metropolis m

Gustav Metzger

De kunstenaars’ kunstenaar, een voorheen onbekende kunstenaar die wordt aangedragen door collega-kunstenaars, is populairder dan ooit. Voortdurend duikt hij op in tentoonstellingen, als het onbevlekte artistieke geweten in een door commerciële motieven vervuild kunstklimaat. Is het gezag dat hem verleend wordt wel terecht?

Gustav Metzger

Waar gebeurd: een kunstenaar stelde aan een museumdirecteur voor als onderdeel van haar tentoonstelling een performance te doen die gratis toegankelijk zou moeten zijn. Dit bleek makkelijker gezegd dan gedaan. Het museum had de kaartverkoop uitbesteed aan een derde partij, aan wie zij alle ‘gratis kaartjes’ moest terugbetalen. De kosten zouden uit het budget voor de performance moeten worden betaald, wat betekende dat er als het budget op was geen gratis kaarten meer zouden kunnen worden vrijgegeven. De kunstenaar besloot een korte verklaring te schrijven voor eventuele pechvogels. De directeur was echter om de een of andere reden beledigd door het taalgebruik in de verklaring, en in plaats van gezamenlijk naar een oplossing te zoeken, besloot hij een eigen verklaring op te stellen. Hij noemde de kunstenaar ondankbaar voor het feit dat het museum ‘het risico aanging’ om met ‘levende kunstenaars’ te werken. Uiteindelijk werd de gehele woordenwisseling beëindigd en nooit publiek gemaakt.

Er schuilt iets sinisters in het feit dat de directeur beweert dat het zo moedig is om met een ‘levende kunstenaar’ te werken – zeker gezien het museum (ik noem met opzet geen naam) als taak heeft jonge kunst te verzamelen. Uitvergroot zou de uitspraak betekenen dat in de perfecte wereld van deze museumdirecteur alle kunstenaars dode kunstenaars zouden moeten zijn, de stem van de kunstenaar zou verstommen en het ‘risico’ van een patstelling zou worden vermeden. Ik overdrijf uiteraard, om aan te geven dat het geen populaire houding zou zijn, en dat er naar een oplossing moet worden gezocht.

Tenzij een directeur een gigantische persoonlijkheid heeft, valt een tentoonstelling op basis van puur subjectieve argumentatie moeilijk te verkopen, enkel omdat hij of zij iets goed vindt. Meestal wordt het belang van het tentoonstellen van een bepaalde kunstenaar aangeduid met woorden als ‘aanstormend talent’, ‘primeur’, ‘retrospectief’, om zo de positie van de kunstenaar te benoemen, en de tentoonstelling te verantwoorden. Dergelijke – vaak modieuze – maatstaven, zijn moeilijk toe te passen op kunstenaars die niet meer werken, of onvoldoende erkenning hebben gehad – tenzij ze als ‘herontdekking’ kunnen worden gezien. Daar zit ‘m de kneep.

Om herontdekt te worden, moet een kunstenaar eerst veronachtzaamd of vergeten zijn.

LEES VERDER IN: Metropolis M Nr 5-2014 Complexity
NU IN DE WINKEL, of bestel [email protected] (€9,995 incl verzenden)

Adam Kleinman

Recente artikelen