Installatie Crimson Venice Architecture Biennale 2018, foto courtesy Crimson
Een stad van komen en gaan – hoe migratie altijd van invloed is geweest op stedelijke ontwikkeling
In hun nieuwste boek onderzoekt Crimson de invloed van migratie op stedelijke ontwikkeling aan de hand van zes cases in respectievelijk Londen, Prato, Berlijn, Amsterdam, Aarhus en Wenen.
In het boek A City of Comings and Goings wordt de ruimtelijke ontwikkeling van steden door een migratiebril bekeken: de komst van nieuwkomers is altijd van invloed geweest op de stad en zal dat ook in de toekomst blijven doen. Michelle Provoost en Wouter Vanstiphout van onderzoeksbureau Crimson pleiten er in hun inleidende essay voor om de opeenvolgende golven van migratie niet telkens als een crisis te benaderen, maar als een gegeven waar een stad op in kan spelen.
Crimson vat het begrip migratie breed op. Het gaat de architectuurhistorici niet alleen om de komst van mensen uit Afrika en het Midden-Oosten die het actuele debat bepaalt, maar ook om de grote groepen internationale studenten, hoog opgeleide en creatieve migranten, tijdelijke arbeidsmigranten uit EU-landen, expats en toeristen waarmee steden te maken krijgen. Deze groepen zijn onderhevig aan zeer verschillende regels, regelingen, opvattingen, onderzoek en politieke opinies. Maar door uit te zoomen en al die verschillend gemotiveerde bewegingen samen te overzien ontstaat een ander beeld, een beeld van zowel crisis als mogelijkheden. Het toont zich vooral een niet meer te stoppen gegeven. Steden als Amsterdam en Londen kennen een groeiende groep expats, die vaak een relatief korte periode in de stad wonen en veel te besteden hebben. Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich de vluchtelingen, waarvan de huisvesting in steden met een sterk krimpend bestand van sociale woningen tot spanningen leidt.
Een opvallende observatie van de auteurs is dat Parijs, Londen, Berlijn, Rome en Wenen steeds meer op elkaar zijn gaan lijken. De historische centra en omliggende hippe wijken van deze Europese steden zijn door snelle vlieg- en treinverbindingen moeiteloos te bereiken, winkels en hotels zijn er van vergelijkbare kwaliteit en overal kan met dezelfde valuta worden betaald. Toeristen worden er soepel naar prachtige musea en unieke eetadresjes geleid. Anderzijds kennen deze steden buitenwijken die vaak achter barrières van spoor- en ringwegen liggen, waar de afgedwaalde toerist opeens een heel andere wereld ontmoet. Hier niet de bekende brandstores, maar Poolse of Arabische teksten op winkelruiten. Hier geen smaakvol natuurstenenplaveisel, maar een verwaarloosde buitenruimte. Net als de internationale ‘mobile tribe of citizens’ in het centrum van de stad, zijn de bewoners van deze straten verbonden met inwoners van buitenwijken in vergelijkbare steden: Amsterdammers met Marokkaanse roots bezoeken hun neven in de banlieues van Parijs. Zo bestaan er twee stedelijke netwerken die op een internationale schaal opereren, maar lokaal grotendeels langs elkaar heen leven, met vergaande segregatie en wederzijds wantrouwen tot gevolg. Provoost en Vanstiphout spreken zelfs van een crisis van de Europese stad, als het gaat om de manier waarop steden op dit moment omgaan met het vraagstuk migratie.
In zes essays zoomt City of Comings and Goings in op Londen, Prato, Berlijn, Amsterdam, Aarhus en Wenen. De verschillende onderzoekers laten in hun bijdragen aan het boek zien hoe migratie een fundamenteel onderdeel is van de geschiedenis van deze steden. De stad Amsterdam maakte bijvoorbeeld een flinke groeispurt door aan het begin van de zeventiende eeuw als gevolg van de komst van grote groepen nieuwkomers, voornamelijk arme arbeiders uit omliggende streken, maar ook geschoolde ambachtslieden die de groeiende elite van de stad van luxe en comfort voorzagen. Steden als Amsterdam, Berlijn en Londen waren daarnaast toevluchtsoorden voor vervolgde Joden uit Spanje, Portugal en Oost-Europa en Hugenoten uit Frankrijk. In Wenen waren het rond 1900 vermogende Joodse families die een deel van de karakteristieke statige appartementencomplexen aan de Ringstrasse, een moderne boulevard op de plek van de oude verdedigingswerken, financierden. Bouwvakkers uit Tsjechië voerden de werkzaamheden uit. Wenen groeide rond die periode van een kleine half miljoen, naar ruim twee miljoen inwoners. In Berlijn kreeg de wijk Kreuzberg in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw een heel eigen karakter door de samenkomst van alternatieve jongeren en Turkse arbeidsmigranten en hun nakomelingen. En de laatste decennia drukken Chinese immigranten een steeds groter stempel op de Italiaanse textielstad Prato. Al die verschillende geschiedenissen, met hun verschillende invalshoeken en vraagstukken, hebben een rijk boek opgeleverd.
De architectuurhistorici van Crimson hebben zich vanuit historisch onderzoek altijd ook met de actuele ontwerppraktijk willen bemoeien. Vanuit de overtuiging dat architectuur en stedenbouw de stad kunnen helpen de dynamiek van migratie op te vangen, sluiten Provoost en Vanstiphout hun inleiding dan ook af met een zestal aanbevelingen. Het is volgens hen bijvoorbeeld belangrijk om te zorgen voor een grote hoeveelheid goedkope ruimte om te wonen en te werken, zodat sociale spanningen en vastgoedspeculatie worden vermeden. Een andere aanbeveling is om te zorgen voor een robuuste en mooie architectuur, in plaats van tijdelijke noodoplossingen. Mensen zullen immers naar de stad blijven trekken en het klinkt kinderlijk eenvoudig, maar schoonheid zorgt voor duurzaamheid, veerkracht én trots, die de inwoners van de stad kunnen delen. Het komt er uiteindelijk op neer dat Crimson de overheid oproept om weer meer de leiding te nemen in de vormgeving en organisatie van de stad. Alleen publieke planning kan ervoor zorgen dat de stad samenhang en veerkracht verkrijgt en behoudt, waarmee segregatie wordt tegen gegaan en spanningen voorkomen. Het is een hoopvolle boodschap, die niet zo vanzelfsprekend is als je graag zou willen.
Crimson Historians & Urbanists, A City of Comings and Goings, nai010, 2019, ISBN 978-94-6208-493-3
Lotte Haagsma