40 jaar Metropolis M – Nan Groot Antink
In het kader van de jubileumreeks gewijd aan kunstenaars die afgelopen veertig jaar in Metropolis M zijn besproken een bezoek aan Nan Groot Antink (1954) in haar studio in Eindhoven. Over Groot Antink en haar werk bestaan meerdere misverstanden. Goed om een en ander recht te zetten.
Haar atelier en woning zijn bijzonder, en bijzonder mooi. Hoog, licht, opvallend leeg. Nan Groot Antink (1954) houdt niet van veel spullen, maar als ze iets aantreft wat binnen haar spaarzame interieur past maakt ze er graag plek voor in haar hoofd. Na een bezoek in Frankrijk aan mijn plotsklaps broze grootvader weet ik maar al te goed hoe het anders kan. Schouderophalend wordt zijn accumulatie van spullen met de mantel der leeftijd bedekt. Niet bij huize Groot Antink. Voorzichtig delibereert ze welke kast, theepot of boek haar vertrekken mogen betreden. Deze analytische en esthetische zorgvuldigheid typeert haar praktijk en persoonlijkheid, evenals de bereidwilligheid even vreselijk ongelukkig te zijn als ze ergens haar vinger ‘niet achter krijgt’. Met ‘ergens’ wordt een locatie bedoeld waar de essentie van dat gevoel of ding te vinden is. Een mysterieus gebied waarvan geen plattegrond of handleiding bestaat, dat zich constant aan de horizon profileert zonder het echt in handen te kunenn krijgen.
Over Groot Antink en haar werk bestaan het misverstand dat zij een kunstenaar is die met textiel werkt, een textielkunstenaar. Maar zij is een schilder die net als alle andere schilders op doek werkt, of het nu opgespannen wordt of niet. Het is een van de redenen dat ze heeft geaarzeld voor ze in 2016 een samenwerking met het TextielMuseum in Tilburg aanging. Ze deed het toch. Wat resulteerde in werk dat bestaat uit zeven lange banen stof die in het TextielLab geweven is en geverfd met plantaardige verf. Werken met natuurlijke verfstoffen bleek een arbeidsintensieve en tijdrovende bezigheid: verzamelen, drogen, prepareren, bewerken. Het doet me denken aan de benadering van een herman de vries of Andy Goldsworthy die op zoek naar kastanjebladeren ‒ zo stel ik me dat voor ‒ hummend over heel de wereld bossen afstruinen. Hoewel geïnteresseerd in natuurlijke processen is Groot Antink geen sjamaan die ons waarschuwt voor ecologische rampspoed of een luddiet waarbij elke technologische vernieuwing er een te veel is. Planten geven haar schilderspalet de nuancering en diepte die verfpigmenten uit de winkel bij lange na niet halen zijn. En kleur is voor Groot Antink alles: een weldaad.
Ze zou willen dat iedereen zo naar kunst kon kijken zoals zij als acht, negenjarige op een krukje in het Van Abbemuseum in Eindhoven naar het schilderij Die Macht der Musik (1918) van Oskar Kokoschka keek. Ze was gebiologeerd en besloot ter plekke dat effect later zelf te willen bewerkstelligen. Maar na een opleiding aan de TeHaTex in Tilburg en de Jan van Eyck Academie in Maastricht wist Groot Antink niet wat haar medium precies moest worden. In die tijd heeft ze het hele kunstenspectrum door haar handen laten gaan zonder resultaat. Een lange reis door China, het land waar ze al lang een fascinatie voor koesterde, moest uitsluitsel brengen over het vervolg van haar praktijk. Uiteraard zijn er daar en toen geen sluitende antwoorden gegenereerd. Weer hier moest ze van zichzelf vijf jaar werken voordat ze wat mocht tonen. Terug naar de basis betekent voor haar monochromen, geverfd met louter natuurlijke verfstoffen zodat de planten zich konden manifesteren en de kleuren zich openbaren. Als een doorgeefluik van de wereld om haar heen, al is in de loop der jaren dat luik van wat flexibeler hout geworden. Een kunstenaarsgesprek in De Pont deed haar beseffen hoezeer ze haar eigen piketpaaltjes had uitgezet: tot hier en niet verder. Nergens voor nodig. Monochromen werden lijnenspel, het platte vlak zocht de driedimensionaliteit op. Een constante: Groot Antink staat erop dat al haar werk wordt gemaakt en getoond in natuurlijk licht.
In Venetië verzekerde een verkoper haar enkel natuurlijke pigmenten te verkopen. Ze geloofde er niets van, kocht ze toch en maakte er als hommage aan de Renaissance schilderkunst een Venetiaanse serie (1995-1996) van op 64 eikenhouten paneeltjes met gipsgrond en eitempera. De volgorde werd willekeurig bepaald, en zo ontstond er een toevallige assemblage waarbij de specificiteit van elke kleur alsnog werd gewaarborgd. Ze is trouw gebleven aan Venetië. Elk jaar brengt ze daar samen met haar partner enkele weken door.
Met een werkbeurs reisde ze begin 2002 naar Japan. In Kyoto liet ze haar kleding achter en propte ze de koffer vol met natuurlijke verfstoffen, ditmaal wél echt. Eenmaal thuis las ze het werk van de Amerikaanse antropoloog Liza Dalby over geisha’s en nam ze de lijst kleurencombinaties van de Ogasawara Schoolvoor Etiquette als uitgangspunt voor twaalf monochrome tweeluiken, de Kyoto serie (2003). Eén voor elke maand, met kleuren waarvan je de namen niet kent maar die je eenmaal gelezen wel voor je kunt zien. ‘Uitspruitend groen’ bijvoorbeeld; de kleur van treurwilgen die net uitkomen; de kleur tussen geel en lichtgroen in die je maar één week in het jaar kunt zien. Een ander werk herneemt de Japanse traditie een kleurencombinatie te benoemen. Zes transparante kleuren vormen in Bloeiende Iris (2005) een poëtisch geheel. Wat verwijst naar wat? Het minste gevaar bij kunstenaars die hun blik op ervaringen in het buitenland baseren is exotisme. Maar in gesprek met Japanse kunstenaars in Nederland ontdekte Groot Antink dat haar manier van kijken naar kleur weinig tot niets te maken heeft met de Japanse conceptualisering ervan. Wat rest is haar rauwe gevoeligheid, gegoten in een analytisch jasje met ruimte voor de onvoorspelbaarheid die gepaard gaat met het gebruik van planten.
Als Groot Antink terugblikt is ze zeker te spreken over haar eigen werk. Niet uit misplaatste arrogantie, maar vanuit de overtuiging dat ze trouw is gebleven aan haar visie. Toch heeft ze niet meer de energie die ze als veertigjarige had. Als ze zich tussen twee projecten in opsluit in haar atelier is het lastig om te beginnen. Het verschil met in beslag genomen worden door een aanjager of dat zelf op gang te moeten brengen is groot en niet te weten hoe het verder gaat maakt alles net zo moeilijk als het ooit voor haar, aan het begin van haar carrière was. Het eeuwige wachten op het kwartje wat bij kunstminnend Nederland zou moeten vallen gaat op den duur ook vervelen en de dood die zich middels haar omgeving manifesteert jaagt ook schrik aan. Groot Antink houdt niet van accumulatie en soms boezemt de hoeveelheid werken haar angst in. Los van het financiële verhaal ‒ van de verkoop kan geen kunstenaar in Nederland leven ‒ zit ze ook met de vraag of het maken van nog een nieuw werk wel zo urgent is. Wie op te zadelen met het opgespaarde bezit? Kinderen vormen voor de hand liggende erfgenamen, maar die heeft ze niet en het is maar de vraag in hoeverre ze terecht zo vaak zo worden gezien.
Wat Groot Antink zich afvraagt komt volgens mij voort uit universele angsten die zich ongehinderd door leeftijd, status of kunnen in ieder van ons schuil houden. Groot Antink zegt in dat opzicht laconieker te zijn geworden. Ze gaat niet alleen soepeler met haar eigen werk om, maar ziet ook de betrekkelijkheid van kritiek beter in. Een uitnodiging van Lidewij Edelkoort om in 2011 een installatie te maken doorbrak haar mediumspecificiteit. Het was de eerste vrijheid die ze zichzelf permitteerde. Het combineren en installeren van verschillende objecten beviel en leidde tot een nieuwe fase waarin ze werken uit haar hele praktijk vermengt. Het is een probeersel benadrukt ze. Graven in het eigen werk, een transhistorische blik formuleren. Meerdere werken vallen samen tot één groot werk en vormen een geanimeerd amalgaam. De kern vinden kan ook door middel van vermenigvuldiging: ook dat is het voordeel van ouder worden.
Alix de Massiac
is schrijver
Alix de Massiac
is redacteur bij Metropolis M en maakt podcasts