3-0 voor Boekraad
In het vorige nummer reageerden Max Bruinsma en goodwill op 10 kritische stellingen over grafische cultuur van Hugues C. Boekraad. Ontwerper Daniël van der Velden mengt zich in het debat met een pleidooi voor het informatieoverschot.
0-0!
De grafische vormgeving kent weinig critici. Dat is meteen het grootste probleem: teveel bewijsmateriaal en te weinig rechercheurs. Kijk bijvoorbeeld naar het informatieoverschot: er is nog nooit zoveel bewijsmateriaal daarvoor geweest, maar het wordt als fenomeen toch niet serieus genomen. Hugues C. Boekraad, al een jaar of twintig een van de weinigen in Nederland die structureel over ontwerpen schrijft, brengt het informatieoverschot in verband met een ‘democratisch tekort’ in de Europese cultuur. Zou het informatieoverschot zich werkelijk aan landsgrenzen houden?
Het leuke van het informatieoverschot is dat het almaar toeneemt, ook door pogingen het te beperken of te beschrijven. Stel dat Hugues C. Boekraad er een boek aan zou wijden. Dit boek zou zelf weer bijdragen aan het informatieoverschot. Het is het probleem van de vliegtickets voor de klimaatconferentie en de gereden kilometers van de milieuminister. Informatie is haar belangrijkste pretentie en doel kwijt, namelijk het informeren zelf. Informatie informeert niet meer, maar leidt af, wordt achtergrondmuziek, ruis, irritant gezoem, herrie, maar ook: een oceaan, een onafzienbare woestenij, een droom. Een recente internetstudie van Richard Rogers suggereert dat geïnformeerdheid niet of niet langer leidt tot betrokkenheid, en onwetendheid niet langer tot de wens geïnformeerd te worden.
Aan het informatieoverschot draag je ook bij door te ontwerpen. De Zwitserse school – zie typografie van luchthavens en stations – definieerde het toenmalige (jaren vijftig) informatieoverschot als ‘storende visuele diversiteit van het alledaagse’. Vertrektabellen van treinen waren onleesbaar. Formulieren ondoorgrondelijk. Busstations en vliegvelden onherkenbaar. Met slechts twee lettertypes ging men de vervuiling te lijf: Helvetica en Univers. Respectievelijk een lettertype vernoemd naar Zwitserland zelf en een letter vernoemd naar de geprojecteerde schaal van zijn toepassing. De ambities onverbloemd.
Ontwerpers werkzaam in die periode hebben de aannames van de Zwitserse of Internationale School veel serieuzer genomen dan latere navolgers, die het idioom gingen citeren zonder de achterliggende ideeën. Het viel hen op, dat Helvetica en Univers vaak opdoken in generieke omgevingen, onbepaalde omgevingen, non-places zoals ze ook heten, en deze ‘luchthaventypografie’ werd begin jaren negentig opnieuw gewaardeerd, ditmaal als een ontsnappingsmogelijkheid. Vreemd is dat wel: gewoonlijk vindt de mens ontsnapping in het exces, nu ineens in de normaliteit. Maar het gaat bij dit grafische supermodernisme om een ontsnapping door middel van het verdwijnen in de massa. Meta-anonimiteit zou je het kunnen noemen.
Daardoor is een generatie navolgers van het modernisme opgestaan – de generatie van de (late) jaren negentig – die met de uitgangspunten van die beweging weinig van doen heeft, maar er wel ongeveer zo uitziet. Om het anders te zeggen: het associatieve veld van het modernisme wordt misbruikt. Deze generatie wordt door Hugues C. Boekraad mede verantwoordelijk gesteld voor de ‘banalisering en commercialisering’ van het ontwerpen, waarin zoiets kon gebeuren als het opheffen van de afdeling Kunst & Vormgeving van KPN, de voormalige PTT, zelf opdrachtgever van een aantal van zulke ontwerpbureaus.
1-0!
Met enige overdrijving – en soms is die nodig – kun je het opheffen van kunst & vormgeving het voorlopige einde van Dutch Design noemen. De alibi’s zijn weg (marketing deed zijn intreden en maakte korte metten met artisticiteit); de pretenties zijn weg (alledaagse banaliteit is interessanter geworden dan ‘goede vormgeving’); de effecten zijn weg (weinig geconcentreerde kijkers en lezers), en tenslotte is de opdrachtgever ook weg. De ‘typisch Nederlandse’ pragmatiek blijkt zich uiteindelijk tegen de ‘typisch Nederlandse’ ontwerptraditie te hebben gekeerd. Is daarin echt zoiets als een verrechtsing, een banalisering of een democratisch tekort zichtbaar? Vooral, denk ik, de terreur van de marketing. Hoofdschuldigen zijn de lifestyle en de infrastructuur van de nieuwe economie.
Tweeëneenhalf jaar geleden kon het niet op: de hysterische advertenties van KPN Mobile uit 2000 stonden voor de ijdelheid van de newconomy yup. In design is een mengvorm ontstaan waarin commerciële en elitaire posities naast tegelijk kunnen worden bezet, waarin – op de golven van de en-en samenleving en het informatieoverschot – genoten kan worden van het ‘beste van twee werelden’. Barry de Bruin ontwierp voor Studio Dumbar (nota bene ondertekenaar van het anti-commerciële First Things First Manifesto) het logo van KPN Mobile; de website van zijn latere bureau Ping Pong werd verzorgd door mijn goede vriend Maurits de Bruijn (die ook tekende voor het ontwerp van de site van Tent. in opdracht van Felix Janssens). In één van die advertenties van KPN Mobile trad Winnie Terra als model op, initiatiefneemster van het door goodwill vormgegeven tijdschrift Catalogue. goodwill, die met het project Code Red undercover-reclame maakt voor Smirnoff, inderdaad hetzelfde Smirnoff dat met het zoete Smirnoff Ice, dat 14- en 15-jarigen aan de drank probeert te helpen, uitgaansgelegenheden als het Rotterdamse Now&Wow verovert, waarvoor 75B de posters verzorgt. 75B gaf vorm aan een catalogus voor Museum Boijmans-Van Beuningen én aan Boomerang-kaarten, waarvan die met het paasei wel de leukste was… is de Boomerang-kaart geen goed voorbeeld van banalisering plus informatieoverschot samengevat in cutting-edge design? Mevis & Van Deursen, inspiratiebron van 75B, maakt Metropolis M, maar maakte ook twee KPN-agenda’s: de eerste was een fotoboek met gebruikswaarde, de tweede een object met allerlei plastic opbergvensters in het omslag. Op basis hiervan maakte het bureau in opdracht van Droog Design nog een derde agenda voor het commerciële kledingmerk We. Wat ik maar wil zeggen, is dat culturele en commerciële posities verre van absolute tegenpolen zijn, ook al worden ze regelmatig zo gepresenteerd. In die zin blijkt Boekraads stelling dus houdbaar. Ontwerpers in Nederland zullen de medeverantwoordelijkheid voor de banalisering moeten delen.
2-0!
Klagen gaat voorbij aan oorzaken. Ik denk, dat vormgeving een blok aan het been was geworden van de bedrijfsstrategie van KPN. Het komt er op neer dat de adviseurs van Kunst & Vormgeving en hun ontwerpers bij voorbaat al ontmaskerd waren als artistieke dromers. Emotie, esthetiek, inefficiëntie, intellectuele lading en poëzie zijn geluidshinder voor wie snel binnen wil zijn, helemaal op het kleine oppervlak van een postzegel.
Het ontleden van deze situatie leidt onherroepelijk tot opdrachtformulering en verwachtingen omtrent communicatie. Deze verwachtingen zijn vaak erg cynisch. Omdat visuele communicatie het risico inhoudt, dat zij aan de gebruikers voorbij gaat – te moeilijk, niet leesbaar, of juist te eenvoudig, of niet vrolijk genoeg – moet het risico worden beperkt. Daardoor gaan opdrachtformuleringen in commerciële situaties veel verder dan een functioneel programma waar de ontwerper zelf zijn subjectieve inhoud aan toe kan voegen. Er worden uitgebreide do’s and don’ts aan toegevoegd, verwachtingen over ‘sfeer’, ’toon en stijl’ en het enige wat, zo stel ik me voor, Kunst & Vormgeving nog kon doen was bij deze verwachtingen een aansluitende ontwerper ‘van het schap’ pakken. Jong betekent DEPT., gevoelig betekent Samira Benlaloua, etc.
In de handen van communicatiemedewerkers is grafisch ontwerpen gewoon een uitvoerend instrument. Dit raakt aan de stelling van Boekraad, dat ontwerpers de aan hen toevertrouwde redactionele en communicatieve taken niet hebben uitgevoerd en dus zelf voor deze minderwaardige rol hebben gekozen. Maar het is niet zo dat ontwerpers en masse commercieel zijn gegaan of zich bewust tot verloedering hebben laten verleiden, omdat ze geen antwoord hebben kunnen formuleren op de onmacht die van hun bezigheden uitgaat.
3-0!
Dan de tekst en theorie, volgens Boekraad (en mij!) een gemis in de huidige ontwerpcultuur en een essentiële voorwaarde om verder te komen. Dat komt doordat er ook echt te weinig interessants wordt gemeld. Er is een schrikbarend gebrek aan intellectuele jurisprudentie over ontwerpen – waarmee ik bedoel het soort teksten dat het cruciale belang van design inziet, bespreekt, bekritiseert en bezingt zonder slechts te recenseren. Belangrijk is, dat de visie op ontwerpen weer explorerend en onderzoekend wordt in plaats van cynisch en reducerend.
Chris Dercon zei onlangs dat vormgeving dringend behoefte heeft aan een theoretisch kader, maar kwam zelf in zijn voorwoord bij een Benno Wissing-catalogus uit 1999 niet veel verder dan dat affiches, gezien vanaf de fiets, hem direct aan moeten spreken en dus niet te ingewikkeld mogen zijn. We hebben teksten nodig die het gevoel geven dat ontwerpen ergens voor nodig is. Lees bijvoorbeeld Roland Barthes eens over de Citroen DS, geen onbelangrijk ontwerp lijkt me, en wat een tekst! Of lees een tijdschrift als dot-dot-dot, dat begonnen vanuit een bescheiden, typografisch standpunt tot een steeds surrealistischer arena voor originele tekst over ontwerpen wordt! Er is behoefte aan zowel kritiek als lyriek.
Eigenlijk is Boekraad een sleutelfiguur hierin, want onder zijn kritische houding (hij trachtte zelfs Wim Crouwel te fileren – aan de door hem en Frederike Huygen gemaakte biografie is het te danken dat we nu weten dat Crouwel ooit een racewagen ontwierp!) gaat een lyrische obsessie met het gedrukte woord schuil.
Uiteindelijk ben ik het met hem eens.
Daniël van der Velden