dagelijkse routine, kunnen ze daarvoor ook op een Waddeneiland of in een hotel gaan zitten. Als je reeds verzadigd bent met indrukken, kun je je beurt dus beter voorbij laten gaan.’
Lise Lotte ten Voorde