Amanda Baum & Rose Leahy
Hoe levend kunst kan zijn – biokunst en de toekomst
Met Emma van der Leest als prominente genomineerde voor de Dolf Henkes prijs (bekendmaking 7 feb) en de grote jaarlijkse expositie BAD Award expositie in MU staat biokunst momenteel volop in de belangstelling. Maar wat is dat eigenlijk: biokunst? Maarten Buser duikt in een wereld van dromers, idealisten en wereldverbeteraars.
Er staat een grote automatiek in TENT, met daarin drankjes waar bacteriën in zitten. Hoewel die door de meeste mensen vooral als ziekteverwekkers gezien worden, hebben ze ook een groot praktisch nut. De automaat, getiteld, The Microbial Vending Machine is een werk van bio-ontwerper Emma van der Leest. Een van de begeleidende teksten legt uit dat bacteriën niet alleen gebruikt kunnen worden voor energiedrankjes, maar ook om bijvoorbeeld materialen te maken voor schoenen. De combinatie van concept en presentatie intrigeert: op een dag is de weerstand tegen bacteriën misschien wel verdwenen en worden ze op grote schaal toegepast – inmiddels zo normaal geworden dat je ze gewoon even uit de muur trekt.
Biokunst is zeer geworteld in de buitenwereld; in zekere zin nog sterker dan veel andere kunststromingen en -fenomenen. De term werd gemunt in 1997 door kunstenaar Eduardo Kac, al hadden kunstenaars als Helen Chadwick toen al werk gemaakt dat je tot de stroming zou kunnen rekenen. Kac gebruikte het woord als beschrijving voor zijn performancestuk Time Capsule, waarvoor hij een chip bij zichzelf inbracht die oorspronkelijk bedoeld was om vermiste huisdieren op te kunnen sporen. Inmiddels staat de term voor het nogal ongedefinieerde snijvlak tussen kunst, design en biowetenschappen. Over welk werk je er precies toe mag rekenen kan gediscussieerd worden. Als criterium wordt vaak aangehouden dat de ontwerper of kunstenaar met levende materialen of processen moet werken, zoals bacteriën, bloed of, zoals Kac, het eigen lichaam.
Die ‘mediumeis’ is inmiddels verschoven. William Myers, een prominente theoreticus op dit gebied, schrijft bijvoorbeeld in zijn boek Bio Art (2015): ‘Bio Art is a practice that utilizes living biology as an artistic medium, or addresses the changing nature of biology’s meaning through its output. This can be achieved in a Petri dish or in a photograph’. Ook zijn verschillende gerelateerde thema’s een steeds prominentere rol gaan spelen: de omgang van de mens met de natuur en andere milieukwesties. Het verschil tussen kunst en design is bovendien vervaagd: veel (jonge) biokunstenaars denken na over hoe ze met natuurlijke materialen de wereld duurzamer kunnen maken. Vooral dat laatste is intrigerend: alsof een groene toekomst – dé toekomst misschien zelfs – er altijd al was, maar er gewoonweg de verkeerde kant opgekeken werd.
Emma van der Leest is een van die kunstenaars/ontwerpers (het verschil tussen die twee is in de biokunst niet heel groot en duidelijk – en haar nominatie voor de Dolf Henkesprijs, een prijs voor kunstenaars, is in zekere zin een gedeeltelijke annexatie door de kunstwereld). Op haar site merkt ze op: ‘Ultimately the role of the future designer is to explore how nature’s sustainable materials could become tomorrow’s consumer products’. De conceptuele laag of achtergrond van Van der Leests automatiek is vrij exemplarisch voor veel huidige biokunst: gericht op de toekomst, speculatief, maar tegelijkertijd ook praktisch van aard en met oog voor milieuvraagstukken. Bovendien is er veel begeleidende tekst. Waardoor Van der Leest echter vooral opvalt, is hoe ze het hoofdpunt – ooit wordt het massale dagelijks gebruik van duurzame organische materialen heel normaal – op heldere, invoelbare wijze presenteert.
BAD Award
In tegenstelling tot diverse andere kunststromingen – denk bijvoorbeeld aan video- of nieuwemediakunst –, wordt er vrij weinig structurele aandacht besteedt aan biokunst. Tetem en het Maker Festival organiseren dit jaar een reeks evenementen over biokunst, en zo’n vijf jaar geleden wijdde Het Nieuwe Instituut een expositie aan biodesign, overigens gecureerd door de eerder genoemde William Myers. Een van de weinig echt regelmatige initiatieven op het gebied zijn de jaarlijkse biokunstexposities van MU in Eindhoven, in samenwerking met de BAD Award (Bio Art & Design). Dat is een initiatief om dergelijke kruisbestuivingen tussen kunst, design en biowetenschappen te stimuleren. Jonge kunstenaars en ontwerpers kunnen een idee indienen dat met de biowetenschappen te maken heeft. Wie bekroond wordt, krijgt de kans om dat idee samen met een wetenschappelijke instelling te realiseren. Daar wordt bovendien een behoorlijk geldbedrag voor vrijgemaakt: voor ieder project apart €25,000 (vergelijk dat bijvoorbeeld eens met de €40.000 voor één kunstenaar van de Prix de Rome). William Myers is bovendien een van de curatoren. Deze factoren oefenen uiteraard invloed uit op de richtingen waarin biokunst zich ontwikkelt.
Ofschoon een wetenschapper zou zeggen dat één expositie een te kleine steekproef is om uitspraken over te doen, is het vanwege die invloed interessant om ReShape onder de loep te nemen. Enerzijds toont die de al eerder uiteengezette thematische context van biokunst, anderzijds laat de expositie een interessante, maar lastige ontwikkeling in dat veld zien: het hoge brainstormgehalte. Dat geldt voor twee van de drie bekroonde projecten (waarover straks meer), en voor de tentoonstelling als geheel. De Bad Award heeft gekozen voor een specifieke richting voor biokunst: cerebraal en conceptueel. Dat is alleen al opmerkelijk in vergelijking met bijvoorbeeld internetkunstenaars die steeds vaker fysieke installaties bouwen of performances houden om hun immateriële thema’s concreter te maken.
Dematerialisatie
ReShape voelt vaak aan als een overlegruimte waarin een groep wetenschappers en zakenmensen net lunchpauze heeft genomen, maar de moodboards en schetsen heeft laten liggen. Er worden reële problemen aangekaart en mogelijke – en soms vergezochte – oplossingen gepresenteerd. Bovendien wordt er volop naar de toekomst gekeken, of misschien beter gezegd: gespeculeerd of gefantaseerd. Veel van de werken doen zich voor als gedachte-experimenten. Een goed voorbeeld is Moon Ginseng van Kuang-Yi Ku, een voorstel om de inmiddels bedreigde wilde ginseng op de maan te verbouwen. Tweeëndertig maanjaren staan ongeveer gelijk aan duizend aardejaren, wat de zaken aanzienlijk zou versnellen. Het punt is alleen: wie zou zo’n plan financieren, over hoeveel jaar is de ruimtevaart zover, en zijn er dan geen heel andere prioriteiten – mensen aldaar huisvesten bijvoorbeeld?
Moon Ginseng is een van de ReShape-werken die wijzen op een opmerkelijke ontwikkeling in biokunst en -design, die doet denken aan de dematerialisatie in de conceptuele kunst: het idee is hoofdzaak, de stoffelijke verschijningsvorm schijnbaar bijzaak. In het voorwoord van Bio Art merkt Myers overigens ook iets over die dematerialisatie: ‘biodesign can also be speculative […], or may consciously reject or critique the design brief’ – oftewel, bio-ontwerpers hoeven niet per se iets te maken dat zich in ontwerpspecificaties laat vangen. Het lijkt mij dat daar de grenzen tussen, de al per definitie ontzettend hybride, biokunst en -design vervagen. Sterker nog, ik zou niet weten waarom je beide niet gewoon kunt samenvoegen tot biokunst. Immers, als je twee polen zou maken, één design noemt en die ruwweg zou definiëren als ‘moet een praktisch nut dienen’, en één kunst noemt – ‘is volslagen nutteloos, Oscar Wilde indachtig –, schommelen veel ReShape-werken ergens tussen die twee, zonder dat je echt aan kunt geven bij welke twee ze het meest zouden horen. Moon Ginseng is daar een duidelijk voorbeeld van: het is zowel oplossingsgericht als iets dat naar alle waarschijnlijkheid niet uitgevoerd gaat worden.
Presentatievormen
Natuurlijk was de conceptuele dematerialisatie een relatief begrip. Joseph Kosuths One and Three Chairs (1965) wordt als een van de sleutelwerken van dat fenomeen gezien, maar Kosuth heeft overduidelijk aandacht besteed aan hóé hij zo prikkelend mogelijk het idee kon presenteren dat de fysieke verschijningsvorm niet belangrijk is. Misschien ben je gewoon een kniesoor als je er aan hecht of een idee als Moon Ginseng daadwerkelijk uitgevoerd gaat worden. Problematischer is de niet al te prikkelende manier van presenteren: sciencefictionachtige ruimteanimaties en een video waarin een Chinese mythe wordt verteld. Erg concreet of praktisch is die presentatievorm niet, waardoor het concept al te cerebraal wordt. Dat is een euvel van meerdere ReShape-bijdrages.
Twee van de bekroonde projecten – Microbiocene: Ancient ooze to future myths (Rose Leahy en Amanda Baum) en No regrets for what you haven’t been, Be the ghost you want to see in the machine (Ani Liu) – leunen bijvoorbeeld wel heel erg op het concept. De eerste zou een voorstelling zijn van toekomstige architectuur van micro-organismen, maar oogt vooral als een abstracte sculptuur. Het onduidelijke mythologische verhaal eromheen maakt het concept nog minder tastbaar. Liu’s bijdrage is een verzameling glazen kijkdozen met kunstmatige hersenen, tablets en kabels, die weliswaar de laboratoriumsfeer van de expositie verhogen, maar waar je wel erg veel achtergrondinformatie voor nodig hebt om het kunstwerk te begrijpen. Beide projecten zijn te zeer in zichzelf gekeerd om prangende vragen op te roepen, laat staan een discussie te beginnen.
Alleen het derde bekroonde project, Horizontal Living van Yiyun Chen, wordt écht concreet – en daardoor intrigerend. Chen leefde een maand lang in een horizontale houding, in een speciaal daarvoor gebouwde ruimte, om te zien wat dat met haar lichaam zou doen. Die ruimte staat in Mu, wat het project al veel concreter maakt: je gaat je automatisch voorstellen dat je daar zelf ligt. Mede daarom spookt Horizontal Living soms nog door mijn hoofd als ik in bed series kijk op mijn laptop. Het is een van de weinige echt invoelbare toekomstscenario’s van ReShape. Waarom zou ik me in godsnaam een tuinbouw op de maan voorstellen wanneer een wereld als die van Horizontal Living veel concreter en voorstelbaarder is?
Gedachte-experimenten
Dat een goede presentatie cruciaal is voor de erg conceptuele biokunst, bewijst een van de boeiendste ReShape-bijdrages. Het Pink Chicken Project van het (Non)human (Non)sense Collective is een non-fysiek gedachte-experiment: een absurd voorstel om kippen zo genetisch te modificeren dat ze roze botten krijgen, onder het mom van een protest tegen de witte, heteroseksuele man. (Even tussendoor: geen enkele vrouw koopt ooit plofkippen?) Het voorstel wordt rijkelijk geïllustreerd met foto’s van roze kippenbotten en -eieren. Persoonlijke favoriet: de kippenpoot op een stapel patatjes; het roze bot steekt eruit – een prachtig lullige verbeelding van nutteloze genetische modificatie. Omdat het concept zo realistisch wordt gepresenteerd, als een scenario dat best nog eens werkelijkheid kan worden, wordt de centrale vraag des te prangender: welke modificaties kun je goedpraten en welke niet? Dat middel aanwenden als kunstprotest tegen het patriarchaat is moreel verwerpelijk, maar door het juist bij een gedachte-experiment te laten, kan het (Non)human (Non)sense Collective op behendige wijze spelen met de spanning tussen het idee en de verbeelding ervan. Zo’n project laat zien dat dematerialisatie evengoed mooie kansen biedt voor de biokunst, als manier om ethiekniet uit de weg te hoeven gaan.
Biokunstenaars en -ontwerpers werken ‘van oudsher’ weliswaar met heel concrete materialen en kunnen zo abstractere, grotere thema’s invoelbaar maken, maar op ReShape worden de bijdrages vaak te abstract gepresenteerd, te ver van de dagelijks realiteit, terwijl ze allemaal duidelijk bedoeld zijn om aan te zetten tot nadenken. Dat doel wordt echter vooral behaald met de concretere werken, en hopelijk gaan de BAD Award en MU zich de volgende keer sterker voor die richting inzetten. Sterker nog: concreetheid is de wenselijkste richting voor biokunst, ook buiten die twee partijen om. Het is weliswaar een prachtig idee dat kunstenaars een cruciale rol zouden kunnen spelen in het vormgeven van een betere toekomst en ze hebben de plannen daarvoor, maar met gedachte-experimenten alleen komen ze er niet.
Dolf Henkes Prijs 2019-tentoonstelling, TENT, Rotterdam, t/m 17.02.2019.
ReShape: Mutating Systems, Bodies and Perspectives, MU, Eindhoven, t/m 10.03.2019.
Maarten Buser
is dichter en kunstcriticus