metropolis m

Roos Theuws, fences & pools, 2011, Galerie Slewe Amsterdam, foto Gert Jan van Rooij

Dit jubileumjaar bezoeken we zes kunstenaars over wie in de afgelopen veertig jaar in Metropolis M is geschreven. We zijn benieuwd hoe het ze vergaat, wetend dat er vele soorten kunstenaarscarrières zijn.

Roos Theuws (1957) houdt van tournures de phrases, het draaien van de zinnen op een manier die de lading in een andere taal niet had kunnen dekken. Althans, niet met de precisie waar ze naar op zoek is. Ze is geen purist, haast ze zich te zeggen in haar Amsterdamse atelier, maar wat ze dan wel is? Iemand die resoluut niet op de gevoelige plaat wil worden vastgelegd en weigert haar kunstenaarschap tot persoonlijke gebeurtenissen te laten reduceren of eenduidig verklaren. De persoonlijkheid van de kunstenaar ligt niet alleen in de werken zelf besloten, maar ook in de samenhang en het wederzijdse contact. Met wie iemand getrouwd is, waar en hoe iemand woont is een gegeven, maar geen inherent onderdeel van de praktijk. Die wordt juist aangereikt door aspecten in het werk zelf waar ze regelmatig zelf door wordt verrast. Wat al werkende ontstaat, heeft niet direct te maken met leefomstandigheden, maar vindt intern plaats. Geen reproductie of representatie, maar productie en creatie van een nieuwe werkelijkheid.

                Haar notie van wat het kunstenaarschap behelst is intiem verwikkeld met het vermogen als kunstenaar een relatie te kunnen leggen tussen twee dingen die er tot dat moment nog niet was. Vanuit dat bewustzijn ontstaat een nieuwe verbintenis tussen elementen, omdat ze op dat moment anders worden waargenomen. Intellectuele empathie, voelen dat de vork op een bepaalde manier in de steel zit en dat dan ook zo blijkt te zijn is een opwindende ervaring. Het is op de fiets aan iemand denken en vijf minuten later onverwachts naar die persoon kunnen zwaaien. Maar misschien is dat iets te sentimenteel. Ik zit immers naast iemand die daar zelfverklaard allergisch voor is. Dat neemt overigens niet weg dat ze zeer ontvankelijk is voor het in vele opzichten superieure gevoel, in haar werk en daarbuiten. Een veel beter voorbeeld is de Perzische geleerde Abu Ali al-Hasan ibn al-Haytham die de manier waarop een menselijk oog werkt theoretiseerde door intellectuele eliminatie en globaal gelijk bleek te hebben. In de installatie Kitab al Manazir (2014) fluistert een mannenstem vanuit een audioshower in het Arabisch de tekst van het boek in de richting van de toeschouwer. Ik kan het niet verstaan, maar dat betekent niet dat het geen effect heeft. De Franse filosoof Blaise Pascal schreef het al in Gedachten: het hart heeft zijn redenen die het verstand niet verstaat, wat niet betekent dat de twee niet met elkaar corresponderen.

[blockquote]‘Het woord dichter is interessant, omdat je in poëzie letterlijk dichter bij de bron van de dingen komt, in een mystieke vorm. De werkelijke betekenis van mystiek is helemaal niet verhullend, maar juist dat je heel dicht bij de kern komt’

Roos Theuws, mirror noir, 2016 videoprojectie op plexiglas

                Haar afkeer van representatie als betekenisgever is bijna net zo diep ingebakken als het verlangen naar verbintenis. In het vroege werk weigerde ze zich al tot de gerepresenteerde werkelijkheid te verhouden en legde ze aan Rob Perrée in een interview voor De Groene Amsterdammer uit dat abstractie zoals men die omschreef er helemaal geen is en al helemaal niet in het kader van haar werk: ‘Op een televisiescherm is alles abstract. Mensen denken dat ze Lubbers zien, maar ze zien Lubbers helemaal niet. In feite zien ze een aantal lijnen die een bepaalde samenstelling hebben, bepaalde intensiteiten van donker en licht, dik en dun. Wat jij abstract noemt zijn beelden die je niet meer herkent. Mijn beelden zijn abstract, omdat ze sequentieel zijn.’

We kijken naar Horsesmith (1998). Twee monitoren hangen naast elkaar en tonen de ritmische en tikkende bewegingen van een hoefsmid die een paard beslaat. Tussen de extreem snelle montages van frames zijn paarse bloemen en spierwitte beelden gemonteerd. We zien twee variaties op hetzelfde thema, twee verschillende montages van hetzelfde materiaal die elkaar af en toe spiegelen en eindigen met dezelfde sequentie. Theuws opent een tweede tijdlijn. De verschillen tussen de twee worden vergelijkbaar door de fysieke en temporale nabijheid van de beelden en maken een andere waarneming mogelijk waarin de tijd stil lijkt te staan. Het gaat niet over de referentialiteit van het beeld, de hoefsmid, maar over het sublieme moment waarop de twee montages samenkomen. Als tijd zich simultaan afspeelt ontstaat er een andere perceptie. ‘Iets wat exact gelijk in tijd is werkt als een bezwering van het afwikkelen van de lineaire tijd. Dat zijn mechanismes die we als mensen allemaal in ons willen hebben, omdat als we de tijd stil kunnen zetten we niet dichter bij onze dood komen. Er vindt even geen ontwikkeling in de tijd plaats.’

De behoefte een bezwering te formuleren is indicatief voor de spiritualiteit van haar werk die aan de oppervlakte verkeert. In eerdere interviews wordt vaak tussen neus en lippen door vermeld dat Theuws uit een katholiek milieu komt. Haar verlangen naar spiritualiteit voegt zich, zoals bij veel van haar leeftijdsgenoten, niet meer naar de regels van een instituut, maar is eerder te zien in lijn met de oorspronkelijke betekenis van het woord religere: het opnieuw met elkaar verbinden op een manier die het gecorrumpeerde instituut omzeilt. Ze zoekt haar heil in andere uitingen van spiritualiteit, van de bergen tot poëzie. Voor de verandering is de Nederlandse taal wel toereikend. ‘Het woord dichter is interessant, omdat je in poëzie letterlijk dichter bij de bron van de dingen komt, in een mystieke vorm. De werkelijke betekenis van mystiek is helemaal niet verhullend, maar juist dat je heel dicht bij de kern komt.’ Ze verwijst hierbij ook naar de hedendaagse ideeën over de kwantumtheorie en nanodeeltjes.

Roos Theuws, fences & pools, 2011, Galerie Slewe Amsterdam, foto Gert Jan van Rooij

Roos Theuws, convolution kernel 4_ two movements, 2007 videostill

Het werk Convolution Kernel 4 (2007) is op twee bewegingen gebaseerd. Op een koude dag in Zweden filmde Theuws een besneeuwd landschap, op zoek naar de meerstemmigheid van de kleur wit in sneeuw. Voor de zekerheid maakte ze twee korte takes, als tweelingen met een kleine minuut speling in het leven geroepen. Eenmaal thuis en extreem vertraagd afgespeeld bleken de twee heel andere kleuren en vormen te bevatten. Het was koud, misschien bibberde haar hand en maakte de gevoelige apparatuur een fysieke registratie van haar manuele fluctuaties. Hoe dan ook, tussen beeld a en beeld b werd er door de computer op geheel eigen wijze een nieuw beeld opgebouwd uit alle tussenfases. Deze manier van omgang met de technologie verwijst naar de theorie van filosoof Vilém Flusser. Voor Flusser zijn technische beelden een mogelijk antwoord op een uit elkaar vallend en absurd universum: ‘Technische beelden zijn uitdrukking van de poging om de partikels om ons heen en in ons bewustzijn tot oppervlakken bijeen te garen, de gapende intervallen op te vullen (…).’ ‘Inbeelden’ is dan de vaardigheid ‘om uit het universum dat door abstractie in partikels is vervallen, terug te stappen in het concrete’. Dat kan alleen maar gebeuren door apparaten.

Het langzaam verstrijken van de tijd en het veranderen van het licht staan centraal in de installatie The Same Sun (2016) die op twee iMacs de opname vooruit en achteruit afspelen. Eenmalig versnelde beelden tonen de toeschouwer het draaien van de aarde en haar tegenpool waardoor ze elkaar uiteindelijk ergens kortstondig ontmoeten. Het is bedrieglijk simpel en magisch mooi tegelijkertijd. Theuws is daar niet wars van. ‘De esthetiek van het beeld vormt de verleiding. De betovering die kan ontstaan in de heel precieze gradatie van licht en kleurwaardes is een deur naar meer en ook hard nodig, omdat mijn werk geen intellectuele exercitie is.’ De eigen geleefde tijd wordt zichtbaar en verbonden met universele tijd. In dit werk ligt misschien wel de kern van haar kunstenaarschap. Licht en tijd, maar ook het belang van de blik die zich door confrontatie genoodzaakt voelt inwaarts te keren.

Terug naar de dingen die doen wat ze doen omdat ze zijn wat ze zijn. ‘De apparaten waar we mee werken zijn veel bepalender dan we denken. We hebben het idee dat wij degenen zijn die de foto maken, maar het toestel en de lens kan alleen maar de foto maken waar het voor gemaakt is. Niet wat in het technische beeld getoond wordt, maar het technische beeld zelf is waar het om gaat. Het medium creëert een conditie die we niet kunnen aansturen en waar we geen invloed op hebben. Fotografie is een natuurkundig fenomeen, maar werd pas als “uitgevonden” beschouwd op het moment dat er chemicaliën ontdekt werden die het moment konden fixeren op lichtgevoelig papier.’ Theuws ziet de foto niet als een afbeelding van de bestaande werkelijkheid, maar als object. Hoogglans papier dat als een object de omgeving reflecteert plaatst zich tussen de kijker en de lens in. De reflectie neemt de plek van de foto over en geeft kennis van de plek. Bij herhaling zijn meerdere geografische posities zichtbaar in één foto en wordt daarmee de positie van fotografie als eenmalige waarneming van de werkelijkheid ontkent. I (foto van een beeldbuis, 1985/2019), levensgroot geprint, toont de exacte maat van het afgebeelde object op de foto. Het onderstreept de objectmatigheid van de foto en bevraagt ook het vermogen van de lens om te vergroten of verkleinen. De waarheid van het beeld ligt nooit in het opgenomen beeld.

Je hoort het wel vaker: wie een kunstwerk hermetisch of afstandelijk noemt heeft de ogen in de achterzak zitten. Theuws maakt complexe werken, qua vorm en qua thema dat ze aankaart. Maar complex is geen synoniem voor hermetisch. Mensen zeggen wel eens dat ze l’art pour l’art maakt. Als dat kunst betekent die zich niet bezighoudt met een onderwerp of een maatschappijkritisch standpunt inneemt, dan is dat ook zo. Dit betekent niet dat Theuws weinig geëngageerd in het leven staat, het is maar welke functie in welke tijd aan kunstenaars wordt opgehangen. Als kind kwam ze in aanraking met een kleine afbeelding van een schilderij van Bram van Velde, een abstracte schilder. Ze kende het werk van Rembrandt en Vincent van Gogh, het figuratieve en de representatie van de werkelijkheid en wist tot die dag nog niet dat iets anders ook kunst kon zijn. Een openbaring, voor iedereen zichtbaar, maar niet voor iedereen toegankelijk.

DIT ARTIKEL IS GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M NR 2-2019 – MAGISCH REALISME & VENICE BIENNALE 2019 GUIDE. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT AFSLUIT STUREN WE JE HET LAATSTE NUMMER GRATIS OP. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR [email protected]

Alix de Massiac

is redacteur bij Metropolis M en maakt podcasts

Recente artikelen