Frantz Fanon, foto Leo Zeilig
Wie is Frantz Fanon?
De op Martinique geboren psychiater schreef een kleine zeventig jaar geleden enkele bijzonder invloedrijke boeken over de noodzaak zich te verzetten tegen kolonialistische machtsmechanismes op elk niveau, zowel politiek, economisch als cultureel. Uitgeverij Octavo presenteert morgen in De Balie een recente Nederlandse vertaling van zijn boek Zwarte huid, witte maskers (1952).
Het blijkt een goed moment te zijn voor het herlezen van de werken van psychiater, schrijver, Pan-Afrikaanse filosoof, revolutionair en vrijheidsstrijder Frantz Fanon (1925-1961). De afgelopen jaren gaat er veel aandacht naar zijn denken over dekolonisatie van de geest.
Fanon leidde een kort leven dat maar 36 jaren telde. Hij werd in 1925 in Fort-de-France geboren en groeide ook op in deze hoofdstad van het raciaal gemengde Martinique. Hij gaat naar Lycée Schoelcher, waar hij les krijgt van de beroemde dichter en activist Aimé Césaire. Door hem komt Fanon in aanraking met het begrip ‘négritude’, een uit Afrika afkomstige literaire en ideologische beweging waar Césaire deel van uitmaakte. In deze beweging onstond een nieuw zwart zelfbewustzijn, dat zich baseerde op de zwarte Afrikaanse wortels en cultuur. Ze ontwikkelde zich in korte tijd tot een belangrijke culturele en politieke kracht tegen de blanke onderdrukking in.
Nog op zoek naar een ideologisch kader waarbinnen hij zich verder wil ontwikkelen en gewend aan de multiraciale omgeving – blank, gemengd, creools – dient Fanon op 18-jarige leeftijd het Franse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na 1945 maakt Fanon zijn middelbare school in Martinique af en ontvangt een beurs om in Lyon medicijnen, psychiatrie en filosofie te gaan studeren. In zijn ‘moederland’ (Martinique is gekoloniseerd door Frankrijk en nog altijd niet onafhankelijk) krijgt hij te maken met de onderdrukkende blanke blik, waar hij gezien wordt als neger, een ‘Ander’.
Fanon maakt zichzelf tot het object van zijn eigen leven en zijn waarnemingen als subject worden voor het eerst beschreven in Peau noire, masques blancs in 1952, waarin hij de psychologische gevolgen van kolonisatie en onderdrukking onderzoekt, en laat zien hoe zwarte personen voortdurend duidelijk wordt gemaakt dat ze gelden als minderwaardig. Willen ze worden geaccepteerd dan zullen ze een ‘wit masker’ op moeten zetten, zich dus voegen naar de witte regels van de samenleving. Fanon beschrijft scherp en kritisch hoe vooral de Europese cultuur de hardnekkige neiging heeft zichzelf steeds weer als superieur te definiëren ten opzichte van alle andere in de wereld en daarbij ook nog eens bijzonder onverdraagzaam is, weinig beïnvloeding accepteert, en de ‘neger’ als het ware construeert als ander om zich tegen af te kunnen zetten. Waarbij Fanon overigens ook nog een bijzondere gevoeligheid voor latent aanwezig racisme in taal aan de dag legt. Een taalgebruik waarvan de zwarte persoon zich ook beter distantieert met andere woordkeuzes.
Fanon geeft aan hoe de blik te veranderen, weg te leiden van de obsessie met de ander en de eigen waardes te ontdekken: ‘Ik was verantwoordelijk voor mijn lichaam en ook voor mijn ras, voor mijn voorouders. Ik bekeek mezelf met een objectieve blik, ontdekte mijn zwartheid, mijn etnische kenmerken – en mijn oren begonnen te tuiten: kannibalisme, geestelijke achterstand, fetisjisme, raciale gebreken, slavenschepen en vooral, vooral: de goedmoedige grijns van Y a bon banania [een populair chocolade drankje].’
Fanon streeft ernaar de vervreemding van zwarten op te heffen, maar hij spreekt ook over ‘blanken die niet minder van zichzelf vervreemd zijn geraakt’. Vanuit zijn eigen ervaringen en op basis van literaire, psychoanalytische en filosofische werken roept Fanon een beeld op van een problematische relatie tussen gekleurde en witte mensen die tot op de dag van vandaag herkenbaar is.
In 1953 verhuist hij naar Algerije, waar hij de leiding krijgt over een afdeling van een psychiatrische inrichting in Blida, waar hij behandelingen van koloniale trauma’s op zich nam, ‘het door hem benoemde Noord-Afrikaanse syndroom. Tot hij in 1956 ontslag nam vanwege alle beschadigde strijders die hij de kliniek binnen zag komen door de wreedheid van de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog (1954-1962), waarna hij zich aansloot bij de Algerijnse onafhankelijkheidsbeweging, Front de Libération National (FLN).
Zijn tweede en meest gelezen boek, Las damnés de la terre (1961) (De verworpenen der aarde), laat zijn boosheid zien over de ontwrichtende werking van het kolonialisme en toont een meer strijdvaardige Fanon, die bereid is ver te gaan in het bereiken van zijn doelen. Hij schrijft het boek op zijn sterfbed waar hij na zijn ervaringen in Algerije indringend stelt dat geweld met geweld bestreden moet worden. Fanons intellectualistische geweldsverheerlijking is van invloed geweest op antikoloniale en black power vrijheidsbewegingen, een generatie van (zwarte) activisten als Che Guevara en Malcolm X, en bij studies over postkolonialisme van bijvoorbeeld James Baldwin, Angela Davis, Achille Mbembe en Edward Saïd, en in werken van hedendaagse literaire schrijvers als Teju Cole en Ta-Nehisi Coates. Ook Edward Said, James Baldwin, Angela Davis en Achille Mbembe, evenals filmmakers Isaac Julien en Steve McQueen weten zich zeer door hem geïnspireerd. Achille Mbembe gaat in Een politiek van vijandschap (2016) verder op Fanons analyse van geweld en de relatie met de huidige liberale democratie. Hij gaf een keynote over het herlezen van Fanon in de eenentwintigste eeuw aan de Franklin Humanities Institute (link).
Zijn persoonlijke beschrijving van het kolonialisme blijft van indringend belang voor het begrip van recent pas op bredere schaal erkende white privilege. Waar staan we wat dat betreft bijna zeventig jaar na de uitgave van Zwarte huid, witte maskers? Op donderdagavond 13 december in de Balie Amsterdam gaan psychiater Glenn Helberg, schrijver van Gevangen in zwart wit denken, Babah Tarawally, Patricia Pisters, Jeanne Holierhoek, vertaalster van Zwarte huid, witte maskers, en Babs Gons in op relevantie van het werk van Fanon in het debat over kleur en identiteit in onze huidige samenleving.
LEES OOK QUINSY GARIO IN ZIJN ZEER ONDERHOUDENDE BIJDRAGE ‘FRANTZ FANON IN TEHERAN’ IN HET NIEUWE NUMMER VAN METROPOLIS M NR 6-2018. METROPOLIS M KRIJGT GEEN SUBSIDIE. STEUN METROPOLIS M, NEEM EEN ABONNEMENT. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT AFSLUIT STUREN WE JE DIT NIEUWSTE NUMMER GRATIS OP. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR [email protected] (ovv nr 6)
Nadeche Remst
is kunsthistoricus en criticus